Partij van de Arbeid


Stafdienst Voorlichting telefoonnummer 070-3183040


Voorlichting


Den Haag, 1 november 2004


Jeugd zorg voor de toekomst


De PvdA dient begin december 2004 initiatiefnota over jeugdzorg in bij de Tweede Kamer .


In juni 2004 bracht de PvdA-fractie met twintig deskundigen het manifest Als ouders het niet alleen kunnen uit over de jeugdzorg. Het gaat over jongeren in problemen en hoe hen te helpen toch op te groeien tot evenwichtige en verantwoordelijke volwassenen.


Met dit manifest onder de arm gingen PvdA fractieleden op onderzoek uit. Ze


bezochten in 14 steden jongeren en gezinnen met problemen, hun familieleden, hulpverleners en deskundigen. De bezoeken hebben op een aantal punten geleid tot aanscherpingen en nadere precisering. De resultaten vindt u in bijgaand programmaboekje Jeugd zorg voor de toekomst .


Dit programmaboekje wordt maandag 1 november aangeboden op 15 Bureaus Jeugdzorg in Nederland. Kamerleden zullen dan met hulpverleners en deskundigen het programmaboekje bespreken. U bent daarbij van harte welkom.


Het gesprek op de Bureaus Jeugdzorg vindt plaats aan de hand van de volgende stellingen.


Voor ieder kind in de problemen en het gezin waarbij het hoort, moet één hulpverlener beschikbaar zijn. Deze hulpverlener is aanspreekpunt, geeft zelf hulp en schakelt anderen in als zijn deskundigheid te kort schiet.


Het is gemakkelijk opgeschreven en weinigen zullen het er mee oneens zijn. Maar praktijk is het niet. Bij gezinnen met veel problemen zijn veel hulpverleners betrokken. Praktijk is dat deze hulpverleners elkaar zelden zien of spreken. Laat staan dat er sprake is van een gezamenlijk plan waarbij ook het sociale netwerk van het gezin betrokken is.


Hulpverleners zouden heel graag zo werken. Gecoördineerde hulpverlening is effectiever dan gefragmenteerde. De meest succesvolle werkwijzen zijn die waar kinderen, hun gezinnen en het sociaal netwerk bij de hulp betrokken worden en één hulpverlener de coördinatie op zich neemt.


Dat kan alleen als gezinsvoogden voor minder kinderen of gezinnen verantwoordelijk zijn. Ook is nodig dat niet langer één kind onder toezicht wordt gesteld maar dat het gezin onder toezicht wordt gesteld. De praktijk leert immers dat in heel wat gezinnen de problemen zich niet tot één kind beperken.


Verder moet verplichte hulpverlening over kunnen gaan in vrijwillige hulpverlening. De Bureaus Jeugdzorg moeten daarvoor de mogelijkheid krijgen.


Voor sommige gezinnen zal voortdurend hulp beschikbaar moeten zijn tot het jongste kind volwassen is.


Het zo, zo, zo beleid ( d.w.z. zo licht mogelijke hulp, zo dicht mogelijk bij huis en zo kort mogelijk) is voor een aantal gezinnen gewoon niet reëel. Sommige gezinnen zijn zo kwetsbaar dat er steeds een oogje in het zeil gehouden moet worden en hulp beschikbaar moet zijn. Een kinderbeschermingsmaatregel moet als het enigszins kan kort duren. Maar ook als die maatregel wordt opgeheven, zullen heel wat gezinnen kwetsbaar blijven. Een nieuwe stiefvader, een lastige puber, financiële problemen en het gaat weer mis. Het is van groot belang dat gezinnen dan kunnen terug vallen op een hulpverlener die ze kennen en waar ze vertrouwen in hebben. Als ouders niet voldoende mogelijkheden hebben om hun kinderen goed op te voeden en te begeleiden dan heeft de overheid daar een taak, zo nodig blijvend.


De kinderrechter moet de mogelijkheid krijgen om een kinderbeschermingsmaatregel ook na de 18e verjaardag te laten doorlopen.


Niet alle jongeren ontwikkelen zich in hetzelfde tempo. Toch wordt elke jongere op zijn achttiende verjaardag meerderjarig. Het beleid voor jongeren met problemen zou ook moeten gelden voor jongeren van 18+. Zo zou een kinderbeschermingsmaatregel niet per se moeten eindigen op de achttiende verjaardag. Zo n dag werpt zijn schaduwen vaak ver vooruit. Een jongere zal niet meer beginnen aan een lange behandeling waarvoor hij niet gemotiveerd is. Als jongeren strafbare feiten hebben gepleegd kan de PIJ-maatregel (jeugd-tbs) ook langer doorlopen dan de achttiende verjaardag. Gedwongen hulp moet ook mogelijk zijn als een jongere geen strafbaar feit pleegt. De wet moet daarvoor worden gewijzigd.


Professionals in de jeugdzorg moeten meer als professional worden behandeld. Het huisarts-specialistenmodel zou ook in de jeugdzorg nagestreefd moeten worden.


In de jeugdzorg wordt maar 30% aan het echte werk besteed. De rest is bureaucratie en indicatiestelling. De grote papierwinkel in de jeugdzorg lijkt alles te maken te hebben met de vraag wat we professionals in de jeugdzorg toe vertrouwen. Waarom moet een professioneel oordeel van goed opgeleide mensen keer op keer gecheckt worden? Waarom ook lijken professionals zichzelf weinig te vertrouwen? En waarom aanvaarden ze de bureaucratie als noodzakelijk? De huisarts vertouwen we veel meer toe. Hij beoordeelt wat er aan de hand is. Vervolgens beoordeelt hij of hij het probleem zelf aankan of dat hij moet doorverwijzen. De huisarts noteert waartoe hij heeft besloten en waarom. Geen papierwinkel, korte lijnen, grote betrokkenheid. Zo zou het ook moeten in de jeugdzorg.


De scheiding tussen hulp en recht is in de praktijk vaak een fictie. In dat licht is de bureaucratie die door deze theoretische scheiding wordt veroorzaakt veel te groot.


Voor burgers/cliënten moet duidelijk zijn welke hulp ze kunnen weigeren en wanneer sprake is van een rechterlijke uitspraak met dwang. Hoe juist dit concept ook is, de praktijk is anders. Drang wordt vaak gebruikt. Dat betekent dat cliënten wordt voorgehouden dat ze kunnen kiezen tussen vrijwillig meewerken of het risico lopen op een rechterlijke uitspraak als ze niet vrijwillig meewerken. Wie deze realiteit die de PvdA-fractie geenszins afwijst erkent, zou eens opnieuw moeten kijken of de bureaucratie die de scheiding van hulp en recht met zich meebrengt niet beter kan.


Woordvoerders: Ella Kalsbeek


Anja Timmer


Plein 2


Postbus 20018, 2500 EA Den Haag


Tel 070 - 318 3025/Fax 070 - 318 2800