Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-Gravenhage Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer
AV/CAM/2004/74017 333
Onderwerp Datum Contactpersoon
Onderzoek "De ondernemingsraad over de 1 november 2004
achterban", onderzoek "Achterban over de
OR" en onderzoek " Monitor
Medezeggenschap, Trendrapport 2000-2003
./. Hierbij zend ik u ter kennisname de rapportages van drie onderzoeken, te weten:
1. Het onderzoek " De ondernemingsraad over de achterban";
2. Het onderzoek "Achterban over de OR" en
3. Het onderzoek " Monitor Medezeggenschap, Trendrapport 2000-2003".
./. Doel van het onderzoek onder 1 vermeld, was de aspecten te onderzoeken die de relatie tussen
OR en achterban bepalen, vanuit het oogpunt van OR-en. Hiertoe is navraag gedaan over de
taakopvatting van de OR, de wederzijdse verwachtingen, mogelijkheden die de achterban heeft
om invloed uit te oefenen op de OR en de rol van de communicatie tussen OR en achterban. Er is
een relatie gelegd met de score op deze aspecten en de (door het OR-lid waargenomen)
betrokkenheid en interesse van de achterban.
De meeste OR-en (59%) zijn redelijk positief over de relatie met de achterban, slechts een klein
deel (6%) vindt de relatie slecht. Dit oordeel lijkt vooral gebaseerd op de aanname dat men weet
wat de achterban van de OR verwacht (55% geeft aan dit te weten), dat (volgens 77% van de
OR-en) de achterban tevreden is over het functioneren van de OR en dat er geen conflicten zijn
tussen OR en achterban. De meerderheid van de OR-en (61%) denkt dat de achterban het over
het algemeen wel eens is met de standpunten van de OR. De groep die zich soms wel, soms niet
laat leiden door de mening van de achterban (48%) is echter groter dan de groep die meestal of
altijd de mening van de achterban als leidraad neemt (42%). Dit heeft te maken met de
taakopvatting van de OR, bij de afweging tussen de belangen van het personeel en de belangen
2
van de gehele onderneming kiest 22% voor de belangen van het personeel, 30% voor de belangen
van de gehele onderneming en 48% maakt, zoals volgens de WOR de bedoeling is, een afweging.
Bijna de helft van de OR-en noemt de geringe belangstelling van de achterban als het belangrijkste
knelpunt in de relatie met hun achterban. De meeste OR-en (70%) vinden een betrokken
achterban een voorwaarde voor de eigen effectiviteit (18% ervaart dit niet zo). Desgevraagd vindt
(slechts) één op de vijf OR-en de eigen achterban echt geïnteresseerd, één op de drie OR-en vindt
de achterban echt betrokken. Dit werkt door in de invloed die de achterban uitoefent. OR-en
ervaren niet veel invloed uit de achterban: 49% ervaart weinig invloed, bij 39% van de OR-en
wisselt het (soms veel, soms weinig) en 10% van de OR-en ervaart veel invloed.
OR-en die hun achterban gemiddeld vaker betrokken en geïnteresseerd vinden,
- vinden zichzelf een goede afspiegeling van de achterban,
- omschrijven zichzelf als `ervaren',
- raadplegen vaak hun achterban voorafgaand aan de overlegvergadering en/of het uitbrengen van
advies of instemming,
- hebben een achterban die gebruik maakt van de mogelijkheid onderwerpen op de overlegagenda
te plaatsen,
- menen dat de achterban positief is over het functioneren van de OR,
- gebruiken zowel passieve (prikbord e.d.) als interactieve communicatie
- zijn ingesteld in bedrijven met een (volgens hen) hoge organisatiegraad.
./. Het tweede onderzoek dat ik u hierbij aanbied, "Achterban over de OR", geeft aanvullende
informatie over de relatie tussen OR en achterban, nu vanuit het standpunt van de werknemers. De
helft van de werknemers (49%) beoordeelt de relatie met de OR als (zeer) goed. Het werk van de
OR wordt door 81% van de werknemers belangrijk gevonden.
Het functioneren van de OR wordt door 72% van de achterban als (redelijk) goed beoordeeld.
Bijna 60% van de werknemers classificeert zichzelf als betrokken bij het werk van de OR.
Er bestaat een verschil in perceptie tussen OR en achterban over de interesse van de achterban
voor het werk van de OR. Een meerderheid van de achterban (53%) vindt het werk van de OR
belangrijk en classificeert zichzelf als (zeer) geïnteresseerd. Slechts 1% is niet geïnteresseerd en
vindt het werk van de OR onbelangrijk. Dit terwijl maar 15% van de OR-en zijn achterban
geïnteresseerd vindt.
Het deel van de achterban (45%) dat van mening is dat de belangrijkste taak van de OR is het
opkomen voor het belang van de werknemers kan hierin worden teleurgesteld aangezien nog geen
kwart van de OR-en (22%) dit als zijn belangrijkste taak ziet. Mogelijkheden om de relatie te
verbeteren zijn dan ook te vinden in het beter communiceren over de taken en doelstellingen van
de OR. De achterban heeft een voorkeur voor `interactieve communicatie', waarbij de
werknemers niet alleen voorgelicht worden door de OR maar ook zelf een inbreng kunnen hebben.
In het rapport is tevens een stappenplan voor de communicatie tussen OR en achterban
opgenomen.
3
./. Het derde onderzoek is het Trendrapport 2000 2003, de afsluiting van de WOR Monitor over
de vakliteratuur die tussen 2000 en 2003 is verschenen. Hierin wordt een beeld geschetst van de
huidige stand van zaken van het functioneren van de medezeggenschap.
71% van de ondernemingen die een OR ingesteld moet hebben, heeft dit ook daadwerkelijk
gedaan. Factoren die positief van invloed zijn op de naleving: de onderneming is deel van een groter
concern, valt onder een CAO, heeft een groter aandeel werknemers met een vast dienstverband en
heeft een hogere organisatiegraad. Factoren die een negatieve invloed hebben op de naleving: het
personeel is overwegend jonger dan 40 jaar en heeft een lager opleidingsniveau.
Een op de drie OR-en heeft een of meerdere commissies ingesteld. Een kleine meerderheid (55%)
van de OR-en vindt zichzelf een (redelijk) goede afspiegeling van het personeel. Bijna driekwart
van de OR-leden beoordeelt het totaal aan bevoegdheden als voldoende en 87% geeft aan
tevreden te zijn over de faciliteiten die hem door de bestuurder beschikbaar worden gesteld.
Ondernemingsovereenkomsten worden vooral `preventief' afgesloten (om toekomstige discussies
uit de weg te gaan) en gaan veelal over de gang van zaken. Minder vaak worden extra
bevoegdheden toegekend. OR en vakbeweging werken vaak in elkaar's verlengde, bijvoorbeeld
bij het uitwerken van CAO-bepalingen; zo'n 60% van alle OR-en overlegt met de bestuurder over
een of andere vorm van arbeidsvoorwaarden. Het meest frequent staat het onderwerp
arbeidsomstandigheden op de agenda van de OR, daarna komen onderwerpen als algemeen
beleid, fusies en reorganisaties en (onderdelen van het) personeelsbeleid. Slechts tweederde van de
OR-en gaat op cursus maar praktisch alle OR-en maken wel gebruik van externe deskundigen.
Slechts een op de acht OR-en geeft aan (te) weinig invloed te hebben.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid