Teveel hooi op de vork maakt keuzes in ruimtelijke sector noodzakelijk
2 november 2004 - Karen Buschman
Een nieuwe analyse van ruimtelijke projecten van de centrale stad en
de stadsdelen wijst op de noodzaak om keuzes te maken in woningbouw,
infrastructuur en groen. De situatie van een teveel aan plannen voor
de middellange termijn (2007 t/m 2009) is ernstiger dan vorig jaar.
Dit blijkt uit het Programma Ruimtelijke Investeringen (PRI) 2004. Bij
teveel plannen worden geld en mankracht te versnipperd ingezet. Het
gevolg is vertraging in de uitvoering.
Om de meest kansrijke projecten juist eerder te kunnen uitvoeren heeft
het college van B&W besloten dat plannen voor 7700 woningen tot na
2009 moeten worden vergeschoven. Voor infrastructuur en groen zijn
investeringsplafonds vastgesteld en ook wordt aan sommige projecten
prioriteit gegeven ten koste van andere projecten die in de tijd
vooruit worden geschoven. "Het niet stellen van prioriteiten zal
leiden tot onbeheersbare vertragingen", aldus wethouder Stadig van
Ruimtelijke Ordening.
Woningen
Uit de PRI-analyse blijkt dat de situatie voor woningbouw op twee
punten is verergerd: problemen met de afzetbaarheid van woningen en de
minimale stand van de ruimtelijke fondsen, waardoor zeer selectief
omgegaan moet worden met de bekostiging van planvoorbereiding en
-uitvoering.
Afgelopen april stelde het college een productieplafond voor
woningbouw vast van maximaal 46.200 woningen voor de periode tot en
met 2009*). Dit aantal is macro-economisch gezien realistisch. Nu
blijkt dat er toch circa 54.000 woningen in de planning staan. Redenen
voor het vooruitschuiven van 7700 woningen zijn:
* Het tegelijk werken aan teveel plannen is beperkend voor een
snelle bouw van de meest kansrijke woningbouwprojecten, want
mankracht en geld worden te versnipperd ingezet. Ook levert het
meer financiële risico's op.
* Er zijn afzetproblemen ontstaan. In de marktsector is de afgelopen
twee jaar circa 40% per jaar verkocht t.o.v. 95% in 1999. Als
teveel woningen tegelijkertijd op de markt komen, dan gaan ze
onderling nog meer concurreren. Veel ontwikkelaars wachten al met
de bouw tot 70% op papier verkocht is. Bij meer concurrentie zal
het nog langer duren voordat ontwikkelaars de bouw starten.
* De realiteit is dat het Vereveningsfonds - het Amsterdamse fonds
voor uitvoering van ruimtelijke projecten - geen vrije ruimte meer
heeft om financiële tegenvallers van nieuwe woningbouwplannen op
te vangen.
* De capaciteit om bewoners uit stedelijke vernieuwingsgebieden te
herhuisvesten kan een knelpunt worden. Ook hier moet spreiding van
woningbouwplannen in de tijd er mede voor zorgen dat
herhuisvesting geen problemen geeft.
Het college heeft ook besloten om voor de afzonderlijke stadsdelen en
centraal-stedelijke projectorganisaties een productieplafond voor
woningen vast te stellen.**) Uit de PRI-analyse blijkt dat de
Amsterdamse woningmarkt niet als één geheel kan worden gezien, maar
uit deelmarkten bestaat. Zo zoekt circa 80% van de woningzoekenden in
stedelijke vernieuwingsgebieden in het eigen stadsdeel. De
productieplafonds geven weer wat realistisch is vanuit het zicht op
het geheel van de stad.
In sommige stadsdelen/projectorganisaties blijft het aantal in
planning zijnde woningen onder het plafond. Als meer gepland is, zoals
bijvoorbeeld in Parkstad, dan worden de verantwoordelijken geacht zélf
de keuze te maken voor deelprojecten die tot en met 2009 kunnen worden
uitgevoerd.
Het college verzoekt verder de stadsdelen en draagt de stedelijke
projectgroepen op om (vastgestelde) woningplannen zo te herzien dat ze
makkelijker verkocht kunnen worden. In de stadsdelen buiten de ring
bestaat het huidige aanbod bijvoorbeeld voor een groot deel uit vrij
dure appartementen in middelhoogbouw. Woningen moeten een betere
prijs/kwaliteit verhouding krijgen en er moet minder eenzijdig gebouwd
worden. De herziening van de huidige plannen mag echter geen
vertragingen van de bouwproductie tot gevolg hebben.
Vier audits
De projecten Houthavens, Stationseiland, Bongerd en Buiksloterham
zullen worden doorgelicht. Er wordt gekeken naar de mogelijkheden om
de kosten te drukken en de opbrengsten te verhogen. De planning en
financiële dekking van de Spaarndammertunnel, Bongerdtunnel en de
aanpak van de Klaprozenweg worden hier ook bij betrokken. De
resultaten hiervan zullen in de voortgangsrapportage van de PRI -
voorjaar 2005 - worden vermeld.
Kantoren
Uiterste terughoudendheid moet worden betracht met de ontwikkeling van
nieuwe locaties voor kantoren in het midden- en basissegment. (De
plannen voor kantoren in de Zuidas betreffen het hogere marktsegment.
Hier zijn de plannen redelijk in overeenstemming met de verwachte
vraag.) De stad moet terughoudend zijn, tenzij de bouw bedoeld is voor
klanten die zich nergens anders in de regio zouden vestigen.
Infrastructuur
Het college heeft een financieel maximum bepaald voor de investeringen
in de infrastructuur. In het Meerjaren Infrastructuur Programma (MIP)
is bepaald dat tot en met 2014 één miljard euro geïnvesteerd kan
worden. Een deel hiervan zal van het Regionaal Orgaan Amsterdam en het
Rijk moeten komen. De gemeentelijke keuzes houden in dat een aantal
projecten, als aan de cofinanciering kan worden voldaan, voor 2015
start, maar ook dat een aantal naar daarna verschoven wordt.
Bij de grote projecten wordt voorrang gegeven aan (in volgorde): de
Tweede wegontsluiting IJburg, doortrekking Noord/Zuidlijn en een
tweede railverbinding naar IJburg, boven het sluiten van de Kleine
Ring (doortrekken van de metroringlijn naar het CS).
Bij de middelgrote projecten komt het project Klaprozenweg op de
reservelijst en wordt de beslissing over de nog niet gedekte
investeringen in de Wibautas, het busstation Buikslotermeerplein, de
OV-bediening Amstelveen en de verlengde Theemsweg verschoven naar het
volgende programakkoord.***)
Groenvoorzieningen
Door de beperkte financiële middelen is voor het eerst een
meerjareninvesteringsprogramma voor groenvoorzieningen opgesteld. Het
college heeft daarin besloten dat de investeringen maximaal 4,5
miljoen euro per jaar tot en met 2009 kunnen zijn. De gemiddelde
groeninvestering de afgelopen jaren was 6,5 miljoen euro per jaar. Om
te voorkomen dat aan teveel projecten tegelijk wordt gewerkt, wordt
aan een aantal prioriteit gegeven, terwijl andere in de tijd
vooruitgeschoven zullen worden. Prioriteit krijgen (in volgorde):
renovatie Vondelpark, laatste fase park Frankendael, Nieuwe
Oosterbegraafplaats en regionale groenprojecten in en om Amsterdam,
Noorderpark, Diemerbos, Sloterpark, Schinkeleilanden en Amsterdamse
Bos. Voor een aantal projecten is medefinanciering van stadsdelen
nodig. Onder meer investeringen in het Rembrandtpark en de Amstelscheg
zijn tot na 2009 uitgesteld.
Behandeling van de PRI 2004 in de Raadscommissie voor Stedelijke
Ontwikkeling en Waterbeheer is op 10 november en in de gemeenteraad op
24/25 november.
*) Dit totaal hoort bij het streven om 16.000 woningen in deze
collegeperiode te bouwen.
**)
Organisaties die eerst aanspreekbaar zijn op woningbouwplannen
Aanbevolen aantal t/m 2009 (ex studentenwoningen)
Sd Amsterdam-Noord (stedelijke vernieuwing en overig)
2.750
Projectbureau Noordwaarts
1.950
Projectorganisatie IJburg (incl. Zeeburgereiland)
9.400
Sd Zeeburg (incl. Oostelijk Havengebied)
650
Stadsdeel Oost/Watergraafsmeer (excl. Middenmeer)
2.000
Projectbureau ZOL, projecten Oost en Zuidoost
2.550
Sd Zuidoost (stedelijke vernieuwing en Bijlmerpark)
5.900
Sd ZuiderAmstel
350
Sd Amsterdam Oud Zuid
900
Projectorganisatie (coalitie) Zuidas
2.750
Bureau Parkstad/Bestuurlijk Overleg Parkstad
11.000
Sd Bos en Lommer (overig; binnen ring A 10)
950
Sd Westerpark
1.000
Sd Oud-West
750
Sd De Baarsjes
400
Sd Amsterdam-Centrum
1.200
Projectorganisatie Zuidelijke IJ oevers
1.700
TOTAAL
46.200
***) Zie voor een uitgebreider overzicht van de investeringen het
Meerjaren Infrastructuur Programma en het bijbehorende persbericht
(Pb-176).
Pb-175
© Gemeente Amsterdam
Gemeente Amsterdam