De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
DL. 2003/625
datum
21-02-2003
onderwerp
MINAS-gat
TRC 2003/1112
bijlagen
Geachte Voorzitter,
In vervolg op mijn brief van 16 januari jl. informeer ik u mede namens de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, hierbij over mijn bevindingen inzake een systeem van 'demping' van het MINAS-gat. Tevens voldoe ik met deze brief aan het verzoek van de vaste commissie voor LNV van 13 februari jl. (04-03-LNV) om nadere informatie over de voortgang bij de uitvoering van de moties inzake de evaluatie van de Meststoffenwet.
datum
21-02-2003
kenmerk
DL. 2003/625
bijlage
Inleiding
In het Algemeen Overleg met de vaste commissie voor LNV van 26
november jl. en in mijn brieven van 11 en 17 december jl. heb ik de
Kamer reeds geïnformeerd over de mogelijke oorzaken van het zogenoemde
MINAS-gat. Met het MINAS-gat wordt bedoeld de situatie dat bedrijven
die alle mest afvoeren toch een MINAS-heffing moeten betalen. Ik geef
u van de mogelijke oorzaken een korte opsomming:
1. In december vorig jaar is een eindrapport gepubliceerd van een
onderzoek van het ID-Lelystad naar de vastlegging van mineralen
(stikstof, fosfaat en kalium) in varkens (ID-Lelystad rapport no.
2222). Uit dit onderzoek blijkt dat meer mineralen in varkens
worden vastgelegd dan volgens de forfaits in de Meststoffenwet is
bepaald.
2. Het afgelopen jaar heeft een werkgroep met betrokkenheid van
Bureau Heffingen, onderzoeksinstellingen, LTO Nederland en NVV de
mogelijke andere oorzaken van het MINAS-gat onderzocht.
Vastgesteld is dat het MINAS-gat zich vooral voordoet bij
grondloze varkenshouderijen. Naast de in punt 1 genoemde forfaits
zijn alle aan- en afvoerposten van MINAS geanalyseerd. Begin maart
2003 zal het eindrapport van deze werkgroep uitkomen.
Belangrijkste conclusie is dat er geen systematische fouten zijn
geconstateerd in het MINAS-stelsel. Wel zijn er aanwijzingen dat
grote variaties bij de mestbemonstering optreden.
Reparatie van het MINAS-gat
1. Op basis van het onderzoek van ID-Lelystad zullen de forfaits voor
de mineralen in afgevoerde varkens, zoals vastgelegd in de
Meststoffenwet, met terugwerkende kracht tot 1 januari 1998 worden
aangepast na aanvaarding van het daartoe strekkende wetsvoorstel
door beide Kamers der Staten-Generaal. Het wetsvoorstel zal
binnenkort bij de Tweede Kamer worden ingediend. Hiermee wordt een
groot deel (circa 60%) van het MINAS-gat gerepareerd. Binnenkort
zullen varkenshouders bericht krijgen over de voorgenomen wijze
van correctie van hun aangiften van de afgelopen jaren. Verleden
jaar is aan alle varkenshouders al generiek uitstel van betaling
verleend. Dit generieke uitstel komt te vervallen. Correctie van
de aangifte betekent dat sprake zal zijn van het vervallen of
terugbetalen van (een deel van) de heffing. Dit zal echter pas
plaatsvinden na het van kracht worden van de wetswijziging.
2. Wat de variaties in de mestbemonstering betreft, heb ik de Kamer
toegezegd de mogelijkheid van introductie van een aanvullend
systeem van demping te onderzoeken dat de nadelige gevolgen van
deze variaties zou moeten inperken. De afgelopen maanden heb ik
nader onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van een systeem van
demping.
Uit een analyse van de MINAS-aangiften door Bureau Heffingen
blijkt dat van de grondloze veehouderijbedrijven die sinds 1998
verfijnd aangifte doen meer dan 85% over de afgelopen jaren op een
belastbare hoeveelheid van nul is uitgekomen of een mineralensaldo
heeft opgebouwd. Bij deze analyse is rekening gehouden met de
aangekondigde wijziging van de forfaits voor de vaststelling van
de mineralen in aan- en afgevoerde varkens. De oorzaak van deze
ontwikkeling is op basis van de bij Bureau Heffingen bekende
gegevens niet exact vast te stellen. Mogelijke oorzaken voor de
opbouw van mineralensaldo's zouden kunnen zijn: mineralenvoorraden
waarmee bedrijven bij de start van MINAS zijn begonnen, ruimte in
de verliesnormen in de voorbije jaren en te ruim vastgestelde
forfaits binnen MINAS (bijvoorbeeld voor stikstofvervluchtiging
uit de stal). Uit de analyse van Bureau Heffingen kan evenmin
exact worden vastgesteld bij welk deel van de bedrijven en van de
heffingen sprake is van onbedoelde heffingen, omdat de heffingen
(deels) terecht kunnen zijn verschuldigd.
Ik kom tot de conclusie dat de variaties in de mestbemonstering,
als belangrijkste mogelijke oorzaak van het MINAS-gat, niet
structureel tot heffingen leiden.
Overwegingen voor aanvullende maatregelen
Naast bovenvermelde analyse van het MINAS-gat wijs ik u voorts op de
maatschappelijke consultatie over het meer forfaitair maken van MINAS
die thans plaatsvindt. Een mogelijke uitkomst hiervan is dat de
bemonstering van mest wordt vervangen door een forfaitair vastgesteld
mineralengehalte. In die situatie zal naar verwachting bij bedrijven
geen MINAS-gat van enige omvang meer ontstaan. Ik zal u over de
mogelijkheden van een forfaitair stelsel in maart nader informeren.
Overigens spelen op Europees niveau twee belangrijke zaken met
betrekking tot de Nitraatrichtlijn, te weten het derogatieverzoek aan
de Europese Commissie inzake de toepassing van de in de richtlijn
opgenomen norm voor het gebruik van dierlijke mest en de aanstaande
uitspraak van het Europese Hof inzake de infractieprocedure wegens een
onvoldoende implementatie van de richtlijn. De uitkomsten van deze
zaken zijn cruciaal voor de vraag op welke wijze MINAS in de komende
jaren vormgegeven zal worden.
Voornemen naar aanleiding van het onderzoek naar een systeem van
demping
Tegen de achtergrond van bovenvermelde ontwikkelingen en als gevolg
van het feit dat het percentage bedrijven dat op nul uitkomt of saldo
opbouwt veel groter is dan in eerste instantie werd verwacht, acht ik
het niet nodig en wenselijk om op dit moment een ingrijpend systeem
van demping te introduceren.
Als oplossing voor bedrijven die geconfronteerd zijn met onbedoelde
heffingen in het verleden, wil ik de mogelijkheid voor verrekening
richting het verleden verruimen. Op dit moment mag er maximaal 3 jaar
richting het verleden verrekend worden. Ik ben voornemens deze termijn
te verlengen tot 6 jaar. Dit betekent dat bedrijven die in 1998 een
heffing hebben betaald en deze heffing nog niet hebben kunnen
verrekenen, deze alsnog kunnen verrekenen indien zij in 2003 of 2004
een saldo opbouwen. Op deze wijze ontstaat een ruimere mogelijkheid om
onbedoelde heffingen van één of meerdere jaren te verrekenen met
opgebouwd saldo in andere jaren. Het aantal bedrijven dat na 6 jaar
bij verrekening alsnog heffing moet betalen zal naar verwachting tot
een minimum worden teruggebracht. Verlenging van de verrekeningtermijn
zal geen negatieve invloed hebben op de sturingskracht van MINAS. Ik
zal op zo kort mogelijke termijn een voorstel tot wijziging van de
Meststoffenwet op dit punt in procedure brengen. Dit voorstel zal
gekoppeld worden aan het hierboven genoemde wetsvoorstel dat strekt
tot aanpassing van de dierforfaits.
Stand van zaken uitvoering moties
In reactie op het verzoek van de vaste commissie voor LNV om nadere
informatie over de voortgang bij uitvoering van de moties inzake de
evaluatie van de Meststoffenwet, met name betreffende het
wetgevingstraject, kan ik u melden dat het wetsvoorstel dat invulling
moet geven aan de voorstellen uit de brief van het kabinet van 4
oktober 2002 ter advisering aan de Raad van State is voorgelegd. Zeer
recent heb ik het advies van de Raad mogen ontvangen. Ik bezie thans
nader welke gevolgen dit advies voor de inhoud van het wetsvoorstel
heeft. Zoals ik eerder in de brief van 11 december 2002 heb gemeld zal
het - zonodig gewijzigde - wetsvoorstel aan de Tweede Kamer worden
gezonden nadat er duidelijkheid is over het onderhandelingsresultaat
met de Europese Commissie ten aanzien van de derogatie en de uitspraak
van het Europese Hof.
De staatssecretaris van VROM en ondergetekende hopen dit voorjaar tot
een vergelijk met de Commissie te komen.
De staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
ir. B.J. Odink
---