Persbericht
Officier van Justitie mag zelfstandig straf opleggen
1 november 2004
Het Openbaar Ministerie krijgt de bevoegdheid om zelf straffen op te
leggen. Het gaat niet om vrijheidsbenemende straffen. Dat blijft
voorbehouden aan de rechter. De nieuwe maatregel bevordert de
doelmatigheid in het strafproces en draagt bij aan vermindering van de
druk op de capaciteit van de rechterlijke macht. De huidige transactie
zal op den duur verdwijnen; daarvoor in de plaats komt een
strafbeschikking. Dit staat in een wetsvoorstel van minister Donner
dat naar de Tweede Kamer is gestuurd. Het voorstel vloeit voort uit
het Veiligheidsprogramma van het kabinet, en maakt deel uit van het
project Strafvordering 2001. De maatregel is een belangrijke
vernieuwing van het strafprocesrecht.
De officier van justitie kan als straf een geldboete opleggen, een
ontzegging van de rijbevoegdheid voor ten hoogste zes maanden of een
taakstraf met een maximum van 180 uur. De strafbeschikking kan ook
bepaalde voorwaarden bevatten zoals deelname aan een afkickprogramma
en een straat- of contactverbod.
De nieuwe regeling, die van toepassing is op delicten waar een
gevangenisstraf van maximaal zes jaar op staat, heeft als belangrijk
voordeel dat het OM voor de tenuitvoerlegging niet meer afhankelijk is
van de medewerking van de verdachte. Nu moet de officier van justitie
-als de verdachte weigert de transactie te betalen of helemaal niet
reageert op een transactievoorstel- de verdachte voor de rechter
dagvaarden en volgt na veroordeling tenuitvoerlegging van de straf.
Dit is tijdrovend, vooral als het eenvoudige, veelvoorkomende
strafzaken betreft waar de verdachte dikwijls verstek laat gaan.
Het wetsvoorstel levert capaciteitswinst op. Uit een berekening van
het ministerie van justitie blijkt dat ongeveer 44.000 kantonzaken en
21.000 rechtbankzaken die in 2002 voor de strafrechter zijn gekomen,
op grond van de nieuwe maatregel buiten de rechter om afgedaan hadden
kunnen worden.
De situatie verandert ook voor de verdachte. Nu brengt het OM zijn
zaak nog voor de rechter als hij een transactievoorstel negeert. Bij
de strafbeschikking is dat niet meer het geval. Als de verdachte wil
dat de rechter een oordeel velt, moet hij zelf het initiatief nemen en
verzet aantekenen. In het voorstel van minister Donner krijgt het OM
een zelfstandige sanctiebevoegdheid. Als de verdachte weigert te
betalen en verder geen verzet instelt kan de officier van justitie het
Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) met de tenuitvoerlegging van
de sanctie belasten. Daar staat tegenover dat beroep op de
strafrechter door de verdachte in alle gevallen mogelijk blijft.
Buiten de rechter om een zaak afdoen is niet nieuw. Dagelijks biedt
het OM verdachten een transactie aan. De grens ligt ook hier bij
delicten met een maximale gevangenisstraf van ten hoogste zes jaar. In
de huidige regeling blijft het OM afhankelijk van de medewerking van
de verdachte. Door te betalen geeft de verdachte aan dat hij het
aanbod aanvaardt en voorkomt hij strafvervolging en bestraffing. Dit
betekent niet dat daarmee ook de schuld van de verdachte vaststaat.
Minister Donner wil daar met het nu ingediende wetsvoorstel
verandering in brengen. De transactie wordt omgezet in een zogeheten
strafbeschikking, die -anders dan de huidige transactie- als een daad
van vervolging wordt gezien. De strafbeschikking levert straf op
vanwege schuld van de verdachte aan een strafbaar feit.
Het wetsvoorstel verlaat het uitgangspunt dat alleen de strafrechter
een straf mag opleggen en de schuld van de verdachte mag vaststellen.
Dat is een belangrijke wijziging ten opzichte van het geldend
procesrecht. De centrale overweging daarbij is dat schaarse
rechterlijke capaciteit alleen in die gevallen wordt gebruikt waarin
dat, mede gelet op de aard en de ernst van het strafbare feit,
noodzakelijk is.
Minister Donner is van oordeel dat het verantwoord is om, net als in
het bestuursrecht, ook in het strafrecht het monopolie van de rechter
om straffen op te leggen te doorbreken voor de lichtere strafbare
feiten. Naarmate de sanctie voor de burger ingrijpender is, zijn er in
het wetsvoorstel meer waarborgen opgenomen voor een zorgvuldige
beslissing. Vandaar dat de verdachte vóór het opleggen van een
ontzegging van de rijbevoegdheid, een taakstraf en een hoge geldboete
de gelegenheid krijgt om te worden gehoord. Als betrokkene zich niet
houdt aan de ontzegging, kan hij worden vervolgd voor het rijden
tijdens een ontzegging.
Ook de politietransactie wordt omgezet naar een strafbeschikking.
Opsporingsambtenaren krijgen de bevoegdheid een lage geldboete op te
leggen, in de gevallen waarin zij nu een politietransactie mogen
aanbieden. De vaste tarieven die daarbij gelden worden, net als bij de
politietransactie, vastgelegd in richtlijnen van het College van
procureurs-generaal. In de gevallen waar volgens de huidige
regelgeving een transactie mogelijk is, kan bij de buitengerechtelijke
afdoening nieuwe stijl een strafbeschikking worden opgelegd.
De invoering van de strafbeschikking sluit aan bij de huidige
transactiepraktijk. Werkzaamheden en taken van politie en OM zijn
daarin goed op elkaar afgestemd. Het CJIB draagt zorg voor een
efficiënte verwerking van de aangeboden transacties. Dit zijn er
honderdduizenden per jaar.
Ministerie van Justitie