Tweede rapportage wachtlijsten jeugdzorg
Tweede rapportage van de Taskforce wachtlijsten jeugdzorg
Tweede rapportage wachtlijsten jeugdzorg 1. Tweede rapportage
wachtlijsten jeugdzorg
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg
Tweede rapportage
Taskforce Wachtlijsten Jeugdzorg september 2002
MS/Cap Gemini Ernst & Young 1
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg
Tweede rapportage
0. INLEIDING..........................................................................................................3
0.1 DOELSTELLING VAN DE TASKFORCE .....................................................................3
0.2 KWANTITATIEVE INFORMATIE: METING OP BASIS VAN DE KERNINDICATOREN......4
0.3 SCOPE VAN DE EERSTE EN TWEEDE METING ..........................................................4
0.4 BEPERKTE WAARDE VERSUS WINST.......................................................................5
DEEL I
Landelijk beeld
1. KERNINDICATOREN BUREAU JEUGDZORG...........................................7
1.1 DE ROUTING..........................................................................................................7
1.2 DE FOCUS..............................................................................................................7
1.3 WIJZIGINGEN EN AANVULLINGEN TEN OPZICHTE VAN DE EERSTE METING ............7
1.4 DE RESULTATEN ...................................................................................................8
2. KERNINDICATOR ZORGTOEWIJZINGSORGAAN................................12
2.1 DE ROUTING ......................................................................................................12
2.2 DE FOCUS..........................................................................................................13
2.3 WIJZIGINGEN EN AANVULLINGEN TEN OPZICHTE VAN DE EERSTE METING ..........13
2.4 DE RESULTATEN .................................................................................................13
3. KERNINDICATOR ALGEMEEN MELDPUNT
KINDERMISHANDELING .....................................................................................16
3.1 DE ROUTING ......................................................................................................16
3.2 DE FOCUS..........................................................................................................16
3.3 WIJZIGINGEN EN AANVULLINGEN TEN OPZICHTE VAN DE EERSTE METING ..........16
3.4 DE RESULTATEN ................................................................................................17
DEEL II
Factsheets per provincie 20
DEEL III
Samenvatting gespreksronde / kwalitatieve rapportage 50
MS/Cap Gemini Ernst & Young 2
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
0. Inleiding
Naar aanleiding van het advies van de Commissie Aanpak Wachtlijsten Jeugdzorg
(Commissie Peer) hebben het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), de
provincies en de drie grootstedelijke regio's afspraken gemaakt over de aanpak van de
wachtlijsten. Partijen hebben zich gebonden aan het streven de wachtlijsten zoveel mogelijk
terug te dringen, zodat jongeren binnen een aanvaardbare termijn geholpen worden en het
nieuwe stelsel zo min mogelijk belast wordt met wachtlijsten.
Om op landelijk niveau zicht te krijgen op de aard en de omvang van de wachtlijsten, is het
noodzakelijk dat geregistreerd wordt op basis van uniforme gegevensdefinities. Deze
definities waren tot eind vorig jaar niet voorhanden.
Daarnaast dienen registratiesystemen te zijn afgestemd op de organisatie van de jeugdzorg,
die ontstaat in het kader van de nieuwe Wet op de Jeugdzorg, met ingang van 1 januari 2004.
Ook aan deze voorwaarde is nog niet voldaan, waardoor een adequate registratie wordt
belemmerd.
Het antwoord op deze problemen is de ontwikkeling van een nieuw, op de eisen van de
nieuwe Wet toegesneden registratiesystematiek. Daaraan wordt, vooruitlopend op de
precieze invulling van de wet bij AMvB's, ook gewerkt. Maar, zoals de commissie Peer al
opmerkte, het ontwerpen en invoeren van een nieuw integraal registratiesysteem, in
combinatie met het realiseren van de noodzakelijke infrastructuur en het scholen van
medewerkers, is een proces dat enige jaren in beslag neemt. Toch is het ook in de tussentijd
noodzakelijk te beschikken over adequate en op hoofdlijnen vergelijkbare informatie, met
name ten behoeve van de aanpak van wachtlijsten.
0.1 Doelstelling van de taskforce
In het bestuurlijk overleg van 10 september 2001 hebben Rijk en Interprovinciaal Overleg
(IPO) besloten een taskforce in te stellen. Deze taskforce heeft als doel het transparant
maken van wachtlijsten en het bijdragen aan vermindering van wachtlijsten, zodat het nieuwe
stelsel onder de Wet op de Jeugdzorg zoveel mogelijk onbelast van start kan gaan. De
taskforce bestaat uit vertegenwoordigers van de ministeries van VWS en Justitie, het IPO en
Zorgverzekeraars Nederland (ZN). De taskforce wordt ondersteund door Cap Gemini Ernst &
Young (verder de wachtlijstequipe genoemd).
De taskforce heeft de volgende taken:
het ontwikkelen van kernindicatoren voor het meten van de wachtlijsten;
het doen van voorstellen voor uitbouw van de kernindicatoren richting het uiteindelijke
registratiestelsel;
het faciliteren van de provincies en veldpartijen bij het registreren van deze
kernindicatoren;
het faciliteren van de provincies en veldpartijen bij het vormgeven aan de regionale
plannen die moeten voorzien in het terugdringen van de wachtlijsten;
de afstemming met de aanpak van wachtlijsten in de jeugd-Geestelijke Gezondheidszorg
(GGZ) en de jeugd-Licht Verstandelijk Gehandicaptenzorg (LVG) en de justitiële
jeugdinrichtingen (via parallel traject, onder regie van VWS);
het drie maal opleveren van een landelijke voortgangsrapportage over de periode 2002.
De taskforce is ingebed in de bestaande implementatiestructuur voor de nieuwe Wet op de
Jeugdzorg. De taskforce legt verantwoording af aan het Bestuurlijk Overleg van IPO en Rijk,
waarbij ook ZN betrokken zal worden.
MS/Cap Gemini Ernst & Young 3
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
0.2 Kwantitatieve informatie: meting op basis van de kernindicatoren
Om op landelijk niveau globaal zicht te krijgen op de wachtlijsten in de diverse provincies, is
gegevensoplevering op basis van uniforme definities van wachtlijsten een eerste vereiste.
Hiertoe is door de taskforce een beperkte set van kernindicatoren ontwikkeld, aan de hand
waarvan op de meest cruciale punten in het zorgproces informatie kan worden verzameld met
betrekking tot de wachtenden.
De kernindicatoren en de hierop gebaseerde gegevensverzameling hebben primair
betrekking op de wachtlijsten Jeugdzorg, voor zover deze via de provinciale doeluitkering
worden gefinancierd. In parallelle trajecten wordt inzicht verkregen in de wachtlijsten jeugd-
GGZ, jeugd-LVG en de wachtlijsten bij de justitiële jeugdinrichtingen.
Voorafgaand aan de vaststelling van de kernindicatoren door de taskforce heeft de
wachtlijstequipe ontwerp-kernindicatoren ter toetsing voorgelegd aan provincies,
grootstedelijke regio's en haar veldpartijen en aan koepelorganisaties in de jeugdzorg. De
equipe heeft hiertoe een informatie- en consultatieronde gemaakt. Bij de gevoerde
gesprekken waren naast de provinciale medewerkers, ook steeds betrokkenen uit de
jeugdzorg - bureau jeugdzorg, zorgtoewijzingsorgaan, Algemeen Meldpunt Kinder-
mishandeling (AMK) - aanwezig.
Rekening houdend met de reacties zijn de kernindicatoren in januari 2002 bestuurlijk
vastgesteld.
De meting op basis van de vastgestelde set van kernindicatoren geeft kwantitatieve
informatie over de (ontwikkeling van) de wachtlijsten jeugdzorg. Gezien de turbulente fase
waarin de jeugdzorg zich bevindt, is kwalitatieve informatie over de wijze waarop betrokken
partijen omgaan met de wachtlijstproblematiek onmisbaar ter kleuring en nuancering van het
enkel kwantitatieve beeld. Derhalve heeft de wachtlijstequipe een afzonderlijke
consultatieronde langs betrokken partijen gemaakt, waarin de vergaring van kwalitatieve
informatie centraal stond. De belangrijkste kwalitatieve bevindingen zijn opgenomen in Deel
III van deze rapportage.
0.3 Scope van de eerste en tweede meting
Zoals aangegeven behoort het drie maal opleveren van een landelijke voortgangsrapportage
wachtlijsten jeugdzorg over de periode 2002 tot een van de doelen van de taskforce.
In maart 2002 is de eerste rapportage van deze trits opgesteld. Hierin wordt verslag gedaan
van de resultaten van de eerste meting (0-meting); op de afgesproken kernindicatoren zijn de
standgegevens opgeleverd die inzicht bieden in het aantal wachtenden per 01-01-2002.
Deze rapportage presenteert de resultaten van de tweede meting; op de afgesproken
kernindicatoren zijn enerzijds de standgegevens weergegeven die inzicht bieden in het aantal
wachtenden per 01-07-2002. Zo ontstaat een eerste aanzet tot een reeks van onderling
vergelijkbare gegevens die inzicht bieden in de ontwikkeling van de wachtlijsten. Derhalve zijn
de resultaten van de eerste meting eveneens kort, enkel in kwantitatieve zin in deze
rapportage opgenomen.
Voorts zijn in deze rapportage naast standgegevens ook voor het eerst duurgegevens
(doorlooptijden en wachttijden) betrokken. Deze duurgegevens hebben betrekking op de
eerste twee kwartalen van 2002.
De derde meting, waarover gerapporteerd zal worden in het voorjaar van 2003, zal qua
standgegevens betrekking hebben op de datum 01-01-2003, terwijl de duurgegevens
verwijzen naar de geboekte resultaten in de laatste twee kwartalen van 2002.
MS/Cap Gemini Ernst & Young 4
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
0.4 Beperkte waarde versus winst
Hoewel de kaders van de kernindicatoren op zichzelf eenduidig zijn, kunnen de uitkomsten
niet los worden gezien van de omstandigheden waarin de jeugdzorg zich op dit moment
bevindt. Ook in de eerste rapportage maakten we reeds melding van deze, nog altijd actuele,
context.
Ten eerste verkeert de jeugdzorg in een turbulente fase van ombouw en ontwikkeling naar de
nieuwe Wet op de Jeugdzorg. Er is bepaald geen sprake van een stabiele situatie die
eigenlijk noodzakelijk is voor het doen van (een reeks van) metingen. De jeugdzorg verkeert
in een voortgaand veranderingsproces dat de inzichtelijkheid en de vergelijkbaarheid van
gegevens in de tijd niet bevordert. Naast het ontwikkelingsproces waarin bureau jeugdzorg
zelf verkeert, is ook sprake van andere wijzigingen, zoals de omlegging van cliëntenstromen
vanuit de jeugd-GGZ. Het tempo waarin de cliëntenstroom wordt omgelegd en de mate
waarin dit reeds is gebeurd, is verschillend per provincie.
Daarnaast bestaan er verschillen als gevolg van de historische situatie en de regionale
omstandigheden in provincies, die de voortgang die geboekt wordt op weg naar het nieuwe
stelsel mede bepalen. Afhankelijk van de samenwerkingsbereidheid van regionale partijen is
het nieuwe stelsel dichterbij gebracht. De mate waarin bovengenoemde processen zijn
gevorderd, maar bijvoorbeeld ook de mate waarin aan het bestaan van bureau jeugdzorg
bekendheid wordt gegeven, heeft gevolgen voor de cliëntenstromen en dus voor de
wachtlijsten.
Een factor van andere orde is de situatie met betrekking tot de registratie. Als gevolg van de
bundeling van vele kleinere instellingen tot grotere multifunctionele instellingen enerzijds en
de vorming van bureaus jeugdzorg anderzijds, is sprake van een historisch versnipperde
registratie-infrastructuur, die het verzamelen en het verwerken van gegevens bemoeilijkt.
Tegelijk kan worden vastgesteld dat er hard gewerkt wordt om aan de bestaande registratie-
diversiteit een einde te maken. Alle provincies/gsr respectievelijk instellingen spannen zich in
om zo spoedig mogelijk te komen tot integrale registratiesystemen binnen de grenzen van het
eigen gebied. In de loop van het jaar 2002 zijn hiertoe in alle provincies belangrijke stappen
gezet.
Met het oog op deze verschillen en gegeven de doelstelling van de landelijke
gegevensverzameling het genereren van een globaal totaaloverzicht zijn de
kernindicatoren geformuleerd in termen van informatievragen. Hierbij zijn de gevraagde
gegevens gedefinieerd, maar is niet op het niveau van de registratiesystemen
voorgeschreven hoe de gegevens gegenereerd dienen te worden. Deze werkwijze laat toe
dat alle partijen binnen de aangegeven, uniform gedefinieerde grenzen tot
gegevensaanlevering konden komen. Deze werkwijze maakt tegelijk dat er marges van
onvergelijkbaarheid tussen de diverse provinciale cijfers optreden. Het gaat hierbij in de
meeste gevallen om kleine vertekeningen, die het totaalbeeld geen groot onrecht aandoen. In
een aantal gevallen gaat het echter om andersoortige gegevensaanlevering, als gevolg van
onvergelijkbaar ingerichte bedrijfsprocessen. Daar waar dit het geval was, is dit nadrukkelijk -
op aangeven van provincies en veldpartijen zelf - aangegeven in de tekst.
Gegeven de geschetste situatie is deze rapportage als volgt opgebouwd:
Per provincie is een `factsheet' opgesteld. Hierin zijn de resultaten van de (eerste en) tweede
meting per kernindicator opgenomen. De door partijen gemaakte opmerkingen over onder
andere de wijze van gegevensverzameling, zijn in (de voetnoten bij) de factsheets vermeld.
De factsheets geven hiermee een volledig beeld van de betrouwbaarheid van het
aangeleverde materiaal. De factsheets zijn gebundeld opgenomen in Deel II van deze
rapportage.
Ondanks het feit dat niet alle gegevens volledig vergelijkbaar zijn, bieden de resultaten per
provincie de mogelijkheid om de gegenereerde cijfers verantwoord samen te voegen tot een
globaal landelijk beeld. Een dergelijke optelling geeft op landelijk niveau een zeer behoorlijke
MS/Cap Gemini Ernst & Young 5
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
indruk van de orde van grootte van de wachtlijsten. Bezien tegenover de gegevens die tot
voor kort beschikbaar waren, met name van de bureaus jeugdzorg, wordt een eerste, doch
aanzienlijke stap voorwaarts gezet met betrekking tot het inzicht in de wachtlijsten.
Dit landelijke beeld wordt gepresenteerd in Deel I van deze rapportage. De resultaten zijn per
kernindicator gepresenteerd, waarbij de resultaten telkens vooraf worden gegaan door een
korte uitleg van de inhoud van de indicatoren die zijn gebruikt voor de tweede meting. Waar
mogelijk is een vergelijking met de resultaten van de eerste meting toegevoegd.
Met het voortschrijden van de tijd zal de situatie met betrekking tot de registratie naar
verwachting verder worden verbeterd. En naarmate het nieuwe stelsel verder is ingevoerd,
zal ook de situatie over de verschillende provincies (nog) meer overeenkomsten gaan
vertonen. Vergelijking van de aangeleverde gegevens in de tijd wordt hiermee van steeds
grotere waarde.
MS/Cap Gemini Ernst & Young 6
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Deel I
Resultaten tweede meting, globaal landelijk beeld
1. Kernindicatoren
Bureau
Jeugdzorg
1.1 De routing
De kernindicatoren Bureau Jeugdzorg (BJz) zijn door de provincies/grootstedelijke regio's
voorgelegd aan de entiteiten die in haar werkgebied tezamen BJz vormen en die (onder
meer) werken ten behoeve van de vrijwillige cliënten (= de verschillende BJz-dependances).
Door de provincies/grootstedelijke regio's is steeds een per kernindicator reeds over de BJz-
dependances opgeteld gegeven aangeleverd aan de wachtlijstequipe.
1.2 De focus
Alle kernindicatoren Bureau Jeugdzorg (BJz) hebben betrekking op vrijwillige cliënten die zich
aanmelden bij BJz. Hiermee zijn niet alle cliëntgroepen, routes en variëteiten in beeld
gebracht. Zo zijn niet-vrijwillige cliënten en cliënten die zich rechtstreeks melden bij de GGZ
voor wat betreft de toegangsfunctie in deze gegevensgeneratie buiten beschouwing gelaten.
Via een parallel traject worden deze gegevens toegevoegd aan het beeld dat deze
rapportage oplevert.
1.3 Wijzigingen en aanvullingen ten opzichte van de eerste meting
De eerste meting had enkel betrekking op een aantal standgegevens.
Deze standgegevens verzamelen we op eenzelfde wijze voor deze tweede meting, zodat
onderlinge vergelijkingen kunnen worden gemaakt.
Kernindicator I (aantal wachtenden voor de poort van BJz) en III (aantal wachtenden voor Vrij
Toegankelijke Zorg) zijn qua definitie geheel identiek aan de definities die zijn gebruikt bij de
eerste meting. Voor kernindicator I geldt wel dat deze als een kwalitatieve kernindicator zal
worden geïnterpreteerd.
Voor kernindicator II (aantal wachtenden op vervolg BJZ-traject na aanmelding) geldt dat
deze qua strekking ongewijzigd blijft, maar dat de definitie ter verduidelijking enige
aanscherping heeft ondergaan (dit wordt: aantal dat na aanmelding wacht op een
vervolggesprek).
De eerste meting had nog geen betrekking op duurgegevens (doorloop,- en wachttijden).
Deze tweede meting vraagt wel om oplevering van kernindicator IV (doorlooptijd
toegangsfunctie BJz). Dit conform de aangereikte definitie, waarbij gevraagd werd om zo
mogelijk een onderscheid te maken naar cliënten die in één keer het BJz-toegangstraject
van datum aanmelding tot datum indicatiebesluit doorlopen en cliënten die eerst gebruik
maken van Vrij Toegankelijke Zorg (VTZ), terwijl voor hen daarna toch tot indicatie wordt
overgegaan.
NB. het maken van een onderscheid tussen beide cliëntgroepen bleek voor te veel BJz's een
brug te ver. Derhalve is voor alle provincies enkel de doorlooptijd voor de totale groep
vrijwillige cliënten die in het eerste half jaar een indicatie ontvingen, in deze rapportage
verwerkt.
De resultaten van de eerste meting leverden, conform de doelstelling, een globaal beeld van
de wachtlijstproblematiek op. De pretentie is niet om de achterliggende oorzaken te
beschouwen via een meting als deze; in het oog springende uitkomsten kunnen wel een
indicator zijn voor nader onderzoek (door provincie en/of veldpartij zelf).
Tegelijk is er wel behoefte aan enig inzicht in de vraag die op BJz afkomt, en eventuele
verschuivingen hierin. Om deze reden is bij de tweede meting één contextvraag toegevoegd
aan de set van kernindicatoren. De set start nu met de vraag hoeveel aanmeldingen zijn
ingediend bij BJz, over enkele voorbije kwartalen.
MS/Cap Gemini Ernst & Young 7
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Om een aantal (stand)gegevens enigszins in perspectief te plaatsen, is een aantal uitkomsten
gerelateerd aan het aantal jeugdigen (0-18 jaar) dat in 2002 woonachtig was in de
verschillende provincies.
1.4 De resultaten
1.4.1 Contextvraag
Dit betreft het aantal cliënten dat zich heeft aangemeld bij BJZ en waarvoor een vervolggesprek in de
BJz-keten is gepland. Alle eenmalige contacten, doorverwijzingen e.d. blijven in deze definitie van het
begrip `aanmelding' dus buiten beschouwing.
Vraagstelling
Hoeveel cliënten, waarvoor een vervolggesprek in de BJz-keten is gepland, hebben zich aangemeld bij
BJz in de volgende perioden.
NB. Alle eenmalige contacten, doorverwijzingen e.d. blijven in deze definitie van het begrip
`aanmelding' buiten beschouwing!:
Aantal Aantal Stijging/ Aantal Aandeel aantal
aanmeldingen aanmeldingen daling jeugdigen aanmeldingen
1e half jaar 1e half jaar aan- 0-18 1e half jaar
2001 2002 meldingen 2002 2002 van
aantal
jeugdigen
Provincie Brabant 3.055 3.488 +14% 528.258 0.66%
Provincie Drenthe 390 635 +63% 104.640 0.61%
Provincie Flevoland 416 495 +19% 93.163 0.53%
Provincie Friesland 347 510 +47% 142.337 0.36%
Provincie Gelderland 3.836 3.786 -1% 439.085 0.86%
Provincie Groningen 434 499 +15% 114.512 0.44%
Provincie Limburg 1.761 2.271 +29% 235.367 0.96%
Provincie N-Holland 1.600 1.950 +22% 277.311 0.70%
Provincie Overijssel onbekend 590 252.234 0.23%
Provincie Utrecht 1.525 1.474 -3% 255.455 0.58%
Provincie Zeeland 282 onbekend 82.734
Provincie Zuid-Holland onbekend onbekend 297.654
GSR Amsterdam 4.592 7.225 +57% 262.386 2.80%
GSR Haaglanden 1.466 1.733 +18% 202.602 0.86%
GSR Rotterdam 453 556 +23% 261.570 0.21%
Totaal 20.157 30.007
3.549.308
Tabel I: aantal aanmeldingen (dat leidt tot vervolgcontact) versus aantal jeugdigen (0-18)
Toelichting
Enkele provincies/gsr kunnen de aanmeldingen die leiden tot een vervolgcontact over het
eerste half jaar van 2001/2002 niet (exact) genereren omdat enkel het totaal aantal
aanmeldingen wordt genoteerd (Zuid-Holland), of omdat een (enkel) kwartaal ontbreekt
(Haaglanden, Overijssel, Zeeland). In deze gevallen zijn waar mogelijk schattingen van het
aantal aanmeldingen gemaakt. Zie de factsheets per provincie voor de beschikbare
informatie.
Het aantal aanmeldingen blijkt in de eerste helft van 2002 ten opzichte van het eerste half
jaar van 2001 in vrijwel alle provincies, waar men wel over de gevraagde gegevens beschikt,
te zijn gestegen. Het totaal aantal aanmeldingen over de genoemde tijdvakken is niet
helemaal betrouwbaar vergelijkbaar: in beide gevallen ontbreken de gegevens van 2
provincies, maar deels betreft dit in 2001 andere provincies dan in 2002. Desondanks is
duidelijk dat het totaal aantal aanmeldingen (fors) is gestegen.
MS/Cap Gemini Ernst & Young 8
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Het aantal aanmeldingen per provincie wint aan informatie-waarde als dit wordt afgezet tegen het aantal jeugdigen tussen de 0-18 jaar dat in de diverse provincies een beroep kan doen op BJz. In de laatste kolom van de tabel is dit verhoudingsgetal weergegeven.
1.4.2 Kernindicator I: aantal wachtenden voor de poort van Bureau Jeugzorg (BJz)
Dit betreft het aantal wachtenden voor de poort van Bureau Jeugdzorg, waarbij direct bij aanmelding
geen eerste (globale) inschatting van de ernst van de problematiek heeft plaatsgevonden.
In de praktijk wordt gestreefd naar een situatie zonder wachtenden voor de poort..
Vraagstelling
Voor hoeveel cliënten geldt dat zij zich voor of op peildatum 01 juli 2002 hebben aangemeld, terwijl op
genoemde peildatum nog geen eerste (globale) inschatting van de ernst van de problematiek heeft
plaatsgevonden?
NB. Gevraagd wordt naar het eventueel bestaan van een situatie waarbij niet voor alle cliënten die zich
aanmelden, direct een inschatting van de ernst van de problematiek kan worden gemaakt.
Wij realiseren ons dat deze vraag zich lastig in kwantiteiten laat vatten; indien zich een dergelijke
situatie voordoet, is dit aantal niet (exact) bekend. Geef derhalve aan of op basis van de inrichting van
het werkproces - aangenomen mag worden dat dit aantal 0 is, of op basis van signalen die hierop
wijzen - groter dan 0.
Toelichting
Alle Bureaus Jeugdzorg in Nederland hanteren een instroom- en aanmeldingssysteem dat
`wachtenden voor de poorten van de Bureaus Jeugdzorg' voorkómt.
Ten aanzien van cliënten die zich melden (of die aangemeld worden), wordt bij de BJz's
direct een eerste inschatting gemaakt van de ernst van de problematiek. Bepaald wordt of de
gestelde vraag thuishoort bij BJz, of er sprake is van een crisissituatie of van een `reguliere'
aanmelding.
Het realiseren van een situatie van `geen wachtenden voor de poort' vereist wel een
laagdrempelige toegang tot BJz. Of aan deze voorwaarde altijd optimaal wordt voldaan, is
moeilijk meetbaar. Immers, als cliënten BJz bijvoorbeeld als gevolg van een overbezette
telefoonverbinding - niet kunnen bereiken, zijn zij niet in beeld als hulpvrager.
Geen enkel BJz heeft expliciet aangegeven dat niet aan de voorwaarde van laagdrempelige
toegang kan worden voldaan.
1.4.3 Kernindicator
II:
aantal
wachtenden voor vervolggesprek na aanmelding
Als het streven van geen wachtenden voor de poort van BJz wordt gerealiseerd, kan dit tot gevolg
hebben dat zich een wachtlijst vormt direct na aanmelding, voordat een eerste vervolggesprek
plaatsvindt. De tweede kernindicator heeft betrekking op dit aantal wachtenden en verwijst naar het
aantal wachtenden waarvoor na aanmelding niet binnen vijf werkdagen een eerste vervolggesprek is
gepland.
Vraagstelling
Voor hoeveel cliënten geldt dat zij, nadat bij aanmelding is komen vast te staan dat een BJz-
vervolgtraject geëigend is, op 1 juli 2002 5 werkdagen of langer wachtten op een eerste
vervolggesprek?
MS/Cap Gemini Ernst & Young 9
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Aantal dat na Aantal dat na Stijging/ Aantal Aandeel aanmelding >5 aanmelding >5 daling aanmeldingen aantal werkdagen werkdagen aantal 1e half jaar wachtenden wacht op wacht op wachtenden 2002 (>5 vervolg- vervolg- > 5 werkdagen werkdagen) gesprek op gesprek op op vervolg op 01-07-2002 01-01-2002 01-07-2002 t.o.v. aantal aanmeldingen Provincie Brabant 319 384 +20% 3.488 11% Provincie Drenthe 32 46 +43% 635 7% Provincie Flevoland 105 89 -15% 495 18% Provincie Friesland 921 55 -40% 510 11% Provincie Gelderland 475 603 +27% 3.786 16% Provincie Groningen 39 55 +41% 499 11% Provincie Limburg 239 334 +40% 2.271 15% Provincie N-Holland 47 60 +28% 1.950 3% Provincie Overijssel 113 257 +127% 590 44% Provincie Utrecht 45 34 -24% 1.474 2% Provincie Zeeland 52 86 +65% onbekend Provincie Zuid-Holland onbekend 46 onbekend
GSR Amsterdam 174 150 -14% 7.225 2% GSR Haaglanden 69 163 +136% 1.733 9% GSR Rotterdam 12 51 +325% 556 9% Totaal 1.813 2.413 30.007
Tabel II: aantal wachtenden, > 5 wd, op vervolggesprek na aanmelding vs. aantal jeugdigen
Toelichting
Voor veruit de meeste BJz's is deze kernindicator te plaatsen in het eigen bedrijfsproces. Het
optellen van de diverse gegevens is hierdoor over het algemeen goed mogelijk, zonder de
waarde van het totaalbeeld geweld aan te doen. Enkele kanttekeningen die het totaalbeeld
niet (wezenlijk) aantasten, zijn in de factsheets per provincie wel beschreven, maar in dit
totaaloverzicht buiten beschouwing gelaten.
In kolom 3 is de toe,- of afname van de wachtlijst op 01 juli ten opzichte van 01 januari
percentueel weergegeven. Hierbij zij direct gesteld dat het hier gaat om de vergelijking tussen
twee momentopnamen, hetgeen een beperkte waarde heeft. Opmerkelijk is wel dat de
wachtlijst na aanmelding in nogal wat provincies vooral lijkt te stijgen.
Het aantal wachtenden, > 5 werkdagen, op een vervolggesprek na aanmelding op 01 juli
2002 is niet volledig betrouwbaar te vergelijken met het aantal wachtenden, > 5 werkdagen,
op 01 januari 2002. Voor de provincie Zuid-Holland geldt bijvoorbeeld dat op 01 januari enkel
de hele populatie wachtenden geleverd kon worden, terwijl op 01 juli wel het aantal dat 5
werkdagen of langer wacht, uitgesplitst kon worden. Met inachtneming van deze
onzuiverheden in sommige onderlinge vergelijkingen per provincie, kan onverkort gesteld
worden dat het aantal wachtenden, > 5 werkdagen, op 01 juli is in totaliteit is gestegen ten
opzichte van 01 januari.
Het aantal wachtenden, > 5 werkdagen, op een vervolggesprek na aanmelding wint aan
informatie-waarde als dit wordt afgezet tegen het aantal aanmeldingen dat in de diverse
provincies `verwerkt' diende te worden. In de laatste kolom van de tabel is dit
verhoudingsgetal weergegeven.
1 Aantal gewijzigd ten opzichte van gegevenspresentatie eerste meting.
MS/Cap Gemini Ernst & Young 10
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
1.4.4 Kernindicator III: aantal wachtenden voor Vrij Toegankelijke Zorg (VTZ) van BJz
Dit betreft het aantal cliënten dat na inschatting/screening is doorverwezen naar VTZ (verstrekt door
BJz) en dat niet binnen tien werkdagen na deze doorverwijzing van VTZ (verstrekt door BJz) gebruik
kan maken.
Vraagstelling
Voor hoeveel cliënten geldt dat zij, nadat zij na eerste inschatting/screening geschikt zijn bevonden voor
VTZ (verstrekt door BJz), op de peildatum 01 juli 2002 tien werkdagen of langer wachtten op deze vorm
van hulp?
Toelichting
Het aantal cliënten dat wacht op een aanbod VTZ is per provincie weergegeven op de
afzonderlijke factsheets (zie deel II). De kernindicator `aantal wachtenden voor VTZ' levert, in
tegenstelling tot de andere indicatoren, niet grofweg op gelijke wijze te interpreteren
meetresultaten op. Dit heeft vooral te maken met verschillen in invulling die aan de functie
VTZ worden gegeven. Een aantal BJz's markeert de VTZ als een afzonderlijke `hulproute', ter
voorkóming van een vervolgindicatie geïndiceerde zorg. Tegelijk bieden andere BJz's de
functie VTZ `standaard' aan bij binnenkomst. In dit geval lopen de functies VTZ en de functies
casemanagement in elkaar over. In deze gevallen worden de cliënten die wachten op VTZ en
de cliënten die wachten op een casemanager niet afzonderlijk geregistreerd. Ten slotte biedt
een enkel BJz's de functie VTZ in het geheel niet aan.
Kortom: er worden teveel afwijkingen geconstateerd om ook voor deze kernindicator tot een
verantwoorde optelling ter verkrijging van een landelijk beeld over te kunnen gaan.
1.4.5 Kernindicator IV: doorlooptijd toegangsfunctie BJz
Dit betreft de tijd die verstrijkt tussen de aanmelding en het indicatiebesluit door BJz voor geïndiceerde
jeugdzorg.
NB.Voor vrijwel geen BJz bleek het mogelijk om een onderscheid in doorlooptijd te maken naar
cliëntstromen die in een keer de toegangsfunctie doorlopen en tenslotte een indicatiebesluit ontvangen
en cliënten die eerst gebruik maken van VTZ en vervolgens alsnog een indicatiebesluit ontvangen.
Derhalve is voor alle BJz's (voor zover beschikbaar) de doorlooptijd voor alle vrijwillige cliënten verwerkt
die in het eerste half jaar van 2002 een indicatiebesluit ontvingen.
Vraagstelling
- Wat is de gemiddelde doorlooptijd van de toegangsfunctie BJz, berekend voor alle vrijwillige
cliënten waarvoor in het eerste of tweede kwartaal van 2002 een indicatiebesluit voor geïndiceerde
zorg is genomen?
- Voor hoeveel van deze vrijwillige cliënten, geldt dat hun doorlooptijd onder de 55 werkdagen is
gebleven?
- Voor hoeveel van deze vrijwillige cliënten geldt dat hun doorlooptijd boven de 55 werkdagen is
uitgekomen?
Gemiddelde Aantal cliënten Aantal cliënten Deel cliënten
doorlooptijd in met met met
werkdagen doorlooptijd doorlooptijd
1e helft 2002 55 werkdagen 55 werkdagen > 55
werkdagen
Provincie Brabant 185 369 704 66%
Provincie Drenthe onbekend onbekend onbekend
Provincie Flevoland 70 80 76 49%
Provincie Friesland 72 22 42 66% Provincie Gelderland 66 201 457 69% Provincie Groningen 81 23 39 63% Provincie Limburg 102 36 72 66% Provincie Noord-Holland onbekend 30 138 82% Provincie Overijssel 121 57 131 70% Provincie Utrecht 70 75 48 39%
MS/Cap Gemini Ernst & Young 11
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Gemiddelde Aantal cliënten Aantal cliënten Deel cliënten doorlooptijd in met met met werkdagen doorlooptijd doorlooptijd 1e helft 2002 55 werkdagen 55 werkdagen > 55 werkdagen Provincie Zeeland 60 34 31 48% Provincie Zuid-Holland onbekend onbekend onbekend
Grootstedelijke regio Amsterdam 139 358 726 67%
Grootstedelijke regio Haaglanden onbekend onbekend onbekend
Provincie Rotterdam onbekend onbekend onbekend
Totaal
Tabel III: Gemiddelde doorlooptijd en cliënten binnen / buiten norm 55 werkdagen
Toelichting
Zoals aangegeven is ervoor gekozen om voor alle BJz's de gemiddelde doorlooptijd (in
werkdagen) van de toegangsfunctie BJz aan te houden, berekend voor alle vrijwillige cliënten
waarvoor in het eerste of tweede kwartaal van 2002 een indicatiebesluit voor geïndiceerde
zorg is genomen. Het onderscheid naar cliënten die in één keer de toegangsfunctie
doorliepen en zij die eerst gebruik maakten van VTZ was immers voor veel BJz's (nog) een
brug te ver.
Dit levert wel een zekere vertekening van de uitkomsten op. De intentie van kernindicator IV
is het achterhalen van de snelheid waarmee cliënten normaliter door de toegangsfunctie van
BJz doorlopen, ofwel: hoe lang duurt het voordat een der belangrijkste kerntaken van het BJZ
- het stellen van een indicatie - is voltooid. Indien cliënten (eerst) een vorm van VTZ
ontvangen, verruimt de doorlooptijd zich uiteraard als vervolgens toch tot indicatiestelling
wordt overgegaan. Hier komt nog bij dat diverse bureaus aangeven dat andere werkwijzen uit
het verleden de doorlooptijd via een dergelijk principe verder opstuwen; cliënten die in het
verleden een vorm van begeleiding toegewezen hebben gekregen en dus al lange tijd bij
BJz in beeld zijn en die in het tijdvak waarover het hier gaat een indicatiebesluit ontvingen,
kennen soms hierdoor `doorlooptijden' van meer dan 1.000 werkdagen. Overigens, het gaat
hierbij veelal om kleine groepen cliënten. Desalniettemin kunnen zij de gemiddelde
doorlooptijd aanzienlijk beïnvloeden.
Voor drie provincies/gsr Gelderland, Utrecht en Amsterdam - die wel een onderscheid
hebben gemaakt tussen de beide cliëntgroepen met en zonder VTZ komen tot een
indicatiebesluit - is in de factsheets aangegeven welke verschillen dit oplevert. Grofweg blijkt
het verstrekken van VTZ in deze gevallen de doorlooptijd met zo'n vier maanden te
verlengen.
Voorts geldt dat sommige provincies (bijv. Brabant) in geval van `gestapelde indicaties' of
herindicaties, de aanmelddatum hebben aangehouden waarop een cliënt zich voor het eerst
heeft gemeld. Ook dit beïnvloedt de gemiddelde doorlooptijd aanzienlijk.
Sommige provincies hebben hun doorlooptijd voor dit soort `oneigenlijke' uitschieters (als het
gaat om het krijgen van een beeld van de toegangsfunctie) gecorrigeerd (bijvoorbeeld
Overijssel), andere niet (bijvoorbeeld Brabant). Als gevolg hiervan is het 1 op 1 vergelijken
van de doorlooptijden van de diverse provincies niet verantwoord.
2. Kernindicator
Zorgtoewijzingsorgaan
2.1 De routing
De kernindicatoren geïndiceerde zorg zijn door de provincie/grootstedelijke regio's
voorgelegd aan het zorgtoewijzingsorgaan (al dan niet geïncorporeerd bij BJz) dat in haar
werkgebied op basis van (straks de) indicatiebesluiten (nu nog de zorgtoewijzingsbesluiten)
MS/Cap Gemini Ernst & Young 12
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
de cliënten aanmeldt bij de diverse zorgeenheden. De gevraagde gegevens zijn door de
provincies/grootstedelijke regio's aangeleverd aan de wachtlijstequipe.
2.2 De focus
Alle kernindicatoren geïndiceerde zorg hebben betrekking op vrijwillige en niet-vrijwillige
cliënten die via het zorgtoewijzingsorgaan (al dan niet geïncorporeerd bij BJz) worden
aangemeld bij een zorgeenheid van een zorgaanbieder die een van de volgende
hulpvarianten biedt: ambulante hulp; daghulp; residentiële hulp; pleegzorg; landelijk werkende
voorzieningen.
2.3 Wijzigingen en aanvullingen ten opzichte van de eerste meting
In tegenstelling tot de eerste meting is partijen om ten behoeve van de tweede meting
verzocht, zowel de stand,- als de duurparameters aan te leveren.
2.4 De resultaten
2.4.1 Kernindicator V: aantal wachtende op zorg per hulpvariant
Dit betreft het aantal cliënten dat op 1 juli 2002 op basis van het indicatiebesluit wacht op één (of meer) van de
volgende vormen van geïndiceerde zorg: ambulante hulp; daghulp; residentiële hulp; pleegzorg; landelijk werkende
voorzieningen. Per hulpvariant wordt tevens gevraagd hoeveel cliënten op 1 juli langer dan 45 werkdagen op de
wachtlijst staan. Deze kernindicator geeft inzicht in de wachtlijst naar indicatie; dit impliceert dat één cliënt op
meerdere subwachtlijsten kan voorkomen, namelijk wanneer voor één cliënt meerdere indicaties zijn afgegeven.
Vraagstelling
Hoeveel indicaties wachtten er op peildatum 1 juli 2002 (langer dan 45 werkdagen) op basis
van hun indicatiebesluit (feitelijk wachtende `zorgvragen')?
Aantal
indicaties
---
Aantal indicaties > Aantal indicaties > Aantal indicaties >
45 werkdagen 45 werkdagen 45 werkdagen 45 werkdagen
wachtend op wachtend op wachtend op wachtend op
ambulante hulp ambulante hulp daghulp daghulp
01-01-2002 01-07-2002 01-01-2002 01-07-2002
Provincie Brabant 77 156 71 110
Provincie Drenthe 6 12 22 37
Provincie Flevoland 62 41 20 13
Provincie Friesland onbekend 44 onbekend 20
Provincie Gelderland2 (4) onbekend (1)
onbekend
Provincie Groningen 27 32 19 31
Provincie Limburg onbekend 93 onbekend 42
Provincie Noord-Holland 32 25 41 40
Provincie Overijssel 16 28 69 41
Provincie Utrecht 79 62 52 62
Provincie Zeeland 32 88 26 34
Provincie Zuid-Holland onbekend 26 onbekend 40
Grootstedelijke regio onbekend 192 onbekend 97
Amsterdam
Grootstedelijke regio 51 16 67 46
Haaglanden
Grootstedelijke regio (77) 45 (89) 84
Rotterdam3
Totaal 463 860 477 697
Tabel IV (a): aantal wachtende `indicaties' (>45 werkdagen)
2 Voor Gelderland is enkel het aantal dat wacht op diverse vormen van zorg bekend per 01-01-2002. Daarbij zijn deze cijfers als niet volledig betrouwbaar opgegeven, want tot stand ge bracht op basis van steekproef/schatting. 3 Deze cijfers (per 01-01-2002) zijn niet volledig betrouwbaar.
MS/Cap Gemini Ernst & Young 13
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Aantal
indicaties
>
Aantal indicaties > Aantal indicaties > Aantal indicaties >
45 wachtend op 45 wachtend op 45 werkdagen 45 werkdagen
residentiële hulp residentiële hulp wachtend op wachtend op
01-01-2002 01-07-2002 pleegzorg pleegzorg
01-01-2002 01-07-2002
Provincie Brabant 71 198 66 256
Provincie Drenthe 6 10 6 14
Provincie Flevoland 25 19 44 12
Provincie Friesland onbekend 11 onbekend 42
Provincie Gelderland (31) onbekend (27) onbekend
Provincie Groningen 6 5 25 36
Provincie Limburg onbekend 81 onbekend 15
Provincie Noord-Holland 73 70 16 37
Provincie Overijssel 107 88 54 39
Provincie Utrecht 49 101 31 70
Provincie Zeeland 23 47 16 15
Provincie Zuid-Holland onbekend 46 onbekend 8
Grootstedelijke regio onbekend 164 onbekend 105
Amsterdam
Grootstedelijke regio 32 42 57 62
Haaglanden
Grootstedelijke regio (146) 191 (99) onbekend
Rotterdam
Totaal 569 1.073 441 711
Tabel IV(b): aantal wachtende `indicaties' (>45 werkdagen)
Toelichting
Het aantal wachtende `indicaties' met betrekking tot hulp van een landelijk werkende
voorziening is in dit beeld niet opgenomen, vanwege het feit dat relatief veel provincies/gsr
over deze subwachtlijst geen gegevens hebben kunnen aanleveren. Op de factsheets per
provincie is waar mogelijk dit aantal wel vermeld.
Voor alle ZTO's is deze kernindicator te plaatsen in het eigen bedrijfsproces. Het optellen van
de diverse gegevens is hierdoor over het algemeen goed mogelijk, mits de gegevens
voorhanden zijn. In sommige gevallen is het aantal wachtende `zorgvragen' wel te leveren,
maar niet het aandeel hiervan dat langer dan 45 werkdagen wacht. In de factsheets per
provincies is in deze gevallen het totaal aantal wachtenden opgenomen.
Ondanks het ontbreken van de gegevens van diverse provincies/gsr zijn de gegevens per
hulpvariant bij elkaar opgeteld. Met inachtneming van de omissies geeft de optelling aan op
welke achterlandvoorziening de meeste druk lijkt te liggen (de residentiele zorg).
Enige relativering van de ernst van de gepresenteerde wachtlijstgegevens is op zijn plaats. In
veel provincies zijn `overbruggingsarrangementen' beschikbaar. Cliënten die wachten op de
voor hen geïndiceerde zorg, krijgen gedurende de wachttijd in een aantal gevallen tijdelijke
hulp aangeboden.
Het paarsgewijs vergelijken van resp. kolom 1 met 2, 3 met 4, 5 met 6 en 7met 8 geeft inzicht
in de toe,- of afname van de wachtlijst op 01 juli ten opzichte van 01 januari. Hierbij zij direct
gesteld dat het hier gaat om de vergelijking tussen twee momentopnamen, hetgeen een
beperkte waarde heeft. Daarbij geldt dat de vergelijkbaarheid deels scheef gaat (bijv. omdat
sommige provincies/gsr bij de eerste meting geen cijfers konden aanreiken en nu wel of nog
andersom).
Opmerkelijk is desalniettemin dat de wachtlijst voor geïndiceerde zorg over het algemeen
vooral flink lijkt te stijgen. In totaal wordt er per 01 juli aanzienlijk meer gewacht op (vrijwel alle
vormen van) geïndiceerde zorg dan op 01 januari 2002.
Het aantal indicaties dat > 45 werkdagen wacht op verzilvering wint aan informatie-waarde
als dit wordt afgezet tegen het aantal aanmeldingen dat in de diverse provincies `verwerkt'
dient te worden. De weergave van dit verhoudingsgetal is als volgt:
MS/Cap Gemini Ernst & Young 14
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Aantal indicaties > 45 Aantal aanmeldingen Aandeel aantal indicaties
wachtend op enige vorm 1e half jaar 2002 > 45 wachtend op enige
van geïndiceerde zorg vorm van geïndiceerde
01-07-2002 zorg op 01-07-2002 t.o.v.
aantal
aanmeldingen
Provincie Brabant 724 3.488 21%
Provincie Drenthe 73 635 11%
Provincie Flevoland 101 495 20%
Provincie Friesland 117 510 23%
Provincie Gelderland onbekend 3.786
Provincie Groningen 104 499 21%
Provincie Limburg 237 2.271 10%
Provincie Noord-Holland 183 1.950 9%
Provincie Overijssel 196 590 33%
Provincie Utrecht 295 1.474 20%
Provincie Zeeland 188 onbekend
Provincie Zuid-Holland 120 onbekend
Grootstedelijke regio 566 7.225 8%
Amsterdam
Grootstedelijke regio 171 1.733 10%
Haaglanden
Grootstedelijke regio 396 556 (71%)
Rotterdam4
Totaal 3.471 30.007
Tabel V: aantal wachtende `indicaties' (>45 werkdagen) t.o.v. aantal jeugdigen
2.4.2 Kernindicator VI: wachttijd geïndiceerde zorg
Dit betreft de tijd die verstrijkt tussen het moment waarop een cliënt wordt aangemeld bij een (of
meerdere) zorgeenhe(i)d(en) en het moment waarop de cliënt daadwerkelijk (bij één van de eenheden)
wordt geplaatst.
Vraagstelling
- Wat was de gemiddelde wachttijd voor alle cliënten die in het eerste en tweede kwartaal
van 2002 een vorm van geïndiceerde zorg hebben ontvangen, gebaseerd op de datum
waarop de cliënt is aangemeld bij een (of meerdere) zorgeenhe(i)d(en) en de datum
waarop (een van) deze vorm(en) van geïndiceerde zorg is aangevangen?
- Voor hoeveel cliënten die in het eerste en tweede kwartaal van 2002 zijn aangevangen
met (een vorm van) geïndiceerde zorg geldt dat hun wachttijd onder de 45 werkdagen is
gebleven?
- Voor hoeveel cliënten die in het eerste en tweede kwartaal van 2002 zijn aangevangen
met (een vorm van) geïndiceerde zorg geldt dat hun wachttijd boven de 45 werkdagen is
uitgekomen?
4 Cijfer exclusief pleegzorg.
MS/Cap Gemini Ernst & Young 15
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Gemiddelde Aantal Aantal Deel cliënten wachttijd in cliënten met cliënten met met werkdagen wachttijd 45 doorlooptijd > 1e helft 2002 werkdagen werkdagen 45 werkdagen Provincie Brabant 76 358 382 52% Provincie Drenthe onbekend 447 80 15% Provincie Flevoland 56 92 25 27% Provincie Friesland onbekend onbekend onbekend Provincie Gelderland onbekend onbekend onbekend Provincie Groningen 29 169 38 18% Provincie Limburg 46 596 198 25% Provincie Noord-Holland 66 224 207 48% Provincie Overijssel 70 185 117 39% Provincie Utrecht 107 112 141 56% Provincie Zeeland 86 90 198 69% Provincie Zuid-Holland 39 onbekend onbekend
Grootstedelijke regio Amsterdam onbekend 729 292 29%
Grootstedelijke regio Haaglanden 83 224 163 42%
Grootstedelijke regio Rotterdam 66 onbekend onbekend
Totaal
Tabel VI: Gemiddelde wachttijd en cliënten binnen / buiten norm 45 werkdagen
Toelichting
Opvallend zijn de grote verschillen tussen diverse provincies in gemiddelde wachttijden. Uit
de laatste kolom blijkt dat in een aantal gevallen meer dan de helft van de cliënten meer dan
45 werkdagen moet wachten op het ontvangen van (een vorm van) geïndiceerde zorg.
3. Kernindicator Algemeen Meldpunt Kindermishandeling
3.1 De routing
De kernindicatoren AMK zijn door de provincie/gsr voorgelegd aan het AMK dat in haar
werkgebied functioneert en vervolgens aangeleverd aan de wachtlijstequipe.
3.2 De focus
Alle kernindicatoren AMK hebben betrekking op cliënten die zich melden bij het AMK en die
het meldingstraject ingaan.
3.3 Wijzigingen en aanvullingen ten opzichte van de eerste meting
In tegenstelling tot de eerste meting is partijen om ten behoeve van de tweede meting
verzocht, zowel de stand,- als de duurparameters aan te leveren.
De resultaten van de eerste meting leverde, conform de doelstelling, een globaal beeld van
de wachtlijstproblematiek op. De pretentie is niet om in detail de achterliggende oorzaken te
beschouwen via een meting als deze. Tegelijk is er wel behoefte aan enig inzicht in de vraag
die op het AMK afkomt, en eventuele verschuivingen hierin.
Om deze reden is één contextvraag toegevoegd aan de set van kernindicatoren. De set start
nu met de vraag hoeveel aanmeldingen zijn ingediend bij het AMK, over enkele voorbije
kwartalen.
MS/Cap Gemini Ernst & Young 16
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
3.4 De resultaten
3.4.1 Contextvraag
Dit betreft het aantal cliënten dat zich heeft aangemeld/die zijn aangemeld bij het AMK en waarvoor een
vervolgcontact in de AMK-keten is gepland. Alle eenmalige contacten, doorverwijzingen e.d. blijven in
deze definitie van het begrip `aanmelding' dus buiten beschouwing.
Vraagstelling
Hoeveel cliënten, waarvoor een vervolgcontact in de AMK-keten is gepland, hebben zich
aangemeld bij het AMK in de volgende kwartalen.
NB. Alle eenmalige contacten, doorverwijzingen e.d. blijven in deze definitie van het begrip
`aanmelding' buiten beschouwing.
Aantal Aantal Stijging/ Aantal Aandeel aantal
aanmeldingen aanmeldingen daling jeugdigen aanmeldingen 1e
1e half jaar 1e half jaar 2002 aan- 0-18 half jaar 2002
2001 meldingen 2002 van aantal
jeugdigen
Provincie Brabant 530 556 +5% 528.258 0.11%
Provincie Drenthe 114 103 -10% 104.640 0.09%
Provincie Flevoland 193 183 -5% 93.163 0.20%
Provincie Friesland 88 112 +27% 142.337 0.08%
Provincie Gelderland 483 405 -16% 439.085 0.09%
Provincie Groningen 140 173 +24% 114.512 0.15%
Provincie Limburg 111 168 +51% 235.367 0.07%
Provincie N-Holland 269 353 +31% 277.311 0.13%
Provincie Overijssel onbekend 201 252.234 0.08%
Provincie Utrecht 431 508 +18% 255.455 0.20%
Provincie Zeeland 58 65 +12% 82.734 0.08%
Provincie Zuid-Holland 126 154 22% 297.654 0.05%
Grootstedelijke regio 372 343 -8% 262.386 0.13%
Amsterdam
Grootstedelijke regio 139 135 -3% 202.602 0.07%
Haaglanden
Grootstedelijke regio 170 225 +32% 261.570 0.09%
Rotterdam
Totaal 3.224 3.684
3.549.308
Tabel VII: aantal meldingen (dat leidt tot vervolgcontact) versus aantal jeugdigen (0-18)
Toelichting
Het aantal aanmeldingen blijkt in de eerste helft van 2002 ten opzichte van het eerste half
jaar van 2001 op een aantal plaatsen (flink) te zijn gestegen. De vergelijking tussen het
tijdvak in 2002 versus 2001 gaat niet helemaal op vanwege het ontbreken van Overijsselse
gegevens over 2001. Desalniettemin lijkt het totaal aantal meldingen in het eerste half jaar
van 2002 ten opzichte van het eerste half jaar van 2001 te zijn gestegen.
3.4.2 Kernindicator VII: aantal wachtenden AMK na besluit tot onderzoek
Voor de poort doen zich bij het AMK per definitie geen wachtenden voor: iedere melding wordt (vrijwel)
direct bij binnenkomst gewogen.
Indien daarbij wordt besloten tot verder onderzoek (`uitgifte'), kunnen zich wel wachtenden voordoen.
Deze kernindicator VII behelst het in beeld brengen van dit aantal wachtenden en verwijst naar het
aantal wachtenden waarvoor niet binnen 5 werkdagen na besluitvorming over verder onderzoek dit
onderzoek daadwerkelijk is gestart.
Vraagstelling
Voor hoeveel cliënten, voor wie reeds is besloten tot het doen van verder onderzoek, geldt dat zij op
1 januari 2002 vijf werkdagen of langer wachtten op de daadwerkelijke start van het onderzoek?
MS/Cap Gemini Ernst & Young 17
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Aantal Aantal Stijging/ Aantal Aandeel wachtenden wachtenden daling aanmeldingen aantal >5 werkdagen >5 werkdagen aantal 1e half jaar wachtenden op start op start wachtenden 2002 (>5 onderzoek op onderzoek op > 5 werkdagen werkdagen) 01-01-2002 01-07-2002 op onderzoek op 01-07-2002 t.o.v. aantal aanmeldingen Provincie Brabant 140 180 +29% 556 32% Provincie Drenthe 30 48 +60% 103 47% Provincie Flevoland 59 56 -5% 183 31% Provincie Friesland 5 34 +580% 112 30% Provincie Gelderland 72 59 -18% 405 15% Provincie Groningen 15 58 +283% 173 34% Provincie Limburg 15 34 +126% 168 20% Provincie N-Holland 37 62 +68% 353 18% Provincie Overijssel 44 40 -9% 201 20% Provincie Utrecht 16 50 +213% 508 10% Provincie Zeeland onbekend 1 65 2% Provincie Zuid-Holland 20 21 +5% 154 14%
Grootstedelijke regio 36 34 -5% 343
10%
Amsterdam
Grootstedelijke regio 58 61 +5% 135 45%
Haaglanden
Grootstedelijke regio 76 90 +18% 225 40%
Rotterdam
Totaal 623 827 3.684
Tabel VIII: aantal wachtenden AMK, > 5 werkdagen, op start onderzoek vs. aantal jeugdigen
Toelichting
Voor veruit de meeste AMK's is deze kernindicator te plaatsen in het eigen bedrijfsproces.
Het optellen van de diverse gegevens is hierdoor over het algemeen goed mogelijk.
In kolom 3 is de toe,- of afname van de wachtlijst op 01 juli en opzichte van 01 januari
percentueel weergegeven. Hierbij zij direct gesteld dat het hier gaat om de vergelijking tussen
twee momentopnamen, hetgeen een beperkte waarde heeft. Opmerkelijk is wel dat de
wachtlijst op start onderzoek in veel provincies vooral lijkt te stijgen.
Het totaal aantal wachtenden, > 5 werkdagen, op start onderzoek is op 01 juli 2002
aanzienlijk hoger dan op 01 januari 2002.
Het aantal wachtenden, > 5 werkdagen, op start onderzoek wint aan informatie-waarde als dit
wordt afgezet tegen het aantal aanmeldingen dat in de diverse provincies door het AMK
`verwerkt' dient te worden. In de laatste kolom van de tabel is dit verhoudingsgetal
weergegeven.
3.4.3 Kernindicator VIII: doorlooptijd onderzoek AMK
Dit betreft de tijd die verstrijkt tussen de melding en de afsluiting van het onderzoek (naar de melding).
Vraagstelling
- Wat is de gemiddelde doorlooptijd van het onderzoek, berekend over alle cliënten voor wie een
dergelijk onderzoek in het eerste of tweede kwartaal van 2002 is afgerond, gebaseerd op de
verstreken tijd tussen datum melding cliënt en datum afsluiting onderzoek?
- Voor hoeveel cliënten voor wie het onderzoek in het eerste of tweede kwartaal van 2002 werd
afgerond, geldt dat hun doorlooptijd onder de 60 werkdagen is gebleven?
- Voor hoeveel cliënten voor wie het onderzoek in het eerste of tweede kwartaal van 2002 werd
afgerond, geldt dat hun doorlooptijd boven de 60 werkdagen is uitgekomen?
MS/Cap Gemini Ernst & Young 18
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Voor veel AMK's geldt dat de doorlooptijden over de voorbije twee kwartalen niet betrouwbaar
zijn te geven. Dit hangt samen met de overgang naar het nieuwe registratiesysteem voor de
AMK's (KITS). Omdat (in veel gevallen) niet alle gegevens bij de implementatie van KITS
geconverteerd zijn, is het beeld niet compleet. Lopende zaken hebben in de periode april/mei
soms (veelal) een nieuwe melddatum in april/mei gekregen, waardoor de doorlooptijden in die
gevallen rooskleuriger zijn voorgesteld dan in werkelijkheid het geval is.
Om deze reden is kernindicator VIII, doorlooptijd onderzoek AMK, in deze rapportage niet
gepresenteerd.
Met het verstrijken van de tijd worden de doorloopgegevens betrouwbaarder; alle AMK's
verwachten dat een betrouwbare oplevering van deze kernindicator per 01 januari 2003 wel
mogelijk is.
MS/Cap Gemini Ernst & Young 19
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Deel II
Resultaten eerste meting, factsheet per provincie/gsr
Provincie Brabant
2002
Aantal jeugdigen 0-18 jaar 528.258
Contextvraag BJz 1e helft 2001 1e helft 2002
Aantal aanmeldingen 3.055 3.488 (+14%)
01-01-2002 01-07-2002
Kernindicatoren BJz
I. Aantal wachtenden voor de poort 0 0
II. Aantal dat na aanmelding > 5 werkdagen wacht op 319 384 (+20%)
vervolggesprek
III. Aantal wachtenden > 10 werkdagen voor Vrij 189 259 (+37%)
Toegankelijke Zorg, verstrekt door BJz5
IV. Doorlooptijd toegangsfunctie BJz 1e helft 2002
gemiddelde doorlooptijd in werkdagen voor alle 1857
vrijwillige cliënten waarvoor indicatiebesluit is
genomen6
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd onder de 55 369
werkdagen is gebleven8
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd boven de 55
werkdagen is uitgekomen 7049
(66% van het totaal)
01-01-2002 01-07-2002
Kernindicatoren ZTO
V. Aantal indicaties dat > 45 werkdagen wacht op
verzilvering
aantal `zorgvragen' wachtend op ambulante hulp 77 156
aantal `zorgvragen' wachtend op daghulp 71 110
aantal `zorgvragen' wachtend op residentiële hulp 71 198
aantal `zorgvragen' wachtend op pleegzorg 66 256
aantal `zorgvragen' wachtend op zorg van een landelijk 1
werkende voorziening
aantal `zorgvragen' > 45 werkdagen wachtend totaal 28610 724
5 Vrij Toegankelijke Zorg is in Brabant geen eenduidig begrip, terwijl daarbij geldt dat VTZ op meerdere momenten in de BJz-route kan worden afgegeven (vanaf eerste contact, na screening of na indicatiestelling). Die verschillende momenten leiden tot verschillende vormen van VTZ met uiteenlopende wachttijden. 6 Het betreft het totaal van Noord-Brabant exclusief BJz Zuid-Oost. Daarbij geldt dat de cijfers deels via handmatige koppeling uit de cliëntdossiers zijn gehaald. Het aangereikte aantal is derhalve niet exact (wel richtinggevend). 7 Het betreft een benadering. Op basis van het aantal in de afgelopen 6 maanden afgegeven toewijzingsbesluiten is teruggezocht naar de aanmelddatum, waarbij voor cliënten die (soms gedurende langere tijd) een vorm van begeleiding ontvingen of voor cliënten met een herindicatie of aanvullende indicatie op reeds verstrekte zorg de datum is aangehouden dat deze cliënten zich voor het eerst aanmeldden. Door deze handelwijze loopt de doorlooptijd uiteen van enkele dagen tot 2.900 werkdagen. Feitelijk wordt voor een (beperkt) aantal cliënten niet de doorlooptijd toegangsfunctie (doorlooptijd van een indicatietraject) gemeten, maar de totale tijd tussen eerste contact en laatste indicatie. Een relatief kleine groep verhoogt op deze manier de doorlooptijd aanzienlijk. 8 Cliënten voor wie de doorlooptijd exact 55 werkdagen betrof, zijn hier meegeteld. 9 Het genoemde percentage verwijst naar het deel van de cliënten waarvoor geldt dat de doorlooptijd boven de 55 werkdagen is uitgekomen, ten opzichte van het totaal aantal cliënten dat het BJz-toegangstraject heeft doorlopen. 10 Deze aantallen zijn gewijzigd ten opzichte van de eerste meting (nagezonden erratum).
MS/Cap Gemini Ernst & Young 20
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Eerste helft 2002/
01-07-2002
VI. Wachttijd geïndiceerde zorg
gemiddelde wachttijd in werkdagen 76
aantal cliënten waarvoor wachttijd onder de 45 358
werkdagen is gebleven11
aantal cliënten waarvoor wachttijd boven de 45 382
(52% van totaal)
werkdagen is uitgekomen
Contextvraag AMK 1e helft 2001 1e helft 2002
Aantal aanmeldingen 530 556 (+5%)
Kernindicatoren AMK
01-01-2002 01-07-2002
VII. Aantal wachtenden > 5 werkdagen na start 140 180 (+29%)
onderzoek
1e helft 2002
VIII. Doorlooptijd toegangsfunctie AMK
gemiddelde doorlooptijd onderzoek in werkdagen
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd onder de 60 onbekend
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd boven de 60 onbekend
werkdagen is uitgekomen
11 Cliënten voor wie de wachttijd exact 45 werkdagen betrof, zijn hier meegeteld.
MS/Cap Gemini Ernst & Young 21
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Provincie Drenthe
2002
Aantal jeugdigen 0-18 jaar 104.640
Contextvraag BJz 1e helft 2001 1e helft 2002
Aantal aanmeldingen 390 635 (+63%)
01-01-2002 01-07-2002
Kernindicatoren BJz
I. Aantal wachtenden voor de poort 0 0
II. Aantal dat na aanmelding > 5 werkdagen wacht op 32 46 (+43%)
vervolggesprek
III. Aantal wachtenden > 10 werkdagen voor Vrij 013 014
Toegankelijke Zorg, verstrekt door BJz12
IV. Doorlooptijd toegangsfunctie BJz 1e helft 2002
gemiddelde doorlooptijd in werkdagen voor alle onbekend15
vrijwillige cliënten waarvoor indicatiebesluit is genomen
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd onder de 55 onbekend
werkdagen is gebleven16
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd boven de 55 onbekend
werkdagen is uitgekomen
01-01-2002 01-07-2002
Kernindicatoren ZTO
V. Aantal indicaties dat > 45 werkdagen wacht op
verzilvering
aantal `zorgvragen' wachtend op ambulante hulp 6 12
aantal `zorgvragen' wachtend op daghulp 22 37
aantal `zorgvragen' wachtend op residentiële hulp 6 10
aantal `zorgvragen' wachtend op pleegzorg 6 14
aantal `zorgvragen' wachtend op zorg van een landelijk onbekend onbekend
werkende voorziening
aantal `zorgvragen' > 45 werkdagen wachtend totaal 40 73
Eerste helft 2002/
01-07-2002
VI. Wachttijd geïndiceerde zorg
gemiddelde wachttijd in werkdagen onbekend
aantal cliënten waarvoor wachttijd onder de 45 447
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor wachttijd boven de 45 80 (15% van het totaal)
werkdagen is uitgekomen
12 Vrij Toegankelijke Zorg is in Brabant geen eenduidig begrip, terwijl daarbij geldt dat VTZ op meerdere momenten in
de BJz-route kan worden afgegeven (vanaf eerste contact, na screening of na indicatiestelling). Die verschillende
momenten leiden tot verschillende vormen van VTZ met uiteenlopende wachttijden.
13 In de huidige Drentse werkwijze ligt besloten dat vanaf screening ook (vrij toegankelijke) hulp wordt aangeboden.
De hulpverlener die de screening verricht, doet ook een vrij toegankelijk hulpaanbod of begeleidt de verdere route
naar diagnostiek/indicatiestelling. In de praktijk blijkt dat de doorlooptijd van de vrij toegankelijke hulp te lang is. De
indruk bestaat dat de wachtlijsten voor diagnostiek/indicatiestelling en de zorg op indicatie deels worden opgevangen
binnen het vrij toegankelijk aanbod. Deze indruk wordt in de komende periode nader onderzocht.
14 In de huidige Drentse werkwijze ligt besloten dat vanaf screening ook (vrij toegankelijke) hulp wordt aangeboden.
De hulpverlener die de screening verricht, doet ook een vrij toegankelijk hulpaanbod of begeleidt de verdere route
naar diagnostiek/indicatiestelling. In de praktijk blijkt dat de doorlooptijd van de vrij toegankelijke hulp te lang is. De
indruk bestaat dat de wachtlijsten voor diagnostiek/indicatiestelling en de zorg op indicatie deels worden opgevangen
binnen het vrij toegankelijk aanbod. Deze indruk wordt in de komende periode nader onderzocht.
15 Doorlooptijd is gebaseerd op te klein aantal cliënten.
16 Cliënten voor wie de doorlooptijd exact 55 werkdagen betrof, zijn hier meegeteld.
MS/Cap Gemini Ernst & Young 22
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Contextvraag AMK 1e helft 2001 1e helft 2002
Aantal aanmeldingen 11417 103 (-10%)
Kernindicatoren AMK
01-01-2002 01-07-2002
VII. Aantal wachtenden > 5 werkdagen na start 30 48 (+60%)
onderzoek
1e helft 2002
VIII. Doorlooptijd toegangsfunctie AMK
gemiddelde doorlooptijd onderzoek in werkdagen
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd onder de 60 onbekend
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd boven de 60 onbekend
werkdagen is uitgekomen
17 Alleen het totaal aantal aanmeldingen over 2001 zijn bekend (228). Dit aantal is gedeeld door 2.
MS/Cap Gemini Ernst & Young 23
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Provincie Flevoland
2002
Aantal jeugdigen 0-18 jaar 93.163
Contextvraag BJz18 1e helft 2001 1e helft 2002
Aantal aanmeldingen 416 495 (+19%)
01-01-2002 01-07-2002
Kernindicatoren BJz
I. Aantal wachtenden voor de poort 0 0
II. Aantal dat na aanmelding > 5 werkdagen wacht op 105 89 (-15%)
vervolggesprek
III. Aantal wachtenden > 10 werkdagen voor Vrij 59 54 (-8%)
Toegankelijke Zorg, verstrekt door BJz
IV. Doorlooptijd toegangsfunctie BJz 1e helft 2002
gemiddelde doorlooptijd in werkdagen voor alle 70
vrijwillige cliënten waarvoor indicatiebesluit is genomen
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd onder de 55 80
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd boven de 55 76 (49% van het totaal)
werkdagen is uitgekomen
01-01-2002 01-07-2002
Kernindicatoren ZTO
V. Aantal indicaties dat > 45 werkdagen wacht op
verzilvering
aantal `zorgvragen' wachtend op ambulante hulp 62 41
aantal `zorgvragen' wachtend op daghulp 20 13
aantal `zorgvragen' wachtend op residentiële hulp 25 19
aantal `zorgvragen' wachtend op pleegzorg 44 12
aantal `zorgvragen' wachtend op zorg van een landelijk 28 16
werkende voorziening
aantal `zorgvragen' > 45 werkdagen wachtend totaal 179 101
1e helft 2002/
01-07-2002
VI. Wachttijd geïndiceerde zorg
gemiddelde wachttijd in werkdagen 56
aantal cliënten waarvoor wachttijd onder de 45 92
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor wachttijd boven de 45 25
werkdagen is uitgekomen
18 De cijfers van BJz Noordoostpolder/Urk zijn niet meegerekend, deze komen pas in september beschikbaar.
MS/Cap Gemini Ernst & Young 24
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Contextvraag AMK19 1e helft 2001 1e helft 2002
Aantal aanmeldingen 193 183
Kernindicatoren AMK
01-01-2002 01-07-2002
VII. Aantal wachtenden > 5 werkdagen na start 59 56
onderzoek
1e helft 2002
VIII. Doorlooptijd toegangsfunctie AMK
gemiddelde doorlooptijd onderzoek in werkdagen
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd onder de 60 42
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd boven de 60 54
werkdagen is uitgekomen
19 Alle AMK-cijfers voor het tweede kwartaal komen pas eind augustus, begin september beschikbaar.
MS/Cap Gemini Ernst & Young 25
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Provincie Friesland
2002
Aantal jeugdigen 0-18 jaar 142.337
Contextvraag BJz 1e helft 2001 1e helft 2002
Aantal aanmeldingen 347 510 (+47%)
01-01-2002 01-07-2002
Kernindicatoren BJz
I. Aantal wachtenden voor de poort 020 0
II. Aantal dat na aanmelding > 5 werkdagen wacht op 9221 55 (- 40%)
vervolggesprek
III. Aantal wachtenden > 10 werkdagen voor Vrij n.v.t.22 n.v.t.
Toegankelijke Zorg, verstrekt door BJz
IV. Doorlooptijd toegangsfunctie BJz 1e helft 2002
gemiddelde doorlooptijd in werkdagen voor alle 72
vrijwillige cliënten waarvoor indicatiebesluit is genomen
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd onder de 55 22
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd boven de 55 42 (66% van het totaal)
werkdagen is uitgekomen
01-01-2002 01-07-2002 01-07-2002
> 45
werkdagen
Kernindicatoren ZTO
V. Aantal indicaties dat wacht op verzilvering23
aantal `zorgvragen' wachtend op ambulante hulp 55 59 44
aantal `zorgvragen' wachtend op daghulp 22 35 20
aantal `zorgvragen' wachtend op residentiële hulp 51 36 11
aantal `zorgvragen' wachtend op pleegzorg 43 59 42
aantal `zorgvragen' wachtend op zorg van een landelijk onbekend onbekend onbekend
werkende voorziening
aantal `zorgvragen' wachtend totaal 117
1e helft 2002/
01-07-2002
VI. Wachttijd geïndiceerde zorg
gemiddelde wachttijd in werkdagen onbekend
aantal cliënten waarvoor wachttijd onder de 45 onbekend
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor wachttijd boven de 45 onbekend
werkdagen is uitgekomen
20 Binnen BJz Friesland zijn aanmelding en screening in één functie ondergebracht, dat wil zeggen, een jeugdige
doorloopt altijd direct de aanmelding/screening.
21 Het eerstvolgende wachtmoment na aanmelding(/screening) is in Friesland het wachten op basisdiagnostiek (ten
behoeve van indicatiestelling). Dit aantal betrof (> 5 werkdagen) per peildatum 01-01-2002 92.
22 Deze module is niet ondergebracht bij BJz Friesland.
23 Waar mogelijk is op de factsheets een vergelijking gemaakt tussen het aantal indicaties dat meer dan 45
werkdagen wacht op verzilvering. Voor Friesland geldt dat dit gegeven bij de eerste meting niet aangeleverd kon
worden. Derhalve is voor Friesland een vergelijking gemaakt tussen het aantal indicaties dat op 01-01-2002
respectievelijk 01-07-2002 wacht op verzilvering, zonder inachtneming van de 45-dagen norm. Voorts is aangegeven
hoeveel indicaties per 01-07-2002 > 45 werkdagen wacht op verzilvering.
MS/Cap Gemini Ernst & Young 26
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Contextvraag AMK 1e helft 2001 1e helft 2002
Aantal aanmeldingen 88 112 (+27%)
Kernindicatoren AMK
01-01-2002 01-07-2002
VII. Aantal wachtenden > 5 werkdagen na start 5 34 (+ 580%)
onderzoek
1e helft 2002
VIII. Doorlooptijd toegangsfunctie AMK24
gemiddelde doorlooptijd onderzoek in werkdagen
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd onder de 60 40
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd boven de 60 48 (55% van het totaal)
werkdagen is uitgekomen
24 Alle gevraagde gegevens m.b.t. kernindicator V hebben, in verband met conversie naar het nieuwe
registratieprogramma, betrekking op de periode tot en met mei 2002 (dus onverhoopt exclusief juni).
MS/Cap Gemini Ernst & Young 27
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Provincie Gelderland
2002
Aantal jeugdigen 0-18 jaar 439.085
Contextvraag BJz 1e helft 2001 1e helft 2002
Aantal aanmeldingen 3.836 3.786 (-1%)
01-01-2002 01-07-2002
Kernindicatoren BJz
I. Aantal wachtenden voor de poort 0
II. Aantal dat na aanmelding > 5 werkdagen wacht op 47525 60326 (+27%)
vervolggesprek
III. Aantal wachtenden > 10 werkdagen voor Vrij 199 26127 (+31%)
Toegankelijke Zorg, verstrekt door BJz
IV. Doorlooptijd toegangsfunctie BJz
gemiddelde doorlooptijd in werkdagen voor alle 6628
vrijwillige cliënten waarvoor indicatiebesluit is genomen
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd onder de 55 201
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd boven de 55 457 (69% van het totaal)
werkdagen is uitgekomen
01-01-2002 01-07-2002 01-07-2002
> 45
werkdagen
Kernindicatoren ZTO
V. Aantal indicaties dat wacht op verzilvering onbekend
aantal `zorgvragen' wachtend op ambulante hulp
aantal `zorgvragen' wachtend op daghulp
aantal `zorgvragen' wachtend op residentiële hulp
aantal `zorgvragen' wachtend op pleegzorg
aantal `zorgvragen' wachtend op zorg van een landelijk
werkende voorziening
aantal `zorgvragen' wachtend totaal
1e helft 2002/
01-07-2002
VI. Wachttijd geïndiceerde zorg onbekend
gemiddelde wachttijd in werkdagen
aantal cliënten waarvoor wachttijd onder de 45
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor wachttijd boven de 45
werkdagen is uitgekomen
25 In verband met de verschillende werkwijzen van de acht in Gelderland werkzame BJz's, geven de cijfers een
vertekend beeld van de stand van zaken. In drie BJ'z wordt een cliënt op de wachtlijst geplaatst voor screening tot de
hulpverlener de screening en de eventuele VTZ direct na elkaar kan verzorgen. Dit geeft relatief grote aantallen
wachtenden voor kernindicator II, terwijl binnen deze drie bureaus de aantallen wachtenden voor kernindicator III 0 of
verwaarloosbaar zijn. Het voert te ver om in deze rapportage de aantallen per subregio in Gelderland weer te geven.
Het effect van vormgeving van het interne proces valt uit de totale cijfers niet af te lezen, maar verklaart (deels) wel
het optreden van grote verschillen in de onderlinge screenings- en VTZ-wachtlijsten voor de diverse BJz's in
Gelderland (en de grote wachtlijst voor kernindicator II). De wachttijd voor screening varieert in Gelderland per
bureau van 2,5 tot 14 weken. De wachttijd voor VTZ varieert van 0 tot 16 weken.
26 Dit cijfer is zonder de resultaten van BJz Nijmegen.
27 Dit cijfer is zonder de resultaten van BJz Nijmegen.
28 Gelderland heeft bij de gegevensaanlevering een onderscheid gemaakt tussen cliënten die in een keer het
toegangstraject hebben doorlopen en cliënten die eerst gebruik hebben gemaakt van VTZ. Omdat dit voor veel
andere provincies geen haalbare kaart bleek, is enkel de doorlooptijd van de totale cliëntpopulatie opgenomen.
Voor Gelderland was de doorlooptijd van de groep die in één keer het toegangstraject doorloopt, gemiddeld 76
weekdagen (185 van de 509 cliënten blijven onder de norm van 55 werkdagen) en de doorlooptijd van cliënten die
eerst gebruik maken van VTZ, 148 weekdagen (16van de 149 blijven onder de norm van 55 werkdagen). Van de
doorlooptijden van beide cliëntgroepen is een gewogen gemiddelde x 5/7 genomen om tot het gemiddelde aantal van
66 werkdagen te komen.
MS/Cap Gemini Ernst & Young 28
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Contextvraag AMK 1e helft 2001 1e helft 2002
Aantal aanmeldingen 483 405 (-16%)
Kernindicatoren AMK
01-01-2002 01-07-2002
VII. Aantal wachtenden > 5 werkdagen na start 72 59 (-18%)
onderzoek
VIII. Doorlooptijd toegangsfunctie AMK29
gemiddelde doorlooptijd onderzoek in werkdagen
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd onder de 60 onbekend
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd boven de 60 onbekend
werkdagen is uitgekomen
29 In verband met de conversie naar KITS zijn geen betrouwbare gegevens beschikbaar.
MS/Cap Gemini Ernst & Young 29
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Provincie Groningen
2000 2006
Aantal jeugdigen 0-23 jaar 162.345 161.769 ( -0,3%)
Contextvraag BJz 1e helft 2001 1e helft 2002
Aantal aanmeldingen gemiddeld per half 499 (+15%)
jaar 43430
01-01-2002 01-07-2002
Kernindicatoren BJz
I. Aantal wachtenden voor de poort 0 0
II. Aantal dat na aanmelding > 5 werkdagen wacht op 39 55 (+41%)
vervolggesprek
III. Aantal wachtenden > 10 werkdagen voor Vrij 0 0
Toegankelijke Zorg, verstrekt door BJz
IV. Doorlooptijd toegangsfunctie BJz 1e helft 2002
gemiddelde doorlooptijd in werkdagen voor alle 81
vrijwillige cliënten waarvoor indicatiebesluit is genomen
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd onder de 55 23
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd boven de 55 39 ( 63% van totaal)
werkdagen is uitgekomen
01-01-2002 01-07-2002
Kernindicatoren ZTO
V. Aantal indicaties dat > 45 werkdagen wacht op
verzilvering
aantal `zorgvragen' wachtend op ambulante hulp 27 32
aantal `zorgvragen' wachtend op daghulp 19 31
aantal `zorgvragen' wachtend op residentiële hulp 6 5
aantal `zorgvragen' wachtend op pleegzorg 25 36
aantal `zorgvragen' wachtend op zorg van een landelijk onbekend onbekend
werkende voorziening
aantal `zorgvragen' > 45 werkdagen wachtend totaal 77 104 (+35%)
Eerste helft 2002/
01-07-2002
VI. Wachttijd geïndiceerde zorg
gemiddelde wachttijd in werkdagen 29
aantal cliënten waarvoor wachttijd onder de 45 169
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor wachttijd boven de 45 38 (18% van het totaal)
werkdagen is uitgekomen
30 De aanmeldingen over 2001 zijn niet per kwartaal beschikbaar. Het totaal aantal aanmeldingen over geheel 2001
bedroeg 867. Gemiddeld levert dit 217 aanmeldingen per kwartaal, ofwel 434 voor het eerste half jaar op.
MS/Cap Gemini Ernst & Young 30
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Contextvraag AMK 1e helft 2001 1e helft 2002
Aantal aanmeldingen 140 173 (+24%)
Kernindicatoren AMK
01-01-2002 01-07-2002
VII. Aantal wachtenden > 5 werkdagen na start 15 58 (+283%)
onderzoek
1e helft 2002
VIII. Doorlooptijd toegangsfunctie AMK
gemiddelde doorlooptijd onderzoek in werkdagen
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd onder de 60 onbekend
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd boven de 60 onbekend
werkdagen is uitgekomen
MS/Cap Gemini Ernst & Young 31
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Provincie Limburg
2002
Aantal jeugdigen 0-18 jaar 235.367
Contextvraag BJz 1e helft 2001 1e helft 2002
Aantal aanmeldingen 1.761 2.271 (+29%)
01-01-2002 01-07-2002
Kernindicatoren BJz
I. Aantal wachtenden voor de poort 0 0
II. Aantal dat na aanmelding > 5 werkdagen wacht op 239 334 (+40%)
vervolggesprek
III. Aantal wachtenden > 10 werkdagen voor Vrij 189 106 (-44%)
Toegankelijke Zorg, verstrekt door bureau
jeugdzorg
IV. Doorlooptijd toegangsfunctie bureau jeugdzorg31 1e helft 2002
gemiddelde doorlooptijd in werkdagen voor alle 102
vrijwillige cliënten waarvoor indicatiebesluit is genomen
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd onder de 55 36
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd boven de 55 72 (66% van het totaal)
werkdagen is uitgekomen
01-01-2002 01-07-2002
Kernindicatoren ZTO
V. Aantal indicaties dat > 45 werkdagen wacht op
verzilvering
aantal `zorgvragen' wachtend op ambulante hulp Onbekend 93
aantal `zorgvragen' wachtend op daghulp Onbekend 42
aantal `zorgvragen' wachtend op residentiële hulp Onbekend 81
aantal `zorgvragen' wachtend op pleegzorg Onbekend 15
aantal `zorgvragen' wachtend op zorg van een landelijk Onbekend 6
werkende voorziening
aantal `zorgvragen' > 45 werkdagen wachtend totaal Onbekend 237
Eerste helft 2002/
01-07-2002
VI. Wachttijd geïndiceerde zorg
gemiddelde wachttijd in werkdagen 4632
aantal cliënten waarvoor wachttijd onder de 45 596
---
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor wachttijd boven de 45 198
(25% van het totaal)
werkdagen is uitgekomen
31 Deze gegevens hebben alleen betrekking op het ZTO Noord- en Midden-Limburg over het tweede kwartaal.
32 Exclusief crisisplaatsing die vooruitlopend op indicatiestelling gerealiseerd worden.
33 Waarvan 268 crisisplaatsen.
MS/Cap Gemini Ernst & Young 32
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Contextvraag AMK 1e helft 2001 1e helft 2002
Aantal aanmeldingen 111 168 (+51%)
Kernindicatoren AMK34
01-01-2002 01-07-2002
VII. Aantal wachtenden > 5 werkdagen na start 15 34 (+126%)
onderzoek
1e helft 2002
VIII. Doorlooptijd toegangsfunctie AMK35
gemiddelde doorlooptijd onderzoek in werkdagen
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd onder de 60 14
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd boven de 60 51 (78% van het totaal)
werkdagen is uitgekomen
34 Deze gegevens hebben alleen betrekking op het AMK Zuid-Limburg. Tevens is het gegeven enigszins onzuiver
omdat een 26-tal `platformzaken' (begeleiding) niet uitgesloten kan worden.
35 De cijfers hebben enkel betrekking op AMK Zuid-Limburg.
MS/Cap Gemini Ernst & Young 33
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Provincie Noord-Holland
2002
Aantal jeugdigen 0-18 jaar 277.311
Contextvraag BJz36 1e helft 2001 1e helft 2002
Aantal aanmeldingen 1.600 1.956 (+22%)
01-01-2002 01-04-2002 (!)
Kernindicatoren BJz37
I. Aantal wachtenden voor de poort 0 0
II. Aantal dat na aanmelding > 5 werkdagen wacht op 47 60 (+28%)
vervolggesprek
III. Aantal wachtenden > 10 werkdagen voor Vrij 71 67 (-6%)
Toegankelijke Zorg, verstrekt door bureau
jeugdzorg
IV. Doorlooptijd toegangsfunctie bureau jeugdzorg 1e helft 2002
gemiddelde doorlooptijd in werkdagen voor alle Onbekend
vrijwillige cliënten waarvoor indicatiebesluit is genomen
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd onder de 55 30
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd boven de 55 13838
werkdagen is uitgekomen (82% van het totaal)
01-01-2002 01-07-2002
Kernindicatoren ZTO
V. Aantal indicaties dat > 45 werkdagen wacht op
verzilvering
aantal `zorgvragen' wachtend op ambulante hulp 32 25
aantal `zorgvragen' wachtend op daghulp 41 40
aantal `zorgvragen' wachtend op residentiële hulp 73 70
aantal `zorgvragen' wachtend op pleegzorg 16 37
aantal `zorgvragen' wachtend op zorg van een landelijk 9 11)
werkende voorziening
aantal `zorgvragen' > 45 werkdagen wachtend totaal 171 183 (+7%)
Eerste helft 2002/
01-07-2002
VI. Wachttijd geïndiceerde zorg
gemiddelde wachttijd in werkdagen 66
aantal cliënten waarvoor wachttijd onder de 45 224
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor wachttijd boven de 45 207
(48% van het totaal)
werkdagen is uitgekomen
36 De genoemde aantallen zijn die van Kennemerland en Noord-Holland Noord. De cijfers van bureau jeugdzorg 't
Gooi ontbreken. Één en ander in verband met de overgang naar een nieuw registratiesysteem.
37 Alle BJz-standgegevens zijn enkel beschikbaar per peildatum 01-04-2002.
38 Het betreft hier een schatting op basis van het aantal geregistreerde plaatsen. Het aantal indicaties wordt namelijk
nog altijd niet goed geregistreerd. Voor de drie BJz's loopt een implementatietraject informatiehuishouding.
Succesvolle afronding daarvan in het derde kwartaal van 2002 zal de volledigheid en eenduidigheid van gegevens
sterk bevorderen.
MS/Cap Gemini Ernst & Young 34
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Contextvraag AMK39 1e helft 2001 1e helft 2002
Aantal aanmeldingen 269 353 (+31%)
Kernindicatoren AMK
01-01-2002 01-07-2002
VII. Aantal wachtenden > 5 werkdagen na start 37 62 (+68%)
onderzoek
1e helft 2002
VIII. Doorlooptijd toegangsfunctie AMK
gemiddelde doorlooptijd onderzoek in werkdagen
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd onder de 60 onbekend
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd boven de 60 onbekend
werkdagen is uitgekomen
39 In april is het AMK Noord-Holland en AMK Amsterdam gestart met een nieuw registratiesysteem. Door een
achterstand in registeren zijn de cijfers enigszins verschoven in de tijd. Het verschil tussen de twee kwartalen 2002
kan daarmee verklaard worden.
MS/Cap Gemini Ernst & Young 35
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Provincie Overijssel
2002
Aantal jeugdigen 0-18 jaar 252.234
Contextvraag BJz 1e helft 2001 1e helft 2002
Aantal aanmeldingen onbekend 590
01-01-2002 01-07-2002
Kernindicatoren BJz
I. Aantal wachtenden voor de poort 0 0
II. Aantal dat na aanmelding > 5 werkdagen wacht op onbekend 257
vervolggesprek
III. Aantal wachtenden > 10 werkdagen voor Vrij onbekend 168
Toegankelijke Zorg, verstrekt door bureau
jeugdzorg
IV. Doorlooptijd toegangsfunctie bureau jeugdzorg 1e helft 2002
gemiddelde doorlooptijd in werkdagen voor alle 12140
vrijwillige cliënten waarvoor indicatiebesluit is genomen
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd onder de 55 57
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd boven de 55 131 (70% van het totaal)
werkdagen is uitgekomen
01-01-2002 01-07-2002
Kernindicatoren ZTO
V. Aantal indicaties dat > 45 werkdagen wacht op
verzilvering
aantal `zorgvragen' wachtend op ambulante hulp 16 28
aantal `zorgvragen' wachtend op daghulp 69 41
aantal `zorgvragen' wachtend op residentiële hulp 107 88
aantal `zorgvragen' wachtend op pleegzorg 54 39
aantal `zorgvragen' wachtend op zorg van een landelijk onbekend onbekend
werkende voorziening
aantal `zorgvragen' > 45 werkdagen wachtend totaal 246 196 (-20%)
Eerste helft 2002/
01-07-2002
VI. Wachttijd geïndiceerde zorg
gemiddelde wachttijd in werkdagen 70
aantal cliënten waarvoor wachttijd onder de 45 185
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor wachttijd boven de 45 117
(39% van het totaal)
werkdagen is uitgekomen
40 NB. Dit aantal is gebaseerd op deels handmatige koppeling tussen systemen en op basis van extrapolatie. Het
geeft hiermee geen exacte, wel een redelijk betrouwbare maat. Úitschieters o.b.v. lange begeleidingstrajecten zijn
niet meegenomen.
MS/Cap Gemini Ernst & Young 36
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Contextvraag AMK 1e helft 2001 1e helft 2002
Aantal aanmeldingen onbekend 201
Kernindicatoren AMK
01-01-2002 01-07-2002
VII. Aantal wachtenden > 5 werkdagen na start 44 40 (-9%)
onderzoek
1e helft 2002
VIII. Doorlooptijd toegangsfunctie AMK
gemiddelde doorlooptijd onderzoek in werkdagen
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd onder de 60 60
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd boven de 60 57 (49% van het totaal)
werkdagen is uitgekomen
MS/Cap Gemini Ernst & Young 37
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Provincie Utrecht
2002
Aantal jeugdigen 0-18 jaar 255.455
Contextvraag BJz 1e helft 2001 1e helft 2002
Aantal aanmeldingen 1.525 1.474 (-3%)
01-01-2002 01-07-2002
Kernindicatoren bureau jeugdzorg
I. Aantal wachtenden voor de poort 0 0
II. Aantal dat na aanmelding > 5 werkdagen wacht op 45 34 (-24%)
vervolggesprek
III. Aantal wachtenden > 10 werkdagen voor Vrij 298 223 (-25%)
Toegankelijke Zorg, verstrekt door bureau
jeugdzorg
IV. Doorlooptijd toegangsfunctie bureau jeugdzorg 1e helft 2002
gemiddelde doorlooptijd in werkdagen voor alle 70 41
vrijwillige cliënten waarvoor indicatiebesluit is genomen
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd onder de 55 75
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd boven de 55 48 (39% van het totaal)
werkdagen is uitgekomen
01-01-2002 01-07-2002
Kernindicatoren ZTO
V. Aantal indicaties dat > 45 werkdagen wacht op
verzilvering
aantal `zorgvragen' wachtend op ambulante hulp 79 62
aantal `zorgvragen' wachtend op daghulp 52 62
aantal `zorgvragen' wachtend op residentiële hulp 49 101
aantal `zorgvragen' wachtend op pleegzorg 31 70
aantal `zorgvragen' wachtend op zorg van een landelijk 3 onbekend
werkende voorziening
aantal `zorgvragen' > 45 werkdagen wachtend totaal 214 295 (+38%)
Eerste helft 2002/
01-07-2002
VI. Wachttijd geïndiceerde zorg
gemiddelde wachttijd in werkdagen 107
aantal cliënten waarvoor wachttijd onder de 45 112
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor wachttijd boven de 45 141
(56% van het totaal)
werkdagen is uitgekomen
41 Utrecht heeft bij de gegevensaanlevering een onderscheid gemaakt tussen cliënten die in een keer het
toegangstraject hebben doorlopen en cliënten die eerst gebruik hebben gemaakt van VTZ. Omdat dit voor veel
andere provincies geen haalbare kaart bleek, is enkel de doorlooptijd van de totale cliëntpopulatie opgenomen.
Voor Utrecht was de doorlooptijd van de groep die in één keer het toegangstraject doorloopt, gemiddeld 58
werkdagen (74 van de 110 cliënten blijven onder de norm van 55 werkdagen) en de doorlooptijd van cliënten die
eerst gebruik maken van VTZ, 174 werkdagen (1 van de 13 cliënten blijft onder de norm van 55 werkdagen). Van
deze cliëntgroepen is het gewogen gemiddelde genomen, hetgeen uitkomt op 70 werkdagen.
MS/Cap Gemini Ernst & Young 38
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Contextvraag AMK 1e helft 2001 1e helft 2002
Aantal aanmeldingen 431 508 (+18%)
Kernindicatoren AMK
01-01-2002 01-07-2002
VII. Aantal wachtenden > 5 werkdagen na start 16 50 (+213%)
onderzoek
1e helft 2002
VIII. Doorlooptijd toegangsfunctie AMK
gemiddelde doorlooptijd onderzoek in werkdagen
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd onder de 60 55
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd boven de 60 83 (60% van totaal)
werkdagen is uitgekomen
MS/Cap Gemini Ernst & Young 39
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Provincie Zeeland
2002
Aantal jeugdigen 0-18 jaar 82.734
Contextvraag BJz 1e helft 2001 1e helft 2002
Aantal aanmeldingen 282 onbekend
01-01-2002 01-07-2002
Kernindicatoren bureau jeugdzorg
I. Aantal wachtenden voor de poort 0 0
II. Aantal dat na aanmelding > 5 werkdagen wacht op 52 86 (+65%)
vervolggesprek
III. Aantal wachtenden > 10 werkdagen voor Vrij 0 (57)42 0 (79) (+39%)
Toegankelijke Zorg, verstrekt door bureau
jeugdzorg
IV. Doorlooptijd toegangsfunctie bureau jeugdzorg 1e helft 2002
gemiddelde doorlooptijd in werkdagen voor alle 60
vrijwillige cliënten waarvoor indicatiebesluit is genomen
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd onder de 55 34
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd boven de 55 31 (= 48 % van totaal)
werkdagen is uitgekomen
01-01-2002 01-07-2002
Kernindicatoren ZTO
V. Aantal indicaties dat > 45 werkdagen wacht op
verzilvering
aantal `zorgvragen' wachtend op ambulante hulp43 32 88
aantal `zorgvragen' wachtend op daghulp 26 34
aantal `zorgvragen' wachtend op residentiële hulp 23 47
aantal `zorgvragen' wachtend op pleegzorg 16 15
aantal `zorgvragen' wachtend op zorg van een landelijk Onbekend 4
werkende voorziening
aantal `zorgvragen' > 45 werkdagen wachtend totaal 97 188 (+94%)
Eerste helft 2002/
01-07-2002
VI. Wachttijd geïndiceerde zorg
gemiddelde wachttijd in werkdagen 86
aantal cliënten waarvoor wachttijd onder de 45 90
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor wachttijd boven de 45 198
( 69% van het
werkdagen is uitgekomen totaal)
42 In de voorgaande rapportage is aangegeven dat bureau jeugdzorg geen vrij toegankelijke zorg levert. Op 01-01- 2002 wachtten er wel 57 cliënten op AMW-hulp, hetgeen in het Zeeuwse model enigszins vergelijkbaar met VTZ wordt ingezet. Voor peildatum 01-07-2002 geldt dat er 79 cliënten wachten op AMW. 43 Onder ambulante hulp staan ook alle jeugdigen van het casemanagement.
MS/Cap Gemini Ernst & Young 40
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Contextvraag AMK 1e helft 2001 1e helft 2002
Aantal aanmeldingen 58 65
Kernindicatoren AMK
01-01-2002 01-07-2002
VII. Aantal wachtenden > 5 werkdagen na start Onbekend 1
onderzoek
1e helft 2002
VIII. Doorlooptijd toegangsfunctie AMK
gemiddelde doorlooptijd onderzoek in werkdagen
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd onder de 60 onbekend
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd boven de 60 onbekend
werkdagen is uitgekomen
MS/Cap Gemini Ernst & Young 41
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Provincie Zuid-Holland
2002
Aantal jeugdigen 0-18 jaar 297.654
Contextvraag BJz44 1e helft 2001 1e helft 2002
Aantal aanmeldingen onbekend 2441
01-01-2002 01-07-2002
Kernindicatoren BJz
I. Aantal wachtenden voor de poort 0 0
II. Aantal dat na aanmelding wacht op 223 306 (+37%)
vervolggesprek
Aantal dat na aanmelding > 5 werkdagen wacht op onbekend 46
vervolggesprek
III. Aantal wachtenden voor Vrij Toegankelijke Zorg, 87 97 (+11%)
verstrekt door BJz45
IV. Doorlooptijd toegangsfunctie BJz 1e helft 2002
gemiddelde doorlooptijd in werkdagen voor alle onbekend
vrijwillige cliënten waarvoor indicatiebesluit is genomen
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd onder de 55 onbekend
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd boven de 55 onbekend
werkdagen is uitgekomen
01-01-2002 01-07-2002
Kernindicatoren ZTO
V. Aantal indicaties dat > 45 werkdagen wacht op
verzilvering
aantal `zorgvragen' wachtend op ambulante hulp onbekend 26
aantal `zorgvragen' wachtend op daghulp onbekend 40
aantal `zorgvragen' wachtend op residentiële hulp onbekend 46
aantal `zorgvragen' wachtend op pleegzorg onbekend 8
aantal `zorgvragen' wachtend op zorg van een landelijk 0
werkende voorziening
aantal `zorgvragen' > 45 werkdagen wachtend totaal onbekend 120
Eerste helft 2002/
01-07-2002
VI. Wachttijd geïndiceerde zorg
gemiddelde wachttijd in werkdagen 39
aantal cliënten waarvoor wachttijd onder de 45 onbekend
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor wachttijd boven de 45 onbekend
werkdagen is uitgekomen
44 Provincie Zuid-Holland heeft alle aanmeldingen weergegeven, en alleen voor het eerste en tweede kwartaal 2002
(resp. 1225 en 1216). Er is geen uitsplitsing gemaakt naar de aanmeldingen waarvoor een vervolgafspraak in de
BJz-keten is gepland. Derhalve is dit gegeven niet verwerkt.
45 Aantal cliënten dat > 10 werkdagen wacht op VTZ is onbekend!
MS/Cap Gemini Ernst & Young 42
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Contextvraag AMK 1e helft 2001 1e helft 2002
Aantal aanmeldingen 126 154 (+22%)
Kernindicatoren AMK
01-01-2002 01-07-2002
VII. Aantal wachtenden > 5 werkdagen na start 20 21 (+5%)
onderzoek
1e helft 2002
VIII. Doorlooptijd toegangsfunctie AMK
gemiddelde doorlooptijd onderzoek in werkdagen
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd onder de 60 onbekend
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd boven de 60 onbekend
werkdagen is uitgekomen
MS/Cap Gemini Ernst & Young 43
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Grootstedelijke regio Amsterdam
2002
Aantal jeugdigen 0-18 jaar 262.386
Contextvraag BJz 1e kwartaal 2001 1e helft 2002
Aantal aanmeldingen 4.59246 7.225 (+57%)
01-01-2002 01-07-2002
Kernindicatoren BJz
I. Aantal wachtenden voor de poort 0 0
II. Aantal dat na aanmelding > 5 werkdagen wacht op 17447 150 (- 14%)
vervolggesprek
III. Aantal wachtenden > 10 werkdagen voor Vrij 1648 14 (- 12%)
Toegankelijke Zorg, verstrekt door BJz
IV. Doorlooptijd toegangsfunctie BJz 1e helft 2002
gemiddelde doorlooptijd in werkdagen voor alle 13949
vrijwillige cliënten waarvoor indicatiebesluit is genomen
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd onder de 55 358
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd boven de 55 726 (67% van het totaal)
werkdagen is uitgekomen
01-01-2002 01-07-2002
Kernindicatoren ZTO
V. Aantal indicaties dat > 45 werkdagen wacht op
verzilvering
aantal `zorgvragen' wachtend op ambulante hulp onbekend 192
aantal `zorgvragen' wachtend op daghulp onbekend 97
aantal `zorgvragen' wachtend op residentiële hulp onbekend 164
aantal `zorgvragen' wachtend op pleegzorg onbekend 105
aantal `zorgvragen' wachtend op zorg van een landelijk onbekend 8
werkende voorziening
aantal `zorgvragen' > 45 werkdagen wachtend totaal 566
Eerste helft 2002/
01-07-2002
VI. Wachttijd geïndiceerde zorg
gemiddelde wachttijd in werkdagen niet
bekend
aantal cliënten waarvoor wachttijd onder de 45 729
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor wachttijd boven de 45 292
werkdagen is uitgekomen
46 Alleen het totaal aantal aanmeldingen over 2001 is bekend (9.184), dit aantal is gedeeld door 2 om een schatting
per half jaar te bereiken.
47 Aantal is gecorrigeerd ten opzichte van eerste rapportage.
48 Aantal is gecorrigeerd ten opzichte van eerste rapportage.
49 Amsterdam heeft bij de gegevensaanlevering tevens een onderscheid gemaakt tussen cliënten die in een keer het
toegangstraject hebben doorlopen en cliënten die eerst gebruik hebben gemaakt van VTZ. Omdat dit voor veel
andere provincies geen haalbare kaart bleek, is enkel de doorlooptijd van de totale cliëntpopulatie opgenomen.
Voor Amsterdam was de doorlooptijd van de groep die in één keer het toegangstraject doorloopt, gemiddeld 52
werkdagen (60 van de 63 cliënten blijven onder de norm van 55 werkdagen) en de doorlooptijd van cliënten die eerst
gebruik maken van VTZ, 154 werkdagen (198 van de 921 blijven onder de norm van 55 werkdagen) .
MS/Cap Gemini Ernst & Young 44
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Contextvraag AMK 1e helft 2001 1e helft 2002
Aantal aanmeldingen 372 343 (-8%)
Kernindicatoren AMK
01-01-2002 01-07-2002
VII. Aantal wachtenden > 5 werkdagen na start 36 34 (-5%)
onderzoek
1e helft 2002
VIII. Doorlooptijd toegangsfunctie AMK
gemiddelde doorlooptijd onderzoek in werkdagen
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd onder de 60 68
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd boven de 60 onbekend
werkdagen is uitgekomen
MS/Cap Gemini Ernst & Young 45
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Grootstedelijke regio Haaglanden
2002
Aantal jeugdigen 0-18 jaar 202.602
Contextvraag BJz 1e helft 2001 1e helft 2002
Aantal aanmeldingen 1.46650 1.733 (+18%)
01-01-2002 01-07-2002
Kernindicatoren BJz
I. Aantal wachtenden voor de poort 0 0
II. Aantal dat na aanmelding > 5 werkdagen wacht op 69 163 (+136%)
vervolggesprek
III. Aantal wachtenden > 10 werkdagen voor Vrij 273 110 (-60%)
Toegankelijke Zorg, verstrekt door BJz
IV. Doorlooptijd toegangsfunctie BJz51 1e helft 2002
gemiddelde doorlooptijd in werkdagen voor alle onbekend
vrijwillige cliënten waarvoor indicatiebesluit is genomen
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd onder de 55 onbekend
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd boven de 55 onbekend
werkdagen is uitgekomen
01-01-2002 01-07-2002
Kernindicatoren ZTO
V. Aantal indicaties dat > 45 werkdagen wacht op
verzilvering
aantal `zorgvragen' wachtend op ambulante hulp 51 16
aantal `zorgvragen' wachtend op daghulp 67 46
aantal `zorgvragen' wachtend op residentiële hulp 32 42
aantal `zorgvragen' wachtend op pleegzorg 57 62
aantal `zorgvragen' wachtend op zorg van een landelijk 4 5
werkende voorziening
aantal `zorgvragen' > 45 werkdagen wachtend totaal 211 171 (-19%)
Eerste helft 2002/
01-07-2002
VI. Wachttijd geïndiceerde zorg
gemiddelde wachttijd in werkdagen 83
aantal cliënten waarvoor wachttijd onder de 45 224
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor wachttijd boven de 45 163
(42% van totaal)
werkdagen is uitgekomen
50 Feitelijk is alleen het aantal aanmeldingen over het 2e kwartaal van 2001 bekend. Om te komen tot een schatting
van het aantal aanmeldingen over het 1e half jaar van 2001, is dit aantal met 2 vermenigvuldigd.
51 Gegevens m.b.t. de indicatiestelling na VTZ ontbreken en maken geen onderdeel uit van dit aantal. Daarbij gaat
het hier om voorlopige (niet geautoriseerde) cijfers.
MS/Cap Gemini Ernst & Young 46
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Contextvraag AMK 1e helft 2001 1e helft 2002
Aantal aanmeldingen 139 135 (-3%)
Kernindicatoren AMK
01-01-2002 01-07-2002
VII. Aantal wachtenden > 5 werkdagen na start 58 61 (+5%)
onderzoek
1e helft 2002
VIII. Doorlooptijd toegangsfunctie AMK
gemiddelde doorlooptijd onderzoek in werkdagen
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd onder de 60 onbekend
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd boven de 60 onbekend
werkdagen is uitgekomen
MS/Cap Gemini Ernst & Young 47
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Grootstedelijke regio Rotterdam
2002
Aantal jeugdigen 0-18 jaar 261.570
Contextvraag BJz 1e helft 2001 1e helft 2002
Aantal aanmeldingen 453 556 (+23%)
01-01-2002 01-07-2002
Kernindicatoren BJz
I. Aantal wachtenden voor de poort 0
II. Aantal dat na aanmelding > 5 werkdagen wacht op 12 51
vervolggesprek
III. Aantal wachtenden > 10 werkdagen voor Vrij 8052 57
Toegankelijke Zorg, verstrekt door BJz
IV. Doorlooptijd toegangsfunctie BJz 1e helft 2002
gemiddelde doorlooptijd in werkdagen voor alle onbekend
vrijwillige cliënten waarvoor indicatiebesluit is genomen
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd onder de 55 onbekend
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd boven de 55 onbekend
werkdagen is uitgekomen
01-01-2002 01-07-2002
Kernindicatoren ZTO
V. Aantal indicaties dat > 45 werkdagen wacht op
verzilvering
aantal `zorgvragen' wachtend op ambulante hulp 77 76
aantal `zorgvragen' wachtend op daghulp 89 84
aantal `zorgvragen' wachtend op residentiële hulp 146 191
aantal `zorgvragen' wachtend op pleegzorg 99 onbekend
aantal `zorgvragen' wachtend op zorg van een landelijk
werkende voorziening
aantal `zorgvragen' > 45 werkdagen wachtend totaal 411
Eerste helft 2002/
01-07-2002
VI. Wachttijd geïndiceerde zorg
gemiddelde wachttijd in werkdagen 66
aantal cliënten waarvoor wachttijd onder de 45 onbekend
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor wachttijd boven de 45 onbekend
werkdagen is uitgekomen
52 Het betreft hier zowel wachtenden voor de functie VTZ als voor de functie casemanagement. Uitsplitsing naar
beide categorieën is (nog) niet te geven.
MS/Cap Gemini Ernst & Young 48
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Contextvraag AMK 1e helft 2001 1e helft 2002
Aantal aanmeldingen 170 225 (+32%)
Kernindicatoren AMK
01-01-2002 01-07-2002
VII. Aantal wachtenden > 5 werkdagen na start 76 90 (+18%)
onderzoek
1e helft 2002
VIII. Doorlooptijd toegangsfunctie AMK
gemiddelde doorlooptijd onderzoek in werkdagen
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd onder de 60 onbekend
werkdagen is gebleven
aantal cliënten waarvoor doorlooptijd boven de 60 onbekend
werkdagen is uitgekomen
MS/Cap Gemini Ernst & Young 49
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Deel III
Samenvatting bevindingen gespreksronde provincies/gsr
inzake wachtlijstaanpak jeugdzorg
0. Inleiding
1. Kernindicatoren en registratie
2. Ontwikkeling van vraag en aanbod
3. Stand van zaken aanpak wachtlijsten
4. Verhouding
provincie-jeugdzorgveld
5. Wachtlijsten en de nieuwe wet op de jeugdzorg
0. Inleiding
De Taskforce Wachtlijsten jeugdzorg heeft als taak metingen te (doen) verrichten naar de
wachtlijsten in de jeugdzorg om zo het inzicht in en over de wachtlijsten te vergroten. Per 1
januari en per 1 juli 2002 vonden de eerste twee metingen plaats van de vastgestelde
kernindicatoren. Naast deze registratietaak heeft de taskforce de opdracht de ontwikkelingen
ten aanzien van de aanpak van wachtlijsten in beeld te brengen en bij te dragen aan de
oplossing van problemen.
In het voorjaar van 2002 heeft een equipe van de taskforce, bestaande uit Monique Schippers
en Marian Louppen (Cap Gemini, Ernst en Young), alle provincies en groot-stedelijke regio's
bezocht om te horen wat de ervaringen waren met de eerste meting en welke vorderingen
worden gemaakt met betrekking tot de wachtlijsten. Aan deze gesprekken namen ook
vertegenwoordigers uit het veld van de jeugdzorg (bureau jeugdzorg, zorgtoewijzing,
zorgaanbieders) deel. Deze overleggen werden, mede door de brede vertegenwoordiging van
betrokkenen, zowel door de taskforce als door de andere partijen als verhelderend en zinvol
ervaren. Ze leverden kennis op over de ontwikkelingen en de problemen in de dagelijkse
praktijk van de provincies en grootstedelijke regio's, evenals in het veld van de jeugdzorg. Dit
leidt tot verdieping van het inzicht bij het rijk met betrekking tot wachtlijsten en is dienstig bij
de verdere vormgeving van het rijksbeleid.
Van de belangrijkste indrukken die daarbij zijn opgedaan volgt hierna een verslag. Het is van
belang erop te wijzen dat dit verslag beoogt een impressie te geven van hetgeen er leeft in
het jeugdzorgveld. Provincies en het jeugdzorgveld gaven aan waar hun vragen liggen,
welke oorzaken van wachtlijsten zij vermoeden en welke mogelijke oplossingen zij zien. Er is
geen nader onderzoek gedaan naar feiten of (achtergronden of nuanceringen van)
ontwikkelingen die zijn weergegeven. Waar de Taskforce dit noodzakelijk oordeelt zal dit op
onderdelen nog geschieden.
1. Kernindicatoren en registratie
De ervaringen met de meting van kernindicatoren zijn over het algemeen positief; het veld is
zich zeer bewust van de verantwoordelijkheid die in deze op hen rust. Wel kost het soms
veel inspanning de cijfers boven water te krijgen. Er bestaan namelijk nog grote verschillen in
werkwijze tussen bureaus jeugdzorg en er wordt vaak met meerdere, onderling verschillende
registratiesystemen gewerkt. Gegevens moeten soms handmatig worden verzameld, worden
geïnterpreteerd of van kanttekeningen voorzien. Als gevolg hiervan is de betrouwbaarheid
zeker nog geen 100%.
Bijna alle provincies/groot-stedelijkeregio's zitten in het omschakelings- en invoeringsproces
naar één uniform registratiesysteem. In bijna alle gevallen is dat het "Informatiesysteem
Jeugdzorg", kortweg IJ genaamd. De rest van het jaar staat in het teken van omschakeling
MS/Cap Gemini Ernst & Young 50
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
en invoering van IJ. Per 01-01-2003 zal de levering van de wachtlijstengegevens naar
verwachting al beter lukken. Invoering van het integrale registratiesysteem zal nog enkele
jaren in beslag nemen.
2. De ontwikkeling van vraag en aanbod
a. De ontwikkeling van de vraag
Bij alle provincies/gsr signaleren en toename van de vraag bij bureau jeugdzorg en AMK
gesignaleerd. Oorzaken lijken te zijn:
- het toenemend manifest worden van latente vraag;
- het beter en eerder signaleren en doorverwijzen van cliënten door voorliggende
voorzieningen en het onderwijs;
- het omleggen van cliëntenstromen naar bureau jeugdzorg (GGZ, AMW), dit ondanks het
feit dat deze ombuigingen nog maar beperkt plaatsvinden Er bestaat grote zorg over de
situatie die ontstaat als cliëntstromen geheel via bureau jeugdzorg zullen gaan lopen;
- in sommige gevallen wordt verzwaring van de problematiek gemeld;
- verschuivingen in financiering elders (bij bijvoorbeeld MLK) leiden eveneens tot een
groter beroep op de jeugdzorg.
Deze factoren, in samenhang met capaciteitstekorten en procesproblemen, vormen naar de
opvattingen van het veld de belangrijkste oorzaken van wachtlijsten bij bureau jeugdzorg. De
prognose op langere termijn is lastig. Behalve dat voornoemde oorzaken nog enige tijd een
rol zullen spelen is ook veel afhankelijk van de ontwikkeling en de resultaten van lokaal
(preventief) jeugdbeleid.
b. De ontwikkeling van het aanbod
Als gevolg van de grotere toestroom naar bureau jeugdzorg neemt ook de druk op het
zorgaanbod toe. De lengte van de wachtlijsten bij zorgaanbieders is per provincies
verschillend. Daarbij moet worden aangetekend dat absolute aantallen weinig zeggen over de
ernst van de wachtlijsten. Immers 100 wachtenden in Flevoland staan voor een andere
wachtdruk dan 100 wachtenden in een van de grote provincies.
Het vergroten van het aanbod aan ambulante hulpvormen wordt gezien als een mogelijkheid
om wachtlijsten te verkorten. Daartoe worden residentiële plaatsen omgezet in ambulante
hulpvormen. Gezien echter de lange wachtlijsten voor residentiële zorg geven een aantal
provincies en zorgaanbieders aan dat de grenzen van de ombouwmogelijkheden van
residentiele naar ambulante hulp in zicht komen Sommige provincies willen om deze reden
niet verder ombouwen. Waar provincies dat nog wèl doen, maken zorgaanbieders melding
van een lastig dilemma. Tegenover het politiek-bestuurlijke streven om meer zorg in
ambulante vorm te verlenen staat voor hen de praktijk waarin zij geconfronteerd worden met
indicaties voor residentiële zorg van het (onafhankelijke) bureau jeugdzorg. Deze indicaties
zijn voor hen een gegeven.
Het veel geconstateerde gebrek aan (geschikte) pleeggezinnen, waar pupillen in plaats van in
residentiële instellingen zouden kunnen worden ondergebracht, bemoeilijkt het streven om
meer (ambulante) hulp te verlenen eveneens. Er is al een provincie die om deze reden
voornemens is een vergoeding voor pleegouders in te voeren, in aanvulling op de reeds
bestaande onkostenvergoeding voor pleegouders. Op deze wijze hoopt men meer gezinnen
te interesseren voor de opname van een pleegkind. Een ander dilemma is de spanning
tussen lange- en korte termijn beleid. Ombouw van voorzieningen leidt tot frictieproblemen
waardoor tijdelijk een lagere capaciteit/productiviteit ontstaat, terwijl de verwachte baten pas
op wat langere termijn optreden. Ombouw is daardoor in feite geen aantrekkelijke optie in
combinatie met het bestaan van wachtlijsten.
Mede omdat men oplossingen zoekt voor wachtlijsten, is de jeugdzorg inhoudelijk sterk in
ontwikkeling. De klassieke indeling van (semi)residentiele en ambulante hulpvormen raakt
wellicht op termijn achterhaald als gevolg van het maximaal flexibiliseren van het hulpaanbod.
MS/Cap Gemini Ernst & Young 51
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Dit om beter in te kunnen spelen op de vraag van de cliënt. Hierbij wordt de verblijfsfunctie
losgekoppeld van het hulpaanbod, met als uitgangspunt dat hulp zo mogelijk ambulant wordt
verleend. Bij de noodzaak van plaatsing buiten het gezin wordt primair wordt gezocht in het
(familie)netwerk. Pas daarna komt residentiele opname in aanmerking. Op deze wijze
vervaagt ook het onderscheid tussen pleegzorg en de overige hulpvarianten. Verder spelen
de opvattingen en behoeften van de cliënt een steeds grotere rol in het indicatie- en
hulpproces. Het is overigens de vraag of deze ontwikkeling leidt tot goedkopere hulp c.q. een
hogere productiviteit. Individueel verleende, intensieve ambulante hulp is niet per definitie
goedkoper dan groepsgewijs verleende residentiële hulp.
Het voorgaande hangt ook samen met professionele opvattingen over de (inhoud van de)
indicatiestelling en met opvattingen over de mogelijke alternatieven voor het bestaande
zorgaanbod. Iedereen is het erover eens dat residentiële plaatsen nodig zijn en zullen blijven,
maar de grote vraag is in welke mate dat het geval zal zijn. Waar ligt de grens voor ombouw?
Welke alternatieven zijn er, en zijn ze realiseerbaar? Deze vragen laten zich moeilijk objectief
beantwoorden, ook omdat weinig bekend is over de effectiviteit van bestaande en nieuwe
behandelmethoden. Het wetenschappelijk onderzoek staat op dit punt nog in de
kinderschoenen. Het effectief reageren op wachtlijsten wordt daardoor bemoeilijkt.
3. Stand van zaken aanpak wachtlijsten
Provincies / grootstedelijke regio's zijn volop bezig met nadere invulling en uitvoering van de
plannen voor de aanpak van wachtlijsten. Jeugdzorg heeft de volle aandacht, ook in
Provinciale Staten. Over ervaringen en resultaten kan nog niet veel worden gezegd; daarvoor
is het nog te vroeg. De extra middelen die zijn toegekend op basis van de rapportage van de
commissie Peer (de zgn. Peer-middelen), zijn weliswaar eind 2001 toegekend aan
provincies/gsr, maar de toewijzing van de middelen aan instellingen en het vervolgens
werven en daadwerkelijk inzetten van jeugdzorgmedewerkers duurde tot medio 2002. Dat
betekent dat eind 2002 de eerste resultaten zichtbaar zullen worden.
Ondanks de impuls van de Peer-middelen verwachten provincies niet dat de wachtlijsten per
1-1-2003 zullen zijn opgelost. De Peer-middelen worden zoals afgesproken ingezet ten
behoeve van de bureaus jeugdzorg. Een betere doorstroming bij bureau jeugdzorg leidt
echter tot een groter stuwmeer van wachtenden voor geïndiceerde zorg. In samenhang met
de al bestaande tekorten in de geïndiceerde zorg, is de verwachting dat de wachtlijsten daar
lang zullen blijven. Overigens zetten in vrijwel alle gevallen betrokken overheden ook fors
autonome middelen in ter bestrijding van wachtlijsten.
Problematisch is dat de Peer-middelen incidenteel van aard zijn, terwijl het (ook) gaat om
structurele tekorten. Provinces/gsr en het veld verwachten dat de tekorten verder zullen
toenemen door de (grotendeels nog te realiseren) ombuiging van de stroom cliënten uit onder
meer de GGZ naar bureau jeugdzorg. Hier staan naar het zich laat aanzien onvoldoende
middelen tegenover. Hierdoor zal de druk op het stelsel, en dus op de wachtlijsten, verder
toenemen.
Wat betreft de aanpak van wachtlijsten worden gerichte maatregelen genomen, zoals het
inzetten van wachtlijstbeheerders, doorlichtingen van het bestand wachtenden,
wachtlijstbemiddeling en overbruggingshulp aan wachtenden. Ook wordt de samenhang in
het zorgaanbod verstrekt. De interne logistieke processen (doorstroming) krijgen aandacht
evenals de uitstroom aan het einde van het hulpproces, zoals naar het speciaal onderwijs.
Daarbij moet worden aangetekend dat de verhoging van de doorlooptijd ook ongewenste
gevolgen kan hebben. Het opvoeren van de druk bij bureau jeugdzorg lijkt (in een
gesignaleerd geval) te leiden tot het minder verlenen van vrij toegankelijke hulp en het
afgeven van meer indicaties. Daardoor wordt de wachtdruk op het systeem als geheel
verhoogd, in plaats van verlaagd.
MS/Cap Gemini Ernst & Young 52
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
Provincies/gsr proberen ook zicht te krijgen op dieperliggende oorzaken, zoals door analyses
van de negatieve interferenties in het systeem die het ontstaan van wachtlijsten bevorderen.
De commissie Peer constateerde al eerder dat de volgende elementen hierbij een rol spelen:
- de samenhang tussen verschillende instellingen, zowel binnen de jeugdzorg als in de
andere aanpalende sectoren en de lokale voorzieningen;
- de structuur en organisatie van jeugdzorgsector zelf;
- de verdeling van verantwoordelijkheden tussen partijen in het jeugdzorgveld;
- de organisatie van het indicatie- en zorgproces.
Een belangrijke factor voor de aanpak van wachtlijsten is ook de informatievoorziening. Een
verbeterde registratie moet gaan bijdragen aan meer kennis van en inzicht in het primair
proces in het algemeen en (het ontstaan van) wachtlijsten in het bijzonder.
Cliëntvolgsystemen spelen hierbij een belangrijke rol. Een knelpunt daarbij vormen de grote
bedragen die nodig zijn om de noodzakelijke registratie- en informatiehuishouding, op zowel
cliënt- als beleids- en managementniveau te realiseren. Zonder additionele middelen zal de
invoering nog veel tijd in beslag nemen. Provincies en bureaus jeugdzorg geven aan dat de
noodzakelijke ontwikkeling hierdoor belemmerd dreigt te worden.
Productieafspraken met betrekking tot wachtgeldmiddelen
De manier waarop provincies productieafspraken maken met instellingen verschilt zeer.
Sommigen provincies maken concrete productieafspraken, maar geven tegelijkertijd aan dat
deze moeilijk differentieerbaar zijn naar de verschillende geldstromen. Meerdere
provincies/gsr zijn van mening dat een gedetailleerd stelsel van productieafspraken,
onderscheiden naar de verschillende geldstromen (doeluitkering, autonome middelen,
meerjarig extra verstrekte rijksmiddelen en Peer-middelen) bureaucratie oproept en te veel
energie en geld kost, wat ten koste gaat van het hulpproces respectievelijk de hulpcapaciteit.
De balans tussen directe en indirecte kosten wordt zo steeds ongunstiger.
In de gevoerde gesprekken met provincies en het jeugdzorgveld rees de vraag of het in deze
turbulente periode van opbouw van het stelsel werkelijk mogelijk is een strikt onderscheid te
maken tussen de effecten van de verschillende geldstromen. Immers de diverse
ontwikkelingen, maatregelen en incentives zijn in hun uitkomsten onderling sterk verweven.
Naast de gerichte aanpak van wachtlijsten door capaciteitsmaatregelen, vinden ook
structuurverbeteringen, kwaliteitsverbetering en verbetering van de registratie plaats die
allemaal hun effecten hebben op de productie en dus op de wachtlijsten. De behoefte deze
ontwikkelingen van elkaar te (onder)scheiden kan bovendien leiden tot nieuwe schotten terwijl
men nu juist schotten wil opruimen.
4. Verhouding provincie jeugdzorgveld in het kader van wachtlijsten
Een aantal organisaties geeft aan dat de overheid de verantwoordelijkheid van de instellingen
niet moet overnemen door zich te zeer te bemoeien met het zorginhoudelijke beleid van
instellingen. Dat plaatst instellingen in een passieve positie en frustreert hun
verantwoordelijkheid en inventiviteit. Daarentegen moeten instellingen juist een actieve
invulling geven aan hun verantwoordelijkheid. De provincie Limburg is bijvoorbeeld van
mening dat de inkoopconstructies voor geïndiceerde zorg moeten passen in deze filosofie
van het stimuleren van de verantwoordelijkheid van instellingen. De provincie kan immers
niet tevoren exact bepalen welke hulp nodig zal zijn; dat staat op gespannen voet met een
klantgerichte zorg.
De verantwoordelijkheid van de instelling beperkt zich in deze visie niet tot het leveren van
een bepaald tevoren omschreven aanbod, maar houdt in dat met de beschikbare middelen zo
veel mogelijk cliënten zo goed mogelijk moeten worden geholpen. Op deze manier is er meer
beleidsruimte voor instellingen om wachtlijsten aan te pakken. Deze primair vanuit
maatschappelijk perspectief geformuleerde verantwoordelijkheid vraagt om flexibiliteit,
inventiviteit, het stellen van prioriteiten en het maken van afwegingen en keuzes tussen de
noden van cliënten. Uiteraard is hiervoor een bepaalde bewegingsvrijheid van instellingen
noodzakelijk. De provincie stuurt daarbij op overeengekomen resultaten in termen van een
bepaalde reductie van wachtlijsten waartoe instellingen zich verplichten. Het management zal
MS/Cap Gemini Ernst & Young 53
Kernindicatoren Wachtlijsten Jeugdzorg, tweede rapportage
zich op deze wijze moeten bewijzen als maatschappelijk ondernemer en aan het eind van de
termijn uiteraard worden afgerekend op het resultaat.
5. Wachtlijsten en de nieuwe Wet op de Jeugdzorg
Voortgang van de nieuwe wet
De aanpak van wachtlijsten kan niet los worden gezien van de ontwikkelingsfase waarin het
stelsel van de jeugdzorg zich bevindt en waaraan al een aantal jaren wordt gewerkt door alle
betrokken partijen. Provincies/gsr gaan, ondanks het uitstel van een jaar, onverkort uit van
de inwerkingtreding van de nieuwe wet op de jeugdzorg. In het perspectief daarvan wordt,
zoals afgesproken tussen rijk, provincies/gsr en gemeenten, al zoveel mogelijk gewerkt
conform de nieuwe wet. De ontwikkeling van het stelsel wordt door de betrokken overheden
dan ook onverminderd voortgezet. Een punt van grote zorg bij provincies is dat hierin
stagnatie zal optreden als gevolg van onvoldoende additionele middelen voor het wegwerken
van wachtlijsten en voor de ontwikkeling van het nieuwe stelsel als geheel.
Beleidsmatige duidelijkheid
Er bestaat behoefte aan (finale) duidelijkheid op een aantal thema's die beleidsmatig nog niet
zijn uitgekristalliseerd, zoals bijvoorbeeld de omvang van de middelen voor het preventieve
aanbod vrij toegankelijke zorg in bureau jeugdzorg. Onzekerheden en onduidelijkheden in
taak en werkwijze van bureau jeugdzorg zijn niet bevorderlijk voor een slagvaardige
opstelling. Er wordt dan ook uitgezien naar de aangekondigde AMvB's die duidelijkheid
moeten bieden op cruciale onderdelen, zoals met betrekking tot de indicatiestelling en
werkwijze van bureau jeugdzorg. Voor de verdere ontwikkeling van het stelsel, en in het
belang van het adequaat helpen van cliënten, is het van groot belang dat zo snel mogelijk
duidelijkheid ontstaat zodat het stelsel volledig kan gaan werken zoals bedoeld en cliënten
hiervan de baten gaan ondervinden. Tegelijk ontstaat hiermee een meer uniforme, en dus
vergelijkbare, situatie in den lande waardoor ook het inzicht in de fricties toeneemt.
Bureaucratisering
Min of meer onafhankelijk van elkaar worden in het jeugdzorgveld twee ontwikkelingen
gesignaleerd die toch alles met elkaar te maken hebben: de zich ontwikkelende
protocollisering, specialisatie en professionalisering enerzijds, en de gewenste flexibiliteit,
inventiviteit en cliëntgerichtheid in de praktijk van hulpverlening anderzijds. Hoe gewenst of
noodzakelijk de eerstgenoemde processen op zich ook zijn, het paradoxale gevolg kan zijn
dat dit haaks komt te staan op de veelvormigheid van de praktijk waardoor de gewenste
vraaggerichte benadering van de cliënt in het gedrang komt.
MS/Cap Gemini Ernst & Young 54