IP/04/870
Brussels, 8 juli 2004
Waterbeleid - De Commissie start een juridische procedure op tegen 13
lidstaten
De Commissie neemt juridische maatregelen tegen 13 lidstaten wegens
niet-naleving van twee belangrijke EU-waterrichtlijnen. Deze
richtlijnen hebben tot doel de kwaliteit van alle Europese wateren,
zowel meren en rivieren als kustwateren, te verbeteren in het belang
van de burgers en het milieu van Europa. Negen lidstaten - België,
Finland, Duitsland, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal, het
Verenigd Koninkrijk en Zweden - hebben een laatste definitieve
aanmaning ontvangen waarin hen wordt verzocht met spoed de vereiste
nationale wetgeving vast te stellen om zich in overeenstemming te
brengen met kaderrichtlijn Water van de EU. Deze belangrijke wetgeving
heeft tot doel een goede kwaliteit van alle waterbronnen in het geheel
van de EU te waarborgen via een nieuwe, geïntegreerde,
grensoverschrijdende aanpak voor het waterbeheer en moest uiterlijk in
december 2003 in nationaal recht zijn omgezet. De Commissie heeft ook
eerste schriftelijke aanmaningen gestuurd naar Frankrijk, Griekenland,
Ierland, Italië, Portugal, Spanje en het Verenigd Koninkrijk omdat die
landen de uiterste termijn, december 2000, voor de bouw van
zuiveringsinstallaties voor het afvalwater van agglomeraties met meer
dan 15 000 inwoners hebben overschreden. Een ontoereikende behandeling
van afvalwater is een van de belangrijkste oorzaken van
waterverontreiniging en brengt ernstige risico's mee voor de
volksgezondheid en het milieu. Met bovengenoemde maatregelen wenst de
Commissie een hoog niveau van waterkwaliteit voor de Europese burger
te waarborgen.
In verband met deze maatregelen heeft het met milieuzaken belaste
Commissielid Margot Wallström opgemerkt: "Water is een kwetsbare
rijkdom en de meeste Europese watersystemen worden bedreigd door
verontreiniging en uitputting. De kaderrichtlijn Water is een van de
meest ambitieuze waterwetgevingen ter wereld en zal de kwaliteit van
onze wateren verbeteren en beschermen, maar uitsluitend als de
richtlijn op een correcte wijze ten uitvoer wordt gelegd. Om een goede
waterkwaliteit te waarborgen is het ook essentieel dat stedelijk
afvalwater naar behoren wordt behandeld en niet ongezuiverd wordt
geloosd."
Niet-omzetting van de kaderrichtlijn Water
Bij de kaderrichtlijn Water wordt een Europees kader vastgesteld
voor de bescherming van alle waterlichamen in de Europese Unie
- rivieren, meren, kustwateren, grondwater en binnenlandse
oppervlaktewateren. De doelstelling is om tegen 2015 een goede
kwaliteit van deze wateren te waarborgen.
Aangezien watersystemen niet stoppen aan administratieve grenzen moet
dit gebeuren via een geïntegreerd, op stroombekkens gebaseerd beheer.
De kaderrichtlijn Water bevat duidelijke termijnen voor de
verschillende fasen van het proces om te komen tot een duurzaam,
geïntegreerd waterbeheer in Europa. De nationale wetgeving die vereist
is voor de toepassing van de wetgeving moest uiterlijk in december
2003 zijn aangenomen.
België, Duitsland, Italië, Finland, Luxemburg, Nederland, Portugal,
het Verenigd Koninkrijk en Zweden hebben het proces van vaststelling
van de vereiste nationale wetgeving en kennisgeving daarvan aan de
Commissie nog niet voltooid. Daarom heeft de Commissie hen een laatste
schriftelijke aanmaning gestuurd. Door hun nalatigheid bij de
tenuitvoerlegging van deze belangrijke richtlijn onthouden de negen
lidstaten hun burgers het recht op de goede kwaliteit van rivieren,
meren en kustwateren waarop zij recht hebben.
Ontoereikende zuivering van afvalwater
De Commissie heeft eerste schriftelijke aanmaningen gestuurd aan
Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Portugal, Spanje en het
Verenigd Koninkrijk omdat onderzoek van de Commissie heeft uitgewezen
dat verscheidene agglomeraties met meer dan 15 000 inwoners in deze
lidstaten hun afvalwater nog steeds ongezuiverd lozen. Krachtens de
EU-richtlijn inzake stedelijk afvalwater geldt 31 december 2000 als
uiterste termlijn voor de zogenaamde secundaire behandeling die
vereist is alvorens afvalwater van agglomeraties met dergelijke omvang
wordt geloosd.
De richtlijn betreffende stedelijk afvalwater heeft betrekking op
bacteriologische en virale verontreiniging welke door met nutriënten
verrijkt stedelijk afvalwater wordt veroorzaakt. Stedelijk afvalwater,
dat overmatige hoeveelheden nutriënten, vooral stikstof- en/of
fosforverbindingen, in rivieren en in de zee brengt, bevordert een
versnelde groei van algen en andere plantaardige levensvormen. Dit
proces, dat "eutrofiëring" wordt genoemd, leidt op zijn beurt tot een
verlaging van het zuurstofgehalte van water en vormt zo een gevaar
voor de vissen die zuurstof nodig hebben. Het proces kan ook tot
gevolg hebben dat het niet langer veilig is het water te drinken.
Doordat afvalwater potentieel schadelijke bacteriën en virussen bevat,
brengt het ook gezondheidsrisico's mee wanneer in de ontvangende
wateren wordt gezwommen of wanneer er schaaldieren in worden gekweekt.
Krachtens de richtlijn moeten agglomeraties (steden en gebieden waar
de bevolking voldoende geconcentreerd is) binnen de in de richtlijn
neergelegde termijnen voldoen aan minimumnormen voor de opvang en
behandeling van afvalwater. De termijnen in kwestie zijn vastgesteld
naar gelang van de gevoeligheid van de betrokken wateren en de omvang
van de agglomeraties.
Rechtsprocedures
Krachtens artikel 226 van het Verdrag heeft de Commissie de
bevoegdheid om tegen een lidstaat die zijn verplichtingen niet nakomt
juridisch op te treden.
Wanneer de Commissie van mening is dat er sprake is van niet-naleving
van de EU-wetgeving kan zij een inbreukprocedure opstarten.
Als eerste stap richt zij dan een eerste 'schriftelijke aanmaning' aan
de lidstaat in kwestie, waarin zij bedoelde staat verzoekt binnen een
bepaalde termijn, doorgaans twee maanden, de nodige opmerkingen te
maken.
In het licht van het al dan niet door de lidstaat verstrekte antwoord
kan de Commissie besluiten tegen de lidstaat een 'met redenen omkleed
advies' uit te brengen (laatste schriftelijke aanmaning). Daarin zet
de Commissie op duidelijke en definitieve wijze uiteen waarom zij van
oordeel is dat er sprake is van inbreuk tegen de EU-wetgeving en
spoort zij de lidstaat aan om zich binnen een bepaalde termijn,
gewoonlijk twee maanden, in overeenstemming te brengen met die
wetgeving.
Wanneer de lidstaat dit advies niet op afdoende wijze nakomt, kan de
Commissie besluiten de zaak aanhangig te maken bij het Hof van
Justitie. Indien het Hof van Justitie van oordeel is dat het Verdrag
niet is nageleefd, kunnen aan de staat die de inbreuk pleegt
maatregelen worden opgelegd om zich in overeenstemming te stellen met
het gemeenschapsrecht.
Artikel 228 van het Verdrag geeft de Commissie de bevoegdheid om op te
treden tegen lidstaten die een arrest van het Hof van Justitie naast
zich neerleggen. Overeenkomstig dit artikel kan de Commissie het Hof
dan verzoeken om aan die lidstaten een dwangsom op te leggen.
Voor recente gegevens over inbreukprocedures in het algemeen, zie:
http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/droit_com/index_en.h
tm#infractions
---
Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van
23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire
maatregelen betreffende het waterbeleid.
Met "secundaire behandeling" wordt een behandeling bedoeld waarmee
het mogelijk wordt opgeloste vaste stoffen te doen bezinken en
verontreinigende stoffen op te lossen via een doorgaans biologische
behandeling.
Richtlijn 91/271/EEG van de Raad inzake de behandeling van
stedelijk afvalwater.
European Commission