Ministerie van Algemene Zaken

Verklaring van de minister-president na de moord op Theo van Gogh, 2 november 2004

Met grote afschuw heb ik kennisgenomen van de moord op Theo van Gogh. Er is erg veel geweld gebruikt, zowel met een vuurwapen als met een mes. Hier staat je verstand bij stil.

Mijn gedachten ­ de gedachten van het kabinet - zijn bij de familie, vrienden en collega's van Van Gogh. We leven intens met hen mee.

Bij de schietpartijen zijn ook enkele andere mensen gewond geraakt. Hun leven is gelukkig niet in gevaar.

Over de toedracht en motieven is nog niets bekend. Wel is een vermoedelijke dader aangehouden. Hij is bij zijn aanhouding gewond geraakt aan zijn been en wordt daarvoor nu behandeld.

Theo van Gogh was iemand die zich met uitgesproken standpunten mengde in het publieke debat. Hij was een markant voorvechter van het vrije woord. Iemand die voor zijn overtuigingen uitkwam. Ook als die omstreden waren.

Nederland is een land waarin mensen vrij voor hun mening kunnen uitkomen. Dat is niet zomaar een regel. Het is een hoeksteen van onze rechtsstaat en onze democratie.

We staan pal om die waarde te verdedigen. Met hart en ziel.

Democratie is een samenwerking van mensen die verschillen van mening, maar die hun meningsverschillen met woorden oplossen.

Zodra kogels in onze samenleving de dienst gaan uitmaken, verstomt het gesprek, en zijn oplossingen onbereikbaar geworden.

Die visie verbindt ons met elkaar, over alle mogelijke scheidslijnen heen. De grondwettelijke vrijheid van meningsuiting is cruciaal. Voor iedereen, altijd.


---

Het recht zal zijn loop hebben. De politie start een groot onderzoek. Daarop mogen we niet

vooruitlopen.

Ik leef intens mee met de nabestaanden van Theo van Gogh. Hun persoonlijke verdriet is enorm.

Dit is ook een verdrietige dag voor het vrije debat in Nederland. Maar laat één ding duidelijk zijn: geweld heeft in Nederland nóóit het laatste woord.


---