CDA

Toespraak Donner op landelijke actiedag Waarden en normen in Rotterdam

Inleiding

We zijn hier vandaag bijeen om te praten over de wijze waarop in vele projecten op vele plaatsen in Nederland vorm wordt gegeven aan het 'waarden en normendebat'. Het is goed van elkaar te horen wat er zoal wordt gedaan, wat werkt en wat de resultaten zijn. Maar het is ook goed om eens even stil te staan bij waar we in de afgelopen twee jaren zijn gekomen.

U begrijpt uit de boodschap van de Minister-President dat ik hier sta als vertegenwoordiger van het kleinste project dat hier is ingebracht; de mantelzorg binnen het kabinet. Ik vervul zijn toezegging om hier te spreken. Hij is weliswaar weer ter been, maar dat laat onverlet dat hij niet onmiddellijk al zijn verplichtingen kan vervullen. De problemen waar hij gelijk bij het begin mee geconfronteerd wordt - de discussie met de sociale partners en over de Europese commissie - betekenen al dat zijn revalidatie meer heeft van arbeidstherapie zo niet shock-therapie, dan van een geleidelijk beginnen. We moeten een beetje zuinig op hem zijn, anders moet hij straks met een stok rondlopen; en u weet hoe het de laatste Nederlandse politicus is vergaan die op een "stokske" rond moest lopen.

Waarden en normen

Ik neem graag deze verplichting van hem over en acht het een eer dat ik u hier mag toespreken. Het onderwerp "waarden en normen" houdt mij, net als de premier, al langer bezig. Toen wij in 1994/95 met het rapport 'Nieuwe wegen, vaste waarden' het onderwerp op de agenda zette, konden we nauwelijks bevroeden tien jaren later ook gezamenlijk voor de uitvoering verantwoordelijk te zijn. Evenmin konden we het enthousiasme bevroeden waarmee het onderwerp de laatste twee jaren is opgepakt.

Kijk hoe het de laatste twee jaren is vergaan; er werd gelachen toen het kabinet het onderwerp aan de orde stelde. Nu wordt er aangepakt en zijn er tal van goede initiatieven, waar uw congres vandaag zich op richt. Er wordt in Den Haag nog wel krampachtig gemeesmuild over het onderwerp. Maar op werkbezoek ontdek je dat de discussie een succes is. Er is bijna geen school of sportvereniging meer waar niet over waarden en normen wordt gesproken, of projecten worden uitgevoerd. Er wordt vanuit intellectuele hoek wel gesteld dat de overheid zich niet mag bemoeien met de waarden en normen van burgers. Maar doordat de discussie op de politieke agenda is gezet, gaan mensen vragen stellen en spreekt iedereen er over.

Die geestdrift bij het oppakken duidt er op dat het ontbreken ervan als een gemis werd ervaren. Het is als met veel andere zaken; pas tegen de tijd dat ze bijna verdwenen zijn, begint men de waarde ervan te onderkennen. Zo is de milieu- en natuur bescherming ontstaan op het moment dat de grote, bedreigende bossen waar de sprookjes nog over spreken al lang verdwenen waren. Zo lijkt het ook te gaan met de discussie over waarden en normen.

Die waarden en normen zijn in de afgelopen tweehonderd jaren vaak als verstikkend, beperkend of gevaarlijk gezien. Degenen die taboes doorbreken werden gezien als helden. Want alles moet immers gezegd worden en alles moet aan de kaak worden gesteld. Andersdenkenden mogen worden verketterd, hele groepen veroordeeld op basis van het gedrag van enkelen en individuen vanwege de groep, autoriteit voortdurend ter discussie gesteld of belachelijk gemaakt. Het moet allemaal kunnen maar op die wijze dreigen we wel een belangrijke vaardigheid voor samenleven te verliezen; hoe we op niet confronterende, verantwoordelijke en betrokken wijze met elkaar om kunnen gaan. De wijze waarop het thema in het debat en de praktijk is opgepakt, wijst erop dat mensen beseften dat die betrokken samenleving aan het verliezen waren. En die is essentieel. Want bij alle vrijheden -als afwezigheid van beperkingen- van meningsuiting, van godsdienst, van vrees, van dwang, van bureaucratische regels..blijft gelden dat we alleen niet kunnen leven; dat we als individu en om individu te zijn, op de samenleving zijn aangewezen.

Waar gaat het om

Gegeven de wijze waarop het onderwerp waarden en normen nu wordt opgepakt, rijst de vraag waarom de discussie daarover schijnbaar toch zo moeizaam is verlopen. Ik kan me voorstellen dat er vanuit het land soms met verbazing naar Den Haag wordt gekeken. Hoe kan een eenvoudige vraag als "hoe gaan we met elkaar om?" zo ingewikkeld worden gemaakt.

De reden is ten dele omdat het bij het debat over waarden en normen om meer dan het fatsoen gaat waarmee we met elkaar omgaan. Let wel; dat aspect is wezenlijk als invalshoek. Terecht komt de premier de eer toe voor het op de agenda zetten van dat thema, met de leus "fatsoen moet je doen" in zijn eerste toespraak als CDA-leider nu drie jaren geleden. Maar het gaat daarbij om wat anders dan de overheid die burgers met opgeheven vinger vermaant. Het debat over waarden en normen en over integratie, gaat om wat ik als de ziel van onze samenleving beschouw; om wat we als essentie van menswaardigheid en samenleven zien. Maar minstens zo wezenlijk zijn vragen over het waartoe en waarom we samenleven. Of we in staat en samenleving alleen bezig zijn met het scheppen van vrijheid en welvaart, of ook met het cultiveren van meer gemeenschapszin en deugden? Van welk mensbeeld we in ons publieke handelen uitgaan en van welke visie op goed en kwaad. Het gaat kortom om veel meer dan fatsoen, al i s de wijze waarop we met elkaar omgaan een eerste belangrijke graadmeter voor de kwaliteit van het samenleven.

Het deze week gepubliceerde sociaal-culturele rapport van het SCP dat deze week werd gepresenteerd, illustreert verschillende aspecten waar het in het debat om gaat. Enerzijds laat het zien dat mensen 'een goede baan en geld verdienen' vaak niet het belangrijkste vinden in hun leven, maar bijv. spreken van een gelukkig gezinsleven. Het is of je het oude concept van "niet bij brood alleen" hoort. Het laat ook zien dat men een samenleving waarin oog is voor de ander en waar de overheid duidelijke regels stelt en handhaaft. Het is alsof je de leus van het CDA uit 1998 hoort: "samenleven doe je niet alleen". Maar tegelijk laat het rapport zien hoe weinig vertrouwen men heeft in de toekomst. "Met mij gaat het goed, met ons gaat het slecht", dat is zoals men het voelt. Meer dan 2/3e van de bevolking meent het op dit moment goed te hebben, maar meer dan 2/3e is somber over de toekomst.

CDA-thema

Die uitkomst onderstreept echter bovenal dat mensen de toekomst niet meer zien als iets van henzelf; de toekomst komt over ze heen. Wie de maatschappij ziet als een tweedeling tussen markt en overheid en twijfelt aan die instituties, zal dan de toekomst van de weeromstuit somber zien. Toegegeven, zonder overheid kunnen we niet samenleven en zonder de markt zijn we niet goed in staat om welvaart te genereren. Maar bestaat de samenleving daarom slechts uit overheid en markt; zijn we alleen maar burger of consument. Ik meen van niet. Ons leven wordt niet vooral bepaald door wetten en transacties, maar door samenwerking, door gemeenschappelijke belangen, door zorg voor elkaar. Evenzo hangt de toekomst in de eerste plaats van onszelf af, van de wijze waarop we ieder in onze eigen omgeving onze verantwoordelijkheid opnemen. "If it is to be, it is up to me" is een kernachtig Amerikaans gezegde (als het moet zijn, dan is het aan mij) .

Het gaat in het debat over waarden en normen dan ook niet om het van bovenaf herstellen van oude normen. Het gaat om hervinden van gemeenschapszin, besef van verantwoordelijkheid en van de gemeenschappelijke waarden en van belangen waar we als gemeenschap voor staan om op basis daarvan de normen te actualiseren. Persoonlijke vrijheid en ontplooiing zijn in die optiek niet van minder betekenis, maar zij kunnen slechts bestaan als wat mensen bindt wordt benoemd en bewaakt en sterker is dan wat onderscheidt. Dat vergt voortdurende inspanning en aandacht. Het vergt instituties en mechanismen die deze waarden verzekeren en dragen. Burgers zijn daarbij niet consument van wat de overheid biedt. Zij zijn zelf primair verantwoordelijk, in individuele zin en via maatschappelijke instituties. De overheid dient daarvoor voorwaarden te scheppen, maar de verantwoordelijkheid voor het waarborgen en versterken daarvan berust bij de samenleving als geheel.

Duidelijk moge zijn dat het debat nauw samenhangt met een bepaald mens- en maatschappijbeeld. Dat betekent niet dat iemand of enige partij het alleenrecht op dit onderwerp heeft. Dat zou de discussie namelijk teveel politiseren en ons verder van ons doel brengen. Maar het mens- en maatschappijbeeld waar vanuit gegaan wordt, sluit nauw aan bij de visie van het CDA op de betrokken samenleving: een samenleving waarin wederzijds respect, betrokkenheid en verantwoordelijkheid centraal staan.

De rol van de overheid

De verwantschap van het thema met de maatschappijvisie van het CDA wordt onderstreept door de discussie over de rol van de overheid in het debat en de vraag naar de resultaten daarvan. In de Tweede Kamer vroeg Wouter Bos de premier op een gegeven moment om eens concreet aan te geven wat hij ging doen met de waarden en normen; welk beleid en welke wettelijke regels. Terecht reageerde Balkenende dat hij dan juist zou doen wat hij niet moest doen, namelijk iets van bovenaf opleggen en alles willen vervatten in wetten en regels, wat van onderaf moest komen. Niet minder moeilijk hebben liberalen het soms met het onderwerp; zij menen dat de enige gedeelde waarden en normen waar de overheid zich mee bezig kan houden, die zijn, welke in wetten zijn vervat. Dat de overheid verder geen taak heeft.

Beide visies zitten in wezen vast in diezelfde gedachte dat iets of publiek of privé is. Het is een eenzijdige kijk. Er zijn tal van onderwerpen die van essentieel belang zijn voor de samenleving, waar de overheid verzekert dat daarin voorzien wordt zonder er zelf in te voorzien. Neem onderwijs, neem de gezondheidszorg, neem de cultuur, neem de pluriformiteit van de pers en de media; op ieder van die terreinen spreken we de overheid aan, op de beschikbaarheid en de kwaliteit van de voorzieningen, maar wijzen we pertinent af dat de overheid zelf op dat terrein aan de slag gaat.

Gegeven het belang van gedeelde waarden en gemeenschappelijk normen voor de samenleving heeft de overheid hier een rol. Het is zelfs opdracht, wanneer je politiek ziet als "het vormgeven aan de toekomst van de samenleving". Maar dat betekent niet dat we de waarden en normen waar het om gaat, ambtelijk gaan uitkiezen en per wet gaan opleggen. De overheid kan de noodzaak aangeven, kan het debat aanzwengelen, maar de inhoud en de dynamiek zal moeten komen van betrokkenen zelf en hun samenwerking. De wetgever kan dat bevorderen met wetten, maar niet door de substantie in de wet te regelen. "Zoals de goede zeden om zich te handhaven goede wetten nodig hebben, zo hebben goede wetten om nageleefd te worden ook goede zeden nodig", zei Machivelli al. Een samenleving maken we samen. Een samenleving vergt om te functioneren wetten en het 'zwaard' om deze te handhaven. Maar de samenleving verandert niet per decreet, maar doordat mensen hun gedrag, hun concepten en hun onderlinge verhoudingen aanpassen.

Het lijkt wel alsof kwaad en criminaliteit de samenleving steeds meer beheersen; een lineaire ontwikkeling met alleen maar nieuwe dieptepunten, zoals recent weer Manuel Fetter in leeuwarden. Maar diezelfde samenleving bergt tegelijk een groot vermogen in zich om goed te doen, al wordt dat in de beeldvorming vaak verdrongen. Het is niet alleen een kwestie van het normloos gedrag en de criminaliteit bestrijden, maar ook van het scheppen van de omstandigheden, instituties en mechanismen die het omgekeerde bevorderen en bevestigen.

Een goed voorbeeld daarvan is het project in Gouda dat straks in de deelsessies aan de orde komt. Een onderzoek naar de veiligheid in de stad was aanleiding om te starten met de 10 Gouden Stadsregels. Uit het onderzoek bleek een gevoel van onmacht bij burgers en organisaties. Conclusie uit het onderzoek was dat Gouda veiliger kon worden, onder andere door normen te stellen en de sfeer van onverschilligheid en afzijdigheid te doorbreken. Die stadsregels komen langs de weg van enerzijds regels en anderzijds discussie tot stand. Maar het gaat niet alleen om het afspreken van gedragsregels. Essentieel is het elkaar er op aanspreken. Dat is niet eenvoudig, maar niet onmogelijk. Voorbeelden zijn de bloei van het verschijnsel stadsetiquette, van gezamenlijk opgestelde gedragscodes in wijken, maar ook een project als Nachtpreventie van de buurtbewoners in de Schilderswijk, dat enige tijd geleden de Hein Roethofprijs won.

Paradoxen

Vanuit de optiek dat de overheid op dit terrein vooral de dynamiek van de samenleving moet stimuleren, doen zich echter een aantal paradoxen voor waar we voor moeten oppassen. Bijvoorbeeld de gedachte dat de overheid in deze een voorbeeldfunctie heeft. Het spreekt vanzelf dat wil een oproep aan de samenleving tot respect en verantwoordelijkheid aantrekkingskracht hebben, de boodschapper zelf geloofwaardig zal moeten zijn. Wanneer het bestuur zonder aankondiging ingrijpende veranderingen aanbrengt; wanneer klachten onbeantwoord blijven; wanneer een politicus mooie woorden spreekt, maar zelf niet fatsoenlijk is; dan zal de boodschap aan overtuigingskracht inboeten. Het genoemde SCP-rapport lijkt dat te onderstrepen. Daaruit blijkt dat er buitengewoon weinig vertrouwen is in de overheid. Dat komt ongetwijfeld ook omdat ieder meent zelf zijn boontjes beter te kunnen doppen en de overheid niet meer nodig te hebben. Tot het mis gaat, dan is de overheid te laat, want besturen is vooruitz ien. We zullen immers moeten onderkennen dat de overheid het vaak nauwelijks nog goed kan doen. U hoeft er de krant maar dagelijks over op te slaan. Iedereen wil dat wetten goed gehandhaafd worden, maar als de politie de verkeersregels handhaaft en iemand bekeurt, volgt steevast de vraag of de politie niets beters te doen heeft. Dat herhaalt zich op ieder terrein.

Wat ik bedoel, is dat we moeten oppassen om de overheid in deze tot maat der dingen te maken. Dan maken we de overheid weer tot norm en verantwoordelijke voor de veranderingen die men van de samenleving mag en moet verwachten.

Een andere paradox is dat de overheid zich op tal van gebieden tot randvoorwaarden moeten beperken. Maar dat kan alleen als zij ook bereid is om wanneer dat nodig blijkt, juist diep in te grijpen. Als we zeggen dat het gezin een centrale rol heeft bij het vormen waarden en normen, en de wetgever schept daarvoor bijv. via de levensloopregeling randvoorwaarden voor, zijn we dan ook bereid om ouders aan te spreken op hun verantwoordelijkheid in deze. Zijn we bereid om als er iets fout gaat, actief opvoedingsondersteuning aan te bieden en niet voor de voordeur te stoppen zoals voorheen.

Nog weer een andere paradox is dat de gemeenschappelijke waarden en normen die we willen bevorderen, zich vaak zullen moeten richten op het omgaan met verscheidenheid en met fundamenteel verschillende waarden. In de moderne samenleving leven we samen met groepen met fundamenteel verschillende gewoonten en opvattingen. Een antwoord kan zijn om de eigen cultuur tot norm te verheffen; het biedt een tijd de zekerheid en geborgenheid van het bekende, maar het is de dood in de pot. Want het miskent dat cultuur geen statisch gegeven is, maar het resultaat van de dynamiek in de samenleving. De Nederlandse cultuur nu, is de uitkomst van veranderingen en onderlinge aanpassing in het verleden. Dat proces kunnen en moeten we niet willen stoppen. Samenleven vergt omgaan met diversiteit; dat vergt omgangsvormen om met fundamentele verschillen om te gaan, maar ook benoemen en bewaken van wat mensen bindt; dat zal sterker moeten zijn dan wat (onder)scheidt. Het impliceert enerzijds respect voor e n rekening houden met verschillen, maar het veronderstelt tegelijkertijd de aanvaarding en het bewaken van die waarden waardoor samenleven eerst mogelijk wordt; solidariteit en verantwoordelijkheid voor elkaar. Wie anderen of andersdenkenden van de samenleving uitsluit, of wie meent het eigen gelijk zo nodig met geweld tot gelding te moeten brengen, kan niet op voet van gelijkheid recht hebben in de samenleving en deelnemen aan het debat over wat ons bindt. Dan verwerpt men immers de voorwaarden voor een vreedzame samenleving in het kader waarvan het debat pas zin heeft.

We zijn er nog lang niet

Dames en Heren; ik kom tot een afronding. Het begin is er. We hoeven ons niet te schamen voor wat er in een paar jaar is gedaan. Maar we zijn er nog lang niet. Dat spreekt ook vanzelf. De samenleving is als een mammoettanker. Om van koers te veranderen, moet men lang van tevoren bij gaan sturen. Daarbij zie ik in de komende jaren in het bijzonder drie strategische factoren die in het bijzonder aandacht zullen vragen.

Dat is in de eerste plaats het versterken van eigen verantwoordelijkheid. Op welke weerstanden men daarbij kan stuiten, heb ik gezien bij het debat over de verantwoordelijkheid van de pers en de media. Feit is wel dat er sindsdien in de media een discussie is ontstaan over de beleving van de eigen verantwoordelijkheid, over het hebben van ethische grenzen in de journalistiek. De discussie over de bijklussende journalisten is daarvan een voorbeeld.

Een tweede strategische grootheid is het terugdringen van geweldsniveau in de samenleving. Daarbij gaat het niet alleen om geweld op straat of in huiselijke kring. Het gaat om de vele factoren waardoor we geweld steeds gewoner gaan vinden. Denk slechts aan geweld in films, tv en computerspellen. Denk aan de wijze waarop we achter het stuur soms tot de grootste horken verworden. Denk aan de wijze waarop we elkaar in woord en geschrift regelmatig ongenadig neersabelen. Allochtonen kunnen ons een spiegel voorhouden. Na de moord op het Terra-college zei de vader van de dader: "het komt ook door de verkeerde invloeden. .. Jullie spreken ons aan op waarden en normen, maar wat voor voorbeeld geven jullie zelf. Nederland is toch een samenleving waarin alles maar schijnt te kunnen." Een Amerikaanse collega vroeg zelfs eens of NL staat voor 'No Limits'.

Een derde strategische grootheid is tenslotte de jeugd. Ik besef het risico om over alle jongeren te spreken, maar bij alle goede voorbeelden, dreigen we onze fouten in onze kinderen herhaald te zien. De komende week is er weer een Amerikaanse presidentsverkiezing met een JFK; het doet je terugdenken aan die eerdere JFK. Die jongeren opriep met "Vraag niet wat je land/ samenleving voor jou kan doen, vraag wat je voor je land/ samenleving kan doen." en aan dat idealisme handen en voeten gaf met de oprichting van een korps van jonge vrijwilligers die taken in de samenleving gingen verrichten. Sociale dienstplicht; het is een punt dat we al langer op de agenda hebben staan in het CDA. Er zijn diverse vormen van invulling denkbaar - het hoeft allerminst in alle gevallen een aaneengesloten periode te zijn. Zo wordt op scholen geëxperimenteerd met maatschappelijke stages. Kunnen gemeenten niet op tal van manieren jongeren nuttig in te zetten; bijv. het geven van taallessen, contacten met mensen in de bijstand, ondersteuning van ouderen en/of gehandicapten, toezichthoudende taken, buurtbeheer. Wordt het kortom niet tijd om meer invulling te gaan geven aan versterking van de maatschappelijke participatie in het bijzonder van jongeren. Dan maken we in één keer duidelijk en tastbaar wat we nu precies bedoelen met waarden en normen en een betrokken samenleving. En sluit een verplichte periode van dienstbaarheid niet aan bij ideeën over opbouw van rechten in de sociale zekerheid, levensloop, inburgering en opleiden tot burgerschap?

Ik dank u voor uw aandacht.


---- --