Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
VVA. 2003/434
datum
21-02-2003

onderwerp
Voorkomen van BSE in Nederland
TRC 2003/1301

bijlagen
1

Geachte Voorzitter,

Hierbij doe ik u, mede namens de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, een geaggregeerd overzicht van de in de tweede helft van 2002 in Nederland vastgestelde gevallen van BSE toekomen (zie bijlage). In deze periode zijn 13 gevallen van BSE vastgesteld. Het totaal voor het jaar 2002 komt daarmee op 24.

De definitieve vaststelling van een geval van BSE vindt plaats op basis van het in de laboratoria van het CIDC te Lelystad uitgevoerde onderzoek van hersenweefsel. Dit onderzoek wordt ingesteld nadat er een verdenking tegen het dier is gerezen. In 1 van de 13 gevallen berustte de verdenking op de door de dierenarts waargenomen verschijnselen van BSE. In de overige 12 gevallen ontstond de verdenking op basis van de zogeheten snelle BSE-test. Deze test wordt uitgevoerd bij alle gezonde slachtrunderen ouder dan 30 maanden, bij niet geheel gezonde en in nood gedode slachtrunderen ouder dan 24 maanden en bij alle kadavers van runderen ouder dan 24 maanden. In de gevallen die door de snelle BSE-test aan het licht kwamen ging het 9 maal om een slachtrund en 3 maal om een kadaver.

datum
21-02-2003

kenmerk
VVA. 2003/434

bijlage

Evenals in 2001 werden de meeste van de getroffen dieren in 1996 geboren (zie bijlage).
Het oudste dier waarbij BSE werd vastgesteld was 10 jaar en 8 maanden oud, het jongste 4 jaar en 4 maanden oud. De gemiddelde leeftijd van de dieren waarbij in de tweede helft van 2002 BSE werd vastgesteld, was 6 jaar en 5 maanden.

De bedrijven waarop een geval van BSE werd vastgesteld zijn door de RVV bezocht. Op geen van de bedrijven werden bij één van de overige aanwezige runderen verschijnselen van BSE waargenomen. In alle gevallen werd de gehele veestapel waarvan het besmette rund deel uitmaakte geruimd. Bovendien werden de op andere bedrijven aanwezige risicodieren, dit zijn de dieren waarvan op grond van een epidemiologische relatie met het besmette dier wordt verondersteld dat zij een verhoogd risico dragen zelf ook besmet te zijn, getraceerd en geruimd. In totaal werden in 2002 ruim 3000 dieren geruimd, ongeveer een kwart van deze dieren behoorde tot de risicodieren. Onderzoek van de geruimde dieren leverde geen aanwijzingen voor het voorkomen van BSE bij deze dieren op.

Bovenstaande gegevens passen binnen de verwachtingen van het voorkomen van BSE in Nederland. Er hebben zich geen opmerkelijke ontwikkelingen voorgedaan. De nu ter beschikking zijnde informatie vormt geen aanleiding tot het treffen van aanvullende maatregelen.

De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

dr. C.P. Veerman

Bijlage:
Gevallen van BSE in de tweede zes maanden van 2002 en Geboortejaar van de runderen waarbij in 2001 respectievelijk in 2002 BSE is vastgesteld (PDF-formaat, 43 Kb)

Voor downloaden van PDF-bestanden: Zie het origineel http://www.minlnv.nl/infomart...2003/par03043.htm .

---