BESLUIT
Nummer:2422-72
Betreft zaak: klager vs AUV en Aesculaap
Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse
Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 62, eerste lid, van de
Mededingingswet tot vaststelling van een overtreding van artikel 6,
eerste lid, van de Mededingingswet en tot oplegging van een boete en
een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de
Mededingingswet.
INHOUDSOPGAVE:
I. FEITELIJKE ACHTERGROND
A. De klacht
B. De ontheffingsaanvraag
C. De partijen
D. Het overheidstoezicht en de toepasselijke veterinaire regelgeving
E. De markt
F. De structuur van AUV
G. De Statuten van AUV
H. Het gedrag van AUV en Aesculaap
I. De conclusie van het rapport
J. Onbetwiste feiten
II. JURIDISCHE BEOORDELING
A. Artikel 6, eerste lid, van de Mededingingswet
B. Artikel 24 van de Mededingingswet
C. De ondernemingen die de overtredingen hebben begaan
D. De rechtspersonen aan wie de overtredingen kunnen worden
toegerekend
III. SANCTIE
A. Boete
B. Last onder dwangsom
IV. BESLUIT
I. FEITELIJKE ACHTERGROND
A. De Klacht
1. Op 28 april 1998 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse
Mededingingsautoriteit
(d-g NMa) een klacht ontvangen van klager, dierenarts, gericht
tegen de AUV Coöperatieve Nederlandse Veterinair-farmaceutische
Groothandel UA (AUV) .
2. De klacht was gericht tegen de weigering van AUV om producten te
leveren aan zijn dierenartsenpraktijk. Volgens klager resulteerde
bedoelde leveringsweigering in een overtreding van de Mededingingswet
(Mw). Bij de klacht heeft klager een kopie van een lijst van
dierenartsen uitgesloten van leverantie door de AUV van 22 februari
1998 gevoegd.
3. De klacht is voor de d-g NMa aanleiding geweest een onderzoek in te
stellen. Daaruit is het vermoeden gerezen dat AUV een beleid van
leveringsweigering jegens klager hanteert. Gaandeweg het onderzoek
bleek dat er ook sprake was van andere, soortgelijke gedragingen van
AUV en van een andere onderneming, Aesculaap BV (Aesculaap), tezamen.
Het onderzoek is vervolgens uitgebreid tot een aanzienlijk aantal
leveringsweigeringen van AUV (en Aesculaap) tegen meerdere
dierenartsenpraktijken met betrekking tot de door AUV (en Aesculaap)
vervaardigde en verhandelde veterinaire producten.
4. Na afloop van het onderzoek heeft de d-g NMa op 15 februari 2001
een rapport doen opmaken (rapport), dat op dezelfde datum is
bekendgemaakt aan AUV en Aesculaap. Op 8 maart 2001 is een
niet-vertrouwelijke versie van het rapport toegezonden aan klager.
5. Naar aanleiding van het rapport vond op 12 september 2001 een
hoorzitting plaats ten kantore van de NMa . Zowel AUV, Aesculaap,
klager en andere uitgesloten dierenartsen zijn hierbij in de
gelegenheid gesteld hun zienswijze omtrent het rapport naar voren te
brengen, welke de d-g NMa bij zijn overwegingen in aanmerking heeft
genomen. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt dat bij brief van
16 oktober 2001 aan betrokkenen is toegezonden.
B. De ontheffingsaanvraag
6. Parallel aan het onderzoek in de onderhavige zaak liep een
ontheffingsprocedure als bedoeld in artikel 17 Mw naar aanleiding van
een ontheffingsaanvraag zoals op 31 maart 1998 door AUV ingediend voor
het lidmaatschap van AUV en haar Statuten.
7. Nadat in de tussenliggende periode door de NMa de nodige
aanvullende gegevens zijn ingewonnen, vond op 18 november 1999 in het
kader van de behandeling van de ontheffingsaanvraag van AUV overleg
plaats ten kantore van de NMa tussen de NMa en AUV . In dit verband
is ook het onderzoek in de onderhavige zaak ter sprake gekomen. AUV
heeft in dit overleg aangegeven bereid te zijn de artikelen 10, vierde
en zevende lid, van haar Statuten te schrappen en het in de
Veterinaire Produkten Katalogus (VPK) van AUV opgenomen
calculatieoverzicht met rekenvoorbeelden te laten vervallen.
8. Ten aanzien van voornoemde statutaire bepalingen en het
calculatieoverzicht heeft de NMa bij brief 15 februari 2000 aan AUV
haar voorlopige zienswijze gegeven. Naar het voorlopig oordeel van de
NMa was sprake van niet onthefbare mededingingsbeperkingen. Daarbij is
tevens medegedeeld dat het in het belang van de AUV en haar leden kan
zijn om de bewuste regelingen en gedragingen, wanneer deze geen
voorlopige geldigheid genieten dan wel buiten het kader van het
ontheffingsverzoek vallen of zaak 668 betreffen, zo spoedig mogelijk
te beëindigen.
9. AUV heeft bij de eerstvolgende algemene ledenvergadering van medio
2000 haar Statuten zodanig aangepast dat zij niet in strijd zijn met
artikel 6 Mw. AUV heeft het artikel 10, vierde en zevende lid, uit de
Statuten geschrapt en het calculatieoverzicht met de rekenvoorbeelden
laten vervallen. Vervolgens heeft zij op 18 juli 2000 de
ontheffingsaanvraag ingetrokken. Gedurende de ontheffingsprocedure is
het onderzoek in de onderhavige zaak voortgezet.
C. De partijen
(i)Klager
10.Klager voerde samen met een andere dierenarts sinds 1 januari 1987
een dierenartsenpraktijk te . Deze dierenartsenpraktijk
was een zogenoemde vrije vestiging. Klager is inmiddels gedissocieerd
en heeft de praktijk per 1 november 1998 verlaten.
(ii) Beklaagden
AUV
11.De coöperatieve (ondernemers)vereniging met uitgesloten
aansprakelijkheid AUV is een rechtspersoon naar Nederlands recht .
De ondernemersvereniging AUV is in 1969 opgericht door leden van de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) ,
toen nog als inkoopcollectief van diergeneesmiddelen ten behoeve van
praktiserende dierenartsen . AUV is statutair gevestigd in de
gemeente Cuijk. AUV heeft leden in Nederland en België. Bijna alle
(zelfstandig) praktizerende dierenartsen in Nederland die lid zijn van
de KNMvD zijn ook lid van AUV en omgekeerd. Naar eigen zeggen
functioneert de ondernemersvereniging AUV al jarenlang als
inkoopcentrale voor meer dan 90% (ongeveer 1700 in 1996, ten minste
1800 in 1999 en ruim 2000 in 2000 ) van de Nederlandse practici.
12.De hoofdactiviteit binnen de AUV-groep is de groothandel in
diergezondheidsmiddelen. De groothandelsactiviteiten van AUV genereren
meer dan helft van de jaarlijkse omzet van de gehele AUV-groep. Het
zeer ruime assortiment diergeneesmiddelen en praktijkbenodigdheden van
AUV omvat meer dan 90% van alle in Nederland uitgebrachte
veterinair-farmaceutische producten en zij verzorgt meer dan 60% van
de Nederlandse distributie van deze producten naar praktizerende
dierenartsen. AUV verwerkt als groothandel vanuit Cuijk dagelijks meer
dan duizend orders . Blijkens het jaarbericht van 1998 ontwikkelde
haar omzet zich in 1998 boven verwachting en overtrof de marktgroei.
Er was sprake van een verbetering van het marktaandeel. Het
jaarbericht van 2000 spreekt van een licht toegenomen marktaandeel. De
hele AUV-groep had in 1998 een omzet van gulden (ruim
EUR ). Het jaarbericht van 2000 signaleert een
positieve omzetontwikkeling. In dat jaar nam de netto-omzet van de
AUV-groep toe tot ruim (meer dan EUR
).
13.Het lidmaatschap van AUV staat open voor zelfstandig praktizerende
dierenartsen. De gemiddelde jaaromzet per dierenarts in Nederland over
de periode 1998 2000 bedroeg EUR 185.294. Uitgaande van 2000
praktijkhoudende dierenartsen bedraagt de gezamenlijke jaaromzet
gemiddeld over die periode ruim EUR 370 miljoen. Deze cijfers sluiten
aan bij de gegevens die de KNMvD heeft hanteert. Aangezien 90% van de
practici in Nederland lid is van AUV, kan de gezamenlijke omzet van de
leden van de ondernemersvereniging AUV geschat worden op circa EUR 330
miljoen op jaarbasis.
Aesculaap
14.Aesculaap is een besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid naar Nederlands recht , statutair gevestigd in de
gemeente Boxtel. Aesculaap exploiteert een groothandel in
diergeneesmiddelen en brengt in diverse landen een pakket van haar
eigen label diergeneesmiddelen op de markt. Verder is Aesculaap
exclusief vertegenwoordiger van een dieetvoerlijn voor hond en
kat . Samen met AUV is zij de enige groothandel in Nederland met
een (vrijwel) volledig assortiment diergeneesmiddelen en tevens de
enige groothandelaar in Nederland die, naast AUV zelf, AUV-producten
wederverkoopt. Aesculaap had in 2000 een omzet van EUR
(NLG ).
D. Het overheidstoezicht en de toepasselijke veterinaire regelgeving
(i)Diergeneesmiddelenwet
15.De Diergeneesmiddelenwet berust op twee pijlers, te weten een
registratieregeling en een kanalisatieregeling. Door middel van een
registratieplicht wordt bereikt, dat de kwaliteit en de samenstelling
van ieder diergeneesmiddel aan een zorgvuldig onderzoek wordt
onderworpen, alvorens het middel wordt toegelaten op de Nederlandse
markt. Het kanalisatieregime moet voorkomen dat de onder dat regime
vallende diergeneesmiddelen in verkeerde handen geraken, teneinde
onoordeelkundig gebruik van diergeneesmiddelen tegen te gaan. De
kanalisatieregeling bepaalt namelijk langs welke kanalen een
diergeneesmiddel zijn weg zal vinden van de fabrikant naar het dier.
Daarbij wordt de handel zodanig gekanaliseerd, dat de betreffende
diergeneesmiddelen niet zonder tussenkomst van een dierenarts het dier
kunnen bereiken. De Diergeneesmiddelenwet kent een vergunningensysteem
op grond waarvan met name degene die diergeneesmiddelen vervaardigt of
die in diergeneesmiddelen handelt, in het bezit dient te zijn van een
speciaal daartoe af gegeven vergunning. Dergelijke vergunningen worden
slechts afgegeven, indien wordt voldaan aan eisen met betrekking tot
onder meer bedrijfsuitrusting en deskundigheid. Met het toezicht op de
naleving van de Diergeneesmiddelenwet zijn daartoe aangewezen
ambtenaren belast.
(ii) Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990
16.De Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 voorziet in
voorwaarden die gesteld worden aan de toelating tot de uitoefening van
de diergeneeskunde en schept waarborgen dat zij, die, al dan niet in
beperkte omvang, zijn toegelaten tot de uitoefening in de
diergeneeskunde, deze naar behoren uitoefenen. Ter waarborging van de
uitoefening op een voldoende hoog peil is een wettelijk tuchtrecht,
waaraan alle beroepsbeoefenaren zijn onderworpen, onderdeel van de
onderhavige veterinaire regelgeving.
E. De markt
17.Deze zaak heeft betrekking op diergezondheidsproducten
(diergeneesmiddelen en diergeneeskundig instrumentarium). Nederland
kent zon 1000 dierenartsenpraktijken waarin circa 2000 dierenartsen
werkzaam zijn. Zij nemen hun diergezondheidsproducten af van één van
de ongeveer 50 leveranciers/fabrikanten of via één van de
groothandels. AUV schatte de totale omvang en/of de waarde van de
verkopen op de markt voor diergeneesmiddelen in 1998 op NLG
(bijna EUR ), waarvan
via de groothandels wordt gedistribueerd en
rechtstreeks van de fabrikant/leverancier wordt afgenomen.
18.Vanuit het oogpunt van de mogelijke effecten op de concurrentie
kunnen in beginsel twee algemene (product)markten worden
onderscheiden: de detailhandelsmarkt, waarop de dierenartsen als
aanbieders tegenover de eindverbruikers (dierhouders) staan, en de
groothandelsmarkt waarop de dierenartsen als vragers staan tegenover
de groothandelaren van de producten die tot het assortiment van
diergezondheid behoren. Onderhavige klacht betreft de
groothandelsmarkt, in het bijzonder het leveringsweigeringsbeleid dat
AUV hanteert in haar hoedanigheid van aanbieder op het
groothandelsniveau van de distributiekolom jegens dierenartsen die
daar als vragers optreden.
19.Er gelden nationale vergunningsvoorschriften en eisen met
betrekking tot de afzet(kanalen) die tot gevolg hebben dat de markt
voor (de distributie) van producten uit de sector diergezondheid
nationaal is . De Diergeneesmiddelenwet kent een systeem van
registratie van diergeneesmiddelen om deze te kunnen distribueren.
Verder maakt de Diergeneesmiddelenwet een verschil tussen drie soorten
diergeneesmiddelen die in Nederland toegepast mogen worden, aan de
hand van hun kanalisatiestatus : UDD-producten,
UDA-diergeneesmiddelen en vrije of niet-gekanaliseerde middelen. De
(groothandels)markt van producten voor dierengezondheid is mede
hierdoor geografisch beperkt tot Nederland.
F. De structuur van AUV
20.AUV heeft door overname van andere ondernemingen via een
holdingstructuur de AUV-groep gevormd met tal van economische
activiteiten. Aan het hoofd van de AUV-groep staat de AUV
Dierenartsencoöperatie. De tot de groep behorende
dochterondernemingen zijn in Nederland en België gevestigd en haar
belangen liggen wereldwijd. De AUV-groep verkoopt haar producten in
meer dan 60 landen .
21.Schematisch weergegeven ziet de structuur van de AUV-groep er als
volgt uit :
G. De Statuten van AUV
22.De Statuten van AUV (Statuten) vormen de algemene grondregels die
de structuur en werkingssfeer van de coöperatie aangeven en kunnen als
volgt worden samengevat.
23.Het doel van AUV bestaat uit het behartigen van de stoffelijke
belangen van haar leden door diergeneeskundige en andere producten te
verkopen welke de leden in de uitoefening van hun beroep als
dierenarts gebruiken, en hun beroepsuitoefening in het algemeen te
bevorderen. Als nevendoel kan zij andere maatschappelijke en ideële
belangen van haar leden behartigen . AUV tracht haar doel te
bereiken onder meer door het oprichten van, deelnemen in, overnemen
van of samenwerken met andere ondernemingen.
24.Het gewone lidmaatschap van AUV staat open voor zelfstandig
praktizerende dierenartsen. Gewone leden treden in hun eigen
praktijken op als detaillisten in diergeneesmiddelen in hun
hoedanigheid van zelfstandig praktijkhoudend dierenarts die een
apotheekhoudende functie heeft. Tegelijkertijd zijn de
leden-dierenartsen deelgerechtigd in AUV. De leden-dierenartsen zijn
gezamenlijk eigenaren van AUV en hebben daarmee commerciële en
financiële belangen bij de AUV-activiteiten in groothandel, productie
en uitvoer van diergeneesmiddelen en instrumentaria. De dierenartsen
die als lid tot AUV zijn toegetreden zijn ingevolge artikel 10, vierde
en zevende lid, Statuten verplicht de afname van de door AUV
aangeboden producten zoveel mogelijk na te streven en
diergeneesmiddelen slechts aan te wenden voor gebruik in de eigen
praktijk .
25.De winst van AUV wordt jaarlijks aan de leden-dierenartsen
uitbetaald in contanten dan wel gecrediteerd op de ledenreserve- en/of
ledenschuldrekening en/of toegevoegd aan het eigen vermogen. De
ledenreserverekening strekt tot reserve voor en kan worden aangewend
ter dekking van eventueel door AUV te lijden verliezen. Vorderingen op
de ledenschuldrekening zijn opeisbaar zodra het betrokken lid de
65-jarige leeftijd heeft bereikt of zoveel eerder als het betrokken
lid overlijdt. In de praktijk fungeert dit als een (aanvullende)
pensioenvoorziening voor de leden-dierenartsen. Afnemers verkrijgen
voorts kortingen die AUV hanteert bij de verkoop van producten. Deze
kortingen lopen op al naar gelang de hoeveelheid afgenomen producten.
26.AUV wordt bestuurd door het hoofdbestuur. De hoofdbestuursleden
worden door en uit de leden-dierenartsen gekozen . De
leden-dierenartsen kunnen zich ter behartiging van hun belangen
verenigen in maximaal zeven regio's. Iedere regio heeft een
regiobestuur, bestaande uit minimaal twee regiobestuursleden en één
lid van het hoofdbestuur van AUV. Laatstbedoelde is ambtshalve
voorzitter van de regio. Het regiobestuur adviseert het hoofdbestuur
bij het nemen van besluiten.
27.De leden-dierenartsen van AUV zijn verplicht de Statuten, het
huishoudelijk reglement en de beslissingen van de algemene
ledenvergadering in acht te nemen alsmede zich te houden aan de
voorschriften en aanwijzingen van het hoofdbestuur en het regiobestuur
in hun regio.
28.Ontzetting uit het lidmaatschap kan op grond van artikel 12, vierde
lid, Statuten (onder andere) plaatshebben indien het betrokken lid
heeft gehandeld in strijd met de belangen van AUV of in strijd met
zijn plichten aangegeven in het hiervoor besproken artikel 10
Statuten , dan wel voor eigen of andere rekening handel drijft in
die producten door AUV geleverd, waarvan de afname door de
leden-dierenartsen wordt verondersteld. De ontzetting gaat uit van het
hoofdbestuur.
H. Het gedrag van AUV en Aesculaap
(i)Systematische leveringsweigering ter bescherming van de vaste
klantbestanden van de leden van AUV
29.Het rapport vermeldt dat AUV dierenartsen die buiten hun vaste
klantenbestand diergeneesmiddelen vrij aanbieden, systematisch
uitsluit van levering. Dit handelsbeleid wordt mede uitgevoerd door
haar leden-dierenartsen, haar dochterondernemingen en Aesculaap.
30. Uit het onderzoek is volgens het rapport verder naar voren gekomen
dat AUV sinds begin 1996 (samen met Aesculaap) de uitsluiting van
levering heeft gehandhaafd met behulp van jaarlijsten. Onder de in
totaal 37 op de lijst vermelde dierenartsen bevinden zich leden en
niet-leden van AUV. De overige (niet-uitgesloten) dierenartsen
conformeren zich aan het handelsbeleid van AUV en Aesculaap. Dat
Aesculaap (Groothandel) meewerkte, komt voort uit de overname door AUV
van de rest van de Aesculaap Groep. Mondeling werd daarbij tussen AUV
en Aesculaap afgesproken, dat AUV bereid was haar eigen assortiment
ook bij Aesculaap (Groothandel) onder te brengen op voorwaarde dat aan
de door AUV uitgesloten dierenartsen uitsluitend "unieke producten
zouden worden geleverd. Unieke producten of unieke preparaten zijn
AUV-producten waarvoor op de markt geen reëel alternatief van een
andere producent of leverancier bestaat.
31.Op basis van de uit het onderzoek verkregen informatie wordt in het
rapport gesteld dat de redenen voor AUV om dierenartsen uit te sluiten
een sanctiemaatregel is tegen:
- het openen van een dierenartsenpraktijk in vrije vestiging
en/of,
- het aanbieden van voordelige tarieven of prijzen voor de dierhouders
en/of ,
- het actief werven van klanten uit het klantenbestand van
concurrenten, onder andere door het verstrekken van
UDA-diergeneesmiddelen aan de dierhouder zonder berekening van
visitekosten.
32.Volgens het rapport hanteert AUV als maatstaf bij uitsluitingen het
niet-naleven van de regels en tarieven van de KNMvD en verwijst
daarbij naar de Code voor de Dierenarts uit 1994.
33. Verder wordt in het rapport aangegeven dat AUV tot juni 2000 bij
uitsluitingen van levering naar haar Statuten verwijst, met name naar
artikel 10, zevende lid, dat bepaalt dat de leden van AUV
diergeneesmiddelen slechts voor gebruik in eigen praktijk mogen
aanwenden.
34.Wat betreft Aesculaap vermeldt het rapport dat Aesculaap de
levering van AUV-diergeneesmiddelen weigert op basis van haar
mondelinge afspraak met AUV en de dwingende verzoeken van AUV.
Aesculaap verwijst haar klanten in voorkomende gevallen naar de
beslissing tot niet-levering van AUV .
(ii) Levering van unieke preparaten.
35.AUV is in 1994 tot de conclusie gekomen dat zij de levering van
diergeneesmiddelen aan dierenartsen kon weigeren mits zij haar unieke
preparaten wel leverde. Aesculaap levert deze unieke preparaten aan de
hand van een door de AUV/Eurovet bijgewerkte lijst met daarop vermeld
de producten die als uniek zijn aangemerkt. Unieke producten of
preparaten zijn AUV-producten waarvoor op de markt geen reëel
alternatief van een andere producent of leverancier bestaat. Op 3
februari 1999 stonden er 26 unieke preparaten met Eurovet label op
deze lijst. Op de lijst van 15 februari 1999 zijn twee producten
toegevoegd en is er één verdwenen. Op de lijst van 18 januari 2000
zijn 5 producten toegevoegd.
36.Uit het onderzoek is volgens het rapport echter gebleken dat de
uitgesloten dierenartsen meestal onbekend waren met het bestaan van de
lijst (soms gingen zij naar Aesculaap toe en nam Aesculaap met AUV
contact op). Zij wisten niet dat unieke preparaten geleverd werden en
dit is ook nimmer vermeld in de standaardbrieven tot uitsluiting. Er
zijn dierenartsen die geen enkel diergeneesmiddel (ook niet de unieke)
geleverd kregen van AUV en Aesculaap.
37.In het rapport wordt gesteld dat AUV de mogelijkheid om unieke
preparaten van haar geleverd te krijgen zo verborgen en beperkt
mogelijk heeft gehouden; zelfs op verzoek gaf zij slechts beperkte
informatie over de identiteit en het aantal unieke preparaten.
Daarnaast vermeldt het rapport dat geen van de uitgesloten
dierenartsen naar de criteria ter bepaling van de uniciteit is
verwezen en bij gebrek aan transparantie geven sommige dierenartsen
dan ook aan dat de keuze willekeurig is.
(iii) Procedure bij uitsluiting
38.In 1987 zijn de Statuten van AUV aangepast om de leveranties aan
leden-dierenartsen te kunnen stopzetten zonder de algemene
ledenvergadering erbij te hoeven betrekken. Vóór de aanpassing van de
Statuten kon de algemene ledenvergadering op het voorstel van het
bestuur met tweederde meerderheid van stemmen tot ontzetting uit het
lidmaatschap besluiten. AUV wilde dat het bestuur de bevoegdheid tot
uitsluiting kreeg teneinde verstorend marktgedrag snel de kop te
kunnen indrukken. Voornoemde reden voor de statutenwijziging blijkt
volgens het rapport onder andere uit een publicatie van AUV .
39.In het rapport wordt op basis van het onderzoek aangegeven dat het
initiatief tot uitsluiting als bedoeld in artikel 12, vierde lid,
Statuten ligt bij de buurtpraktijken, al dan niet verenigd in een
kring en/of een regio(bestuur). Het regiobestuur of de kring is bijna
altijd degene die namens de buurtpraktijken (haar leden-dierenartsen)
de uitsluiting van levering bij het hoofdbestuur eist. In de meeste
gevallen overtreedt de betreffende dierenarts één of meer artikelen
van de Statuten . Het regiobestuur steunt het verzoek van haar
leden, met overneming van hun argumenten. De beslissing wordt
uiteindelijk genomen door het hoofdbestuur van AUV zonder deelname van
de ledenvergadering.
40.Een zelfde rol als bij leden blijken volgens het rapport de
buurtpraktijken en het regiobestuur bij de uitsluiting van niet-leden
van AUV te spelen. AUV heeft tegenover de onderzoekers van de NMa
bevestigd dat zij dierenartsen uitsloot op verzoek van de
buurtpraktijken. Het belang van de mening van de buurtpraktijken bij
het besluit tot (voortzetting van de) uitsluiting komt in de diverse
gevallen tot uitdrukking.
41.In het rapport wordt tenslotte geconstateerd dat het bestuur van
AUV het besluit tot uitsluiting nam, zonder aan de uit te sluiten
dierenarts (lid van AUV of niet) de redenen of de identiteit en
bezwaren van zijn tegenstanders mede te delen. Er werd slechts een
brief door het bestuur van AUV of door de directie van de betrokken
dochteronderneming (Eurovet) verstuurd met vermelding van de
uitsluiting, de datum van inwerkingtreding ervan en de
overgangsperiode van een maand waarin een redelijk aantal bestellingen
vooralsnog geleverd zou worden.
I. De conclusie van het rapport
42.In het rapport is op grond van de bevindingen uit het onderzoek
onder meer geconcludeerd dat AUV artikel 6 Mw overtreedt door het
systematisch besluiten tot c.q. hanteren en handhaven van
leveringsuitsluitingen (leveringsuitsluitings- of
leveringsweigeringsbeleid), alsmede het daarover sluiten en
voortzetten van een overeenkomst met Aesculaap. Voorts wordt
geconcludeerd dat Aesculaap artikel 6 Mw overtreedt door het sluiten
en voortzetten van de overeenkomst omtrent de leveringsuitsluitings-
of leveringsweigeringsbeleid met AUV.
43.Overtredingen van artikel 6, eerste lid, Mw vormen volgens het
rapport:
- (Handhaving van) Artikel 10, zevende lid, Statuten, dat de
commerciële vrijheid van de leden van AUV verhindert om
diergeneesmiddelen ook buiten hun bestaande klanten aan te bieden en
dus, om nieuwe klanten te werven. Op die manier is de keuze van de
veehouder voor een bepaalde dierenarts of voor de verkoopcondities die
hij of zij aanbiedt beperkt .
- De mondelinge overeenkomst van 1996 tussen Aesculaap en AUV om het
uitsluitingbeleid van AUV te handhaven. Deze overeenkomst was ten
tijde van de vaststelling van het rapport nog steeds van kracht.
- De handhaving van mededingingsbeperkende regelingen bestaande uit
het verbod om zich vrij te vestigen zonder voorafgaande goedkeuring
van de buurtdierenartsen, het verbod om actief nieuwe klanten te
werven om diensten of goederen aan te bieden tegen voordeliger
tarieven of voorwaarden dan die van de naburige concurrenten, de
verplichting om binnen de grenzen van de gebruikelijke tarieven te
blijven en het verbod om geen visitetarief te berekenen.
- Het hanteren van een collectieve boycot tegen de van levering
uitgesloten dierenartsen.
44.De overtredingen van artikel 6 Mw is na het moment van
inwerkingtreding van de Mededingingswet, 1 januari 1998, ononderbroken
voortgezet. Ten aanzien van tien van de zesendertig uitgesloten
dierenartsen zijn in de periode tussen 18 november 1999 en 12
januari 2001 de besluiten tot uitsluiting ingetrokken. Het grootste
deel is echter van levering verstoken gebleven. Artikel 10, zevende
lid, Statuten is in juni 2000 verwijderd.
45.Overtreding van artikel 24 Mw vormt volgens het rapport de
systematische leveringsweigering gehanteerd door AUV.
46.De ondernemingen en ondernemersvereniging AUV en Aesculaap zijn
volgens het rapport de rechtspersonen aan wie deze overtredingen
kunnen worden toegerekend.
J. Onbetwiste feiten
47.Bij de hierna volgende beoordeling gaat de d-g NMa in ieder geval
uit van de volgende feiten welke door partijen zijn erkend dan wel
niet zijn weersproken.
48.Aesculaap en AUV hebben sinds 1996 een mondelinge regeling om het
leveringsweigerings- of uitsluitingsbeleid van AUV toe te passen en te
handhaven. AUV heeft Aesculaap steeds (schriftelijk) gewezen op en
verzocht om naleving dan wel toepassing van het uitsluitingsbeleid en
de wijzigingen daarin.
49.AUV heeft met zo veel woorden bevestigd dat zij dierenartsen
uitsloot van levering van AUV-producten op verzoek van de
buurtpraktijken.
50.AUV heeft sinds begin 1996 (samen met Aesculaap) de uitsluiting van
levering gehandhaafd met behulp van jaarlijsten. Onder de in de
lijst vermelde dierenartsen bevinden zich leden en niet-leden van AUV.
Een dertigtal namen en woonplaatsen van dierenartsen is opgenomen in
een lijst waar de datum van 22 februari 1996 op vermeld staat. Op de
AUV lijst van september 1998 staan 37 dierenartsen. Eenzelfde lijst
bevatte op 1 augustus 1997 33 namen en in september 1998 36 namen van
dierenartsen. De lijst van 29 december 1999 bevatte wederom 33
uitgesloten dierenartsen. Volgens de lijst van 11 augustus 2000 zijn
nog steeds 28 dierenartsen uitgesloten van levering .
51.Ook nadat artikel 10, zevende lid, Statuten medio 2000 is
geschrapt, hebben de leveringsweigeringen en -uitsluitingen tot de
datum van vaststelling van het rapport, te weten 15 februari 2001,
onderdeel uitgemaakt van het handelsbeleid van AUV en Aesculaap
enerzijds en haar leden-dierenartsen/afnemers anderzijds. Weliswaar
heeft AUV voor dat tijdstip een aantal uitsluitingen ongedaan gemaakt,
het grootste deel van de uitgesloten dierenartsen is van levering
verstoken gebleven. AUV heeft pas na kennisneming van het rapport bij
brief van 14 maart 2001 aan de uitgesloten dierenartsen bericht de
leveringen vooralsnog te hervatten zonder daarbij ondubbelzinnig
afstand te hebben genomen van de mededingingsbeperkingen.
II. JURIDISCHE BEOORDELING
A. Artikel 6, eerste lid, van de Mededingingswet
(i)Het verbod op mededingingsafspraken
52.Artikel 6, eerste lid, Mw verbiedt overeenkomsten, besluiten van
ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen
tussen ondernemingen die ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de
mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan wordt
verhinderd, beperkt of vervalst. Blijkens de parlementaire
geschiedenis van de Mededingingswet sluit artikel 6 Mw zoveel mogelijk
aan bij artikel 81, eerste lid, EG-Verdrag. Ten aanzien van de
toepasselijkheid van het verbod van artikel 6 Mw dient derhalve
aansluiting te worden gezocht bij de beschikkingenpraktijk van de
Europese Commissie (Commissie) en de jurisprudentie van het Gerecht
van Eerste Aanleg (GvEA) en het Hof van Justitie van de Europese
Gemeenschappen (HvJEG). Nagegaan moet worden of de overeenkomsten,
besluiten en/of gedragingen van AUV dan wel Aesculaap vallen binnen de
reikwijdte van dit verbodsartikel.
(ii) Onderneming en ondernemersvereniging
53.De rechtspersoon AUV is een coöperatieve vereniging naar Nederlands
recht . Volgens de Statuten verkoopt AUV (middels haar
dochterondernemingen) onder meer diergeneeskundige en andere
(diergezondheids-) producten welke de leden in de uitoefening van hun
beroep als dierenarts gebruiken. AUV verricht daarmee economische
activiteiten. AUV is derhalve een onderneming in de zin van artikel 6,
eerste lid, Mw.
54.Het gewone lidmaatschap van AUV staat volgens de Statuten open voor
zelfstandig praktizerende dierenartsen die in deze hoedanigheid op
duurzame wijze en tegen een vergoeding hun diensten leveren. Zij zijn
tevens afnemers van diergeneesmiddelen van AUV en treden in hun eigen
praktijken (onder meer)op als detaillisten in die diergeneesmiddelen.
De betrokken leden-dierenartsen dienen daarom te worden beschouwd als
ondernemingen in de zin van artikel 6, eerste lid, Mw. De bewering van
AUV als zouden dierenartsen een bijzondere verantwoordelijkheid hebben
voor het welzijn van dieren en het bewaken van de volksgezondheid doet
daaraan niet af .
55.Een ondernemersvereniging is iedere organisatie die een aantal
ondernemingen verenigt. Nu de leden-dierenartsen van AUV ondernemingen
zijn in de zin van artikel 6, eerste lid, Mw dient AUV tevens te
worden aangemerkt als een ondernemersvereniging in de zin van artikel
6, eerste lid, Mw.
56.De rechtspersoon Aesculaap is een besloten vennootschap naar
Nederlands recht. Aesculaap exploiteert een groothandel in
diergeneesmiddelen en verricht daardoor economische activiteiten.
Aesculaap is derhalve eveneens een onderneming in de zin van artikel
6, eerste lid, Mw.
(iii) Overeenkomst, besluit van een ondernemersvereniging en onderling
afgestemde feitelijke gedraging
Statuten AUV
57.De Statuten van de coöperatieve vereniging vormen de basisregels
van AUV en regelen de juridische betrekkingen tussen AUV en haar
leden-dierenartsen. De leden-dierenartsen zijn verplicht de Statuten
en het huishoudelijk reglement in acht te nemen alsmede zich te houden
aan de voorschriften en aanwijzingen van het hoofdbestuur en het
regiobestuur in hun regio. Het lidmaatschap van AUV, hetgeen een
aanvaarding van de Statuten en reglementen meebrengt, vormt een
overeenkomst in de zin van artikel 6, eerste lid, Mw. Daarnaast
bevatten de Statuten ook regels die betrekking hebben op de onderlinge
betrekkingen tussen de leden-dierenartsen. Zij vormen daardoor
overeenkomsten tussen ondernemingen (de leden-dierenartsen) in de zin
van artikel 6, eerste lid, Mw. AUV handhaaft deze overeenkomsten,
onder meer met toepassing van artikel 12 Statuten.
Besluit tot uitsluiting van levering
58.De besluiten van AUV tot uitsluiting van levering zijn besluiten
van een ondernemersvereniging in de zin van artikel 6, eerste lid, Mw
aangezien het betreft besluiten genomen door een maatschappelijk
orgaan, het bestuur, van een rechtspersoonlijkheid bezittende
coöperatieve vereniging, AUV. Besluiten van de vereniging AUV zijn
krachtens de Statuten bindend voor de leden-dierenartsen. In 1987
werden de Statuten aangepast zodat de algemene ledenvergadering niet
meer bij dergelijke besluiten betrokken zou behoeven te worden. De
algemene ledenvergadering heeft met tweederde meerderheid besloten tot
wijziging van de Statuten zodat het bestuur de bevoegdheid tot
uitsluiting van levering kreeg. De wijziging van de Statuten is bij
overeenkomst vastgesteld en is derhalve bindend voor de leden. Hieruit
vloeit voort dat de door het bestuur genomen besluiten tot uitsluiting
van levering overeenkomstig het bepaalde in de Statuten zijn
vastgesteld en daarmee bindend voor de leden.
59.Het argument van AUV dat het wat betreft de leveringsweigering of
-uitsluiting gaat om een eenzijdige handeling, die niet binnen het
toepassingbereik van artikel 6 Mw komt omdat dit tot de
contractsvrijheid van AUV behoort, kan om de volgende reden geen stand
houden. Het beweerdelijk eenzijdig handelen van AUV en haar leden
dierenartsen is te kwalificeren als een besluit van een
ondernemersvereniging leidend tot een collectieve boycot. Een
collectieve boycot is een onderling afgestemde weigering van een groep
van ondernemingen of een handelsvereniging om met een of meer
ondernemingen, bijvoorbeeld leveranciers, afnemers, niet-erkende
wederpartijen of niet-leden van een handelsvereniging, te
handelen . De leveringsweigeringen of -uitsluitingen van AUV komen
tot stand via onderlinge, horizontale afstemming tussen en op
initiatief van leden-dierenartsen (buurtpraktijken) en/of via het
bestuur van AUV dat de collectieve wil van de leden-dierenartsen
vertegenwoordigt, coördineert en uitvoert.
Publicatie van tarieven en calculatieschemas
60.De publicatie van de tarieven en calculatieschemas van de KNMvD
door AUV is, ongeacht hoe zij juridisch precies moet worden
gekwalificeerd, een ondubbelzinnige uitdrukking en getrouwe weergave
van de wil van de vereniging om de tarieven van haar
leden-dierenartsen te coördineren. De tarieven en calculatieschemas
bevatten gedetailleerde verkooptarieven aan de hand van concrete
marges voor wederverkoop.De beslissing van het bestuur van AUV om
jaarlijks in een uitgave van AUV (VPK) de verkooptarieven en
calculatieschemas van de KNMvD te publiceren en daarmee het hanteren
ervan aan te bevelen, is derhalve een besluit van een
ondernemersvereniging.
Afspraak tussen AUV en Aesculaap
61.Aesculaap en AUV hebben sinds 1996 een mondelinge afspraak om het
leveringsweigerings- of uitsluitingsbeleid van AUV toe te passen en te
handhaven . Mondelinge afspraken tussen ondernemingen vormen
overeenkomsten in de zin van artikel 6, eerste lid, Mw.
62.AUV heeft enerzijds gesteld dat er geen sprake is van een
overeenkomst maar van een eenzijdig handelen van AUV waarvoor geen
wilsovereenstemming met Aesculaap is vereist. Anderzijds stelt AUV dat
de afspraak tussen AUV en Aesculaap een nevenrestrictie is in de zin
van de Mededeling van de Commissie . Meer subsidiair doet AUV een
beroep op de toepasselijkheid van artikel 2, tweede lid, Vo. 1983/83
(alleenverkoop of exclusieve distributie) .
63.Het betoog van AUV dat er in casu slechts sprake is van eenzijdig
handelen van AUV kan om de volgende reden geen stand houden.
Indien een voorwaarde onlosmakelijk is verbonden aan een overeenkomst
zoals in casu, een overname van bedrijfsactiviteiten en een management
buy-out gaan beide partijen al dan niet stilzwijgend akkoord met
bedoelde voorwaarde. Onder dergelijke omstandigheden kan zon
voorwaarde niet worden aangemerkt als een eenzijdige handeling van de
opsteller van deze voorwaarde. De voorwaarde vormt een deel van het
geheel van de contractuele betrekkingen tussen verkoper en koper.
Bijgevolg is er sprake van wilsovereenstemming en derhalve van een
overeenkomst in de zin van artikel 6 Mw. Hieraan doet niet af dat een
van de betrokken partijen (stilzwijgend) toestemt, onder druk of in
strijd met eigen commerciële belangen.
64.Wat betreft het aanmerken van de afspraak als een nevenrestrictie
kan het volgende worden opgemerkt. Ten tijde van de totstandbrenging
van de overname van Aesculaap (met uitzondering van de
groothandelspoot) door AUV was de Mededingingswet nog niet van kracht.
De toen vigerende Wet economische mededinging (Wem) zag niet op de
totstandkoming van concentraties. De overname viel evenmin binnen het
bereik van de communautaire concentratiecontrole en is in dat
kader niet getoetst. De afspraak tussen AUV en Aesculaap is in het
onderhavige geval dan ook terecht binnen het normale toepasselijk
wettelijk kader van de Wem en de Mededingingswet getoetst.
65.Het beroep dat AUV tot slot doet op de toepasselijkheid van artikel
2, tweede lid, Vo. 1983/83 (alleenverkoop of exclusieve
distributie) kan eveneens niet slagen. Deze groepsvrijstelling zag
slechts op alleenverkoopovereenkomsten tussen ondernemingen waarbij de
ene (de leverancier) zich tegenover de ander (de alleenverkoper)
verplicht bepaalde producten slechts aan laatstgenoemde te leveren
voor wederverkoop binnen een bepaald gebied. De afspraak van AUV en
Aesculaap ziet nu juist niet op de beperking van verkoop van de AUV
producten binnen een afgebakend gebied maar ziet op de absolute
uitsluiting van bepaalde afnemers van AUV en Aesculaap. Een dergelijk
beperking is in het kader van genoemde Verordening verboden. Ook
onder de nieuwe Groepsvrijstellingsverordening geldt dit verbod
onverkort.
(iv) Mededingingsbeperkingen
66.In het navolgende zal de mededingingsbeperkende aard en/of gevolgen
van de onderzochte gedragingen van AUV en Aesculaap gezamenlijk worden
beoordeeld in het licht van artikel 6, eerste lid, Mw.
Het stelselmatige leveringsweigerings- of uitsluitingsbeleid van AUV
en Aesculaap als handhavingsysteem
67.AUV past systematisch leveringsweigering of -uitsluiting toe om
door haar leden als ongewenst aangemerkt concurrentieel gedrag van
dierenartsen te voorkomen of te bemoeilijken. De gronden voor
uitsluiting zijn gelegen in niet-naleving van de Statuten dan wel de
regels en tarieven van de KNMvD. Met name wordt het naleven van de
Code voor de Dierenarts, de Code voor Goede Praktijk-Uitoefening (GVP)
en de tarieven van de KNMvD gehanteerd als reden voor uitsluiting van
levering dan wel als voorwaarde voor het hervatten van de leveranties.
Dit handelsbeleid wordt mede uitgevoerd en gehandhaafd door de leden
en dochtermaatschappijen van AUV alsmede door Aesculaap.
68.Het initiatief tot uitsluiting van levering ligt bij de
dierenartsen werkzaam in de buurtpraktijken, al dan niet verenigd in
een kring en/of een regio(bestuur). Uit de gevoerde correspondentie
tussen AUV en haar leden-dierenartsen blijkt dat de buurtpraktijken of
kringen geen redenen op hoeven te geven noch bewijs te leveren om een
concurrerende dierenarts uit te laten sluiten. Het regiobestuur of de
kring vraagt namens de gevestigde buurtpraktijken (AUV-leden) aan het
hoofdbestuur de uitsluiting van levering indien het regiobestuur van
mening is dat de wijze van opereren van de betreffende dierenarts
schadelijk is voor de belangen van de overige leden. Het regiobestuur
steunt het verzoek van haar leden met overneming van hun eventuele
argumenten. De beslissing tot uitsluiting wordt uiteindelijk genomen
door het hoofdbestuur zonder deelname van de ledenvergadering. Een
zelfde rol als bij AUV-leden spelen de buurtpraktijken en het
regiobestuur bij de uitsluiting van niet-leden van AUV.
69.De voor het bestuur van AUV gecreëerde sanctiemogelijkheden,
uitsluiting van levering en ontzetting uit het lidmaatschap ,
verzwaren de onderliggende mededingingsbeperkende regelingen, en zijn
tevens als zodanig aan te merken als mededingingsbeperkend. Hiermee is
het streven tot uitdrukking gebracht om handelend op te treden tegen
leden-dierenartsen die niet voldoen aan de in de Statuten opgenomen
verplichtingen dan wel de regels en tarieven van de KNMvD niet
naleven. AUV heeft hier, gezien ook de opeenvolgende lijsten met
uitgesloten dierenartsen, ook daadwerkelijk uitvoering aan
gegeven.
Regelingen en afspraken waarvan naleving door middel van
leveringsweigering- of uitsluiting wordt afgedwongen
70.De afnemers van AUV en Aesculaap worden derhalve door middel van
sancties gedwongen om regelingen en afspraken na te leven teneinde
door AUV of Aesculaap geleverd te kunnen krijgen (nalevingsdwang). De
sanctie op niet-naleving van deze regelingen en afspraken bestaat uit
leveringsweigering of -uitsluiting voor de betreffende dierenarts. Het
gaat hierbij in het bijzonder om het afdwingen van naleving van de
volgende mededingingsbeperkende afspraken en regelingen.
- Artikel 10, zevende lid, Statuten
71.Artikel 10, zevende lid, Statuten bepaalt dat de dierenartsen die
als lid tot de coöperatie zijn toegetreden, verplicht zijn
diergeneesmiddelen slechts aan te wenden voor gebruik in de eigen
praktijk. Handelen in strijd met dit artikel leidt ingevolge artikel
12, vierde lid, onder a, Statuten tot ontzetting uit het lidmaatschap
van AUV en uitsluiting van levering, zoals door AUV ook toegepast.
72.Deze statutaire verplichting komt voor de leden-dierenartsen neer
op een verbod diergeneesmiddelen te gebruiken buiten de eigen praktijk
oftewel binnen de praktijk of het klantenbestand van andere
dierenartsen.
73.Een veehouder kan voorts als gevolg van deze statutaire bepaling
niet kiezen uit verschillende dierenartsen voor de diergeneesmiddelen
tegen de meest aantrekkelijke condities waardoor de (prikkel tot)
concurrentie tussen de dierenartsen-leden met betrekking tot (onder
meer) prijzen van en dienstverlening rondom het gebruik van
diergeneesmiddelen wordt weggenomen althans beperkt.
74.Naleving door de leden-dierenartsen van de zojuist aangehaalde
statutaire bepaling staat er tevens aan in de weg dat zij in
concurrentie treden met andere dierenartsen en daarbij
diergeneesmiddelen aanwenden buiten hun eigen praktijk, derhalve bij
cliënten vallende onder de praktijk of het klantenbestand van andere
dierenartsen.
75.Artikel 10, zevende lid, Statuten bevat derhalve een verboden
markt- of klantenverdeling tussen de dierenartsen-leden (90% van alle
zelfstandig praktiserende dierenartsen) bij het gebruik van
diergeneesmiddelen en is naar zijn aard mededingingsbeperkend en
derhalve in strijd met artikel 6 Mw. Met haar leveringsweigerings- of
uitsluitingsbeleid weet AUV naleving van deze statutaire
mededingingsbeperking af te dwingen en daarmee de leden-dierenartsen
in hun commerciële vrijheid te beknotten dan wel de leden-dierenartsen
te verhinderen om diergeneesmiddelen ook buiten hun bestaande klanten
aan te bieden, en dus, om nieuwe klanten te werven. De bepaling is van
toepassing op ongeveer 90% van de dierenartsen in Nederland. Op die
manier wordt ook de keuze van dierhouders, waaronder veehouders
oftewel houders van landbouwhuisdieren, voor een bepaalde dierenarts
of voor de verkoopcondities die hij of zij aanbiedt beperkt. Het staat
dierhouders niet vrij om van dierenarts te veranderen, en daardoor kan
hij niet genieten van de voordelen van vrije concurrentie.
- De regelingen omtrent tarieven en calculatieschemas
76.De regelingen omtrent de door de leden-dierenartsen te hanteren
tarieven en calculatieschemas voor diergeneesmiddelen werden door AUV
tot het jaar 2000 gepubliceerd in de Veterinaire Producten Katalogus
(VPK) en overgenomen van de Tarievencommissie van de KNMvD . In
de VPK van juli 1998 staat dit nog met zo veel woorden vermeld. AUV
nam in het calculatieoverzicht de marges bij de verschillende
inkoopwaarden en de marges en prijzen bij wederverkoop op. Het meest
recente calculatieoverzicht is door AUV als rekenmodel
gepresenteerd. Dit rekenmodel bevat gedetailleerde verkooptarieven aan
de hand van concrete marges voor wederverkoop en precies dezelfde
glijdende schaal als die van de KNMvD . De KNMvD-tarieven zijn door
de NMa eerder onder artikel 6 Mw beoordeeld als verboden
mededingingsbeperkende prijsafspraken tussen concurrenten . Zoals
hierna nader uiteengezet, zijn ook de AUV-regelingen omtrent de door
de leden-dierenartsen te hanteren tarieven en calculatieschemas voor
diergeneesmiddelen naar hun aard mededingingsbeperkend en derhalve in
strijd met artikel 6 Mw.
77.Het rechtstreeks of zijdelings onderling bepalen van door
ondernemingen te hanteren aan- of verkoopprijzen en de gezamenlijke
vaststelling van prijzen door concurrenten vormen een ernstige
mededingingsbeperking. De betrokken regelingen en bepalingen
faciliteren naar hun aard een afstemming van de prijzen zoals door de
leden-dierenartsen van AUV gehanteerd. Zelfs indien er geen sprake is
van een afdwingbare plicht tot naleving van adviesprijzen (tarieven),
dan nog dienen bedoelde regelingen te worden beschouwd als strijdig
met artikel 6, eerste lid, Mw. Immers, in het geval van adviesprijzen
van een ondernemersvereniging (in casu AUV) kunnen de betrokken
ondernemingen (in casu de leden-dierenartsen) met een redelijke mate
van zekerheid voorzien welk prijsbeleid hun concurrenten zullen
volgen. Aldus geldende adviesprijzen vallen bijgevolg evenzeer onder
artikel 6 Mw en zijn daarmee verboden.
78.De betrokken regelingen en (het besluit tot) de publicatie ervan
hebben derhalve een afstemming van het prijsniveau beoogd althans
uitdrukkelijk vergemakkelijkt, en resulteren bijgevolg in een op grond
van artikel 6 Mw verboden mededingingsbeperking. Zoals hiervoor
aangegeven is sprake van strijdigheid met het verbod van artikel 6 Mw,
zelfs indien de betrokken prijzen en tarieven gelding hebben als
adviesprijzen voor de leden-dierenartsen van AUV.
- Overige regelingen van de KNMvD
79.De overige regelingen en bepalingen van de KNMvD, zoals onder
andere neergelegd in de Code voor de Dierenarts, en waarvan naleving
door AUV middels leveringsweigering- of uitsluiting wordt afgedwongen,
beperken, vervalsen of verhinderen eveneens de onderlinge concurrentie
en zijn naar hun aard en strekking in strijd met de Mededingingswet.
De Code voor de Dierenarts legt gedragsregels vast voor practici in de
uitoefening van de diergeneeskundige praktijk. De Code bevat
verscheidene regels die beperkingen opleggen aan het handelen van
dierenartsen. Het gaat hierbij om het (naleven van) verbod om zich
vrij te vestigen zonder voorafgaande goedkeuring van de
buurtpraktijken; het verbod om actief nieuwe klanten te werven, om
diensten of goederen aan te bieden tegen voordeliger tarieven of
voorwaarden dan die van de naburige concurrenten; de verplichting om
binnen de grenzen van de gebruikelijke tarieven te blijven en het
verbod om geen visitetarief te berekenen. De KNMvD-regelingen en
bepalingen tot naleving waarvan de leveringsweigering of -uitsluiting
strekt, zijn door de NMa eerder onder artikel 6 Mw beoordeeld als
verboden mededingingsbeperkende afspraken tussen concurrenten.
- Mondelinge overeenkomst tussen Aesculaap en AUV
80.Aesculaap en AUV hebben sinds 1996 een mondelinge overeenkomst om
gezamenlijk het leveringsweigerings- of uitsluitingsbeleid van AUV te
handhaven . Aesculaap heeft dezelfde mededingingsbeperkingen als
AUV gehanteerd en doen naleven door op grond van haar mondelinge
overeenkomst met AUV het leveringsweigeringsbeleid over te nemen. AUV
heeft Aesculaap steeds (schriftelijk) gewezen op en verzocht om
naleving dan wel toepassing van het uitsluitingsbeleid en de
wijzigingen daarin. Een en nader blijkt ook uit het gegeven dat
Aesculaap diverse malen heeft gepoogd de lijst van unieke producten
die wel geleverd mochten worden met AUV af te stemmen op de vraag uit
de praktijk.
81.Uit het vorenstaande volgt dat het toegepaste leveringsweigerings-
of uitsluitingsbeleid van AUV en Aesculaap fungeert als een
handhavingsinstrument dat is gericht op het beperken van de vrijheid
van dierenartsen om hun afnemers te kiezen aangezien zij
klantenwerving verbiedt en op het beperken van diezelfde vrijheid van
Aesculaap en op het rechtstreeks bepalen van de verkoopprijzen van
diergeneesmiddelen. AUV handhaaft er voorts de vestigingsregels van de
KNMvD mee die de Nederlandse markt verdelen. De Statuten en de Code
voor de Dierenarts waarnaar AUV de uitgesloten dierenartsen verwijst
alsmede de KNMvD-tarieven die AUV hanteert, bevatten
mededingingsbeperkingen, zoals hiervoor is uiteengezet. De
leveringsweigeringen en -uitsluitingen zijn derhalve stelselmatig
gebruikt als dwangmiddel ter handhaving van deze
mededingingsbeperkende afspraken. Hieraan werkt Aesculaap mee. Voorts
zijn AUV en Aesculaap tezamen met het leveringsweigerings- of
uitsluitingsbeleid onderling doelbewust een beperking van hun afzet
overeengekomen.
82.Wat betreft het argument van AUV dat een dierenarts nooit wordt
uitgesloten op grond van concurrentieoverwegingen ten aanzien van de
buurtpraktijken, wordt erop gewezen dat het veelal de concurrerende
buurtpraktijken zijn die uitsluiting hebben geëist en dat dit gebeurde
op grond van zorgen over onder meer vrije vestiging, concurrerende
prijzen en klantenwerving. Ook het argument als zouden bij het
ondernemingsbeleid van AUV niet alleen commerciële maar ook morele
motieven met betrekking tot de gezondheid van mens en dier een rol
spelen, is niet relevant. Iedere onderneming is immers gehouden bij de
uitvoering van haar beleid binnen de toepasselijke wettelijk kaders te
blijven . Dit kan in casu dan ook geen aanleiding zijn om de
Mededingingswet te overtreden. Toezicht op en handhaving van de
regelgeving op het terrein van diergeneeskunde en diergeneesmiddelen
is bovendien voorbehouden aan de overheid dan wel aan de daartoe
aangewezen bevoegde instanties.
83.De stelling van AUV, dat is gebleken dat - niettegenstaande de
uitsluiting - de uitgesloten praktijken hun praktijk hebben kunnen
uitoefenen, treft geen doel. Voor de toepasselijkheid van artikel 6 Mw
is immers niet vereist dat de mededinging volledig wordt uitgesloten.
Ook als de vrije mededinging wordt bemoeilijkt dan wel beperkt of
vervalst zijn gedragingen en afspraken in strijd met de
Mededingingswet. De uitgesloten dierenartsen worden benadeeld in hun
concurrentiemogelijkheden, ook als zij niet helemaal van de markt
verdrongen worden. Overigens betekent het enkele feit dat bepaalde
uitgesloten dierenartsen hun praktijk kunnen blijven uitoefenen niet
zonder meer dat zij actief zijn gebleven op de relevante (segmenten
van) markten voor wederverkoop van de producten die AUV weigert te
leveren.
84.Wat betreft de lijst met unieke preparaten heeft AUV weinig tot
niets gedaan om de onbekendheid onder de uitgesloten dierenartsen met
het bestaan van de lijst op te heffen. Uitgesloten dierenartsen wisten
niet dat unieke preparaten wel door AUV of Aesculaap geleverd werden.
AUV heeft verzuimd zulks in de standaardbrieven tot uitsluiting te
vermelden en ook anderszins geen actie ondernomen. AUV heeft zo doende
de mogelijkheid om unieke preparaten van haar geleverd te krijgen zeer
beperkt gehouden; zelfs op verzoek gaf zij slechts beperkte informatie
over de identiteit en het aantal unieke preparaten. Er zijn derhalve
dierenartsen geweest die geen enkel diergeneesmiddel (ook niet de
unieke) geleverd kregen van AUV en Aesculaap.
Conclusie
85.Het leveringsweigerings- of uitsluitingsbeleid van AUV en Aesculaap
is strijdig met artikel 6 Mw omdat hierdoor in onderlinge afstemming
dierenartsen systematisch verstoken zijn gebleven van AUV-producten en
hiermee tevens uitvoering werd gegeven aan naar zijn aard
mededingingsbeperkende regelingen tussen de dierenartsen op de
detailhandelsmarkt en deze ook handhaafde. De uitgesloten dierenartsen
krijgen AUV-producten niet geleverd die de andere dierenartsen in
Nederland wel kunnen krijgen, in de meeste gevallen ook nog met
kortingen. Aannemelijk is dat deze producten, die door bijna alle
dierenartsen worden gekozen, ook voor de dierhouders worden
geprefereerd, waardoor de dierenartsen die over deze producten
beschikken aantrekkelijker zijn voor dierhouders. Dierhouders,
waaronder veehouders, krijgen de indruk dat de uitgesloten
dierenartsen geen toegang hebben tot deze producten, hetgeen
stigmatiserend werkt.
86.De eindgebruiker wordt als gevolg geconfronteerd met een gebrek aan
(enige vorm) van concurrentie. De van levering uitgesloten
dierenartsen kunnen de producten van AUV niet wederverkopen en zijn
dus niet in de positie om deze producten (tegen mogelijk voordeliger
detailhandelsprijzen) aan te bieden of deze (mogelijk goedkoper) toe
te dienen. Dat is ten nadele van de dierhouders. Doordat lagere
prijzen door het handelsbeleid van AUV en Aesculaap worden
tegengegaan, kunnen de eventueel te behalen (prijs)voordelen niet ten
goede aan de eindgebruiker komen.
87.Verder is ook de keuzevrijheid van de eindgebruiker in het geding.
De regels voor vrije mededinging zijn onder andere bedoeld om
eindgebruikers keuzemogelijkheden terzake van kwaliteit, variëteit en
prijs te kunnen bieden. Er is dus geen plaats voor het argument van
AUV dat het de veehouder vrij staat om de dierenarts te kiezen die hij
wil, maar als deze keuze eenmaal gemaakt is, het ongewenst is wanneer
nog door anderen ook leveranties van diergeneesmiddelen aan deze
veehouder gedaan worden. Veehouders en dierhouders in het algemeen
moeten de vrije keuze houden om van leverancier te wisselen wanneer
zij dat willen en zij moeten ook bij meerdere leveranciers kunnen
kopen, een en ander binnen wettelijke grenzen.
88.Door de mededingingsbeperkende gedragingen van (de
leden-dierenartsen van) AUV en Aesculaap hebben de uitgesloten
dierenartsen zo goed als geen alternatieve bron voor AUV-producten en
worden toeleveringsbronnen voor de eindgebruiker (dierhouder) beperkt.
Door de medewerking van Aesculaap (als de enig andere volgesorteerde
groothandel in Nederland) aan het stelselmatig leveringsweigering- of
uitsluitingsbeleid van AUV is het welslagen ervan verzekerd.
(iv) Overgangsrecht
89.AUV stelt dat haar leveringsweigering-of uitsluitingsbeleid dateert
van voor inwerkingtreding van de Mededingingswet op 1 januari 1998 en
dat dit rechtmatig was onder de toen vigerende Wem . Het
overgangsrecht van artikel 100, eerste lid, Mw zou derhalve onverkort
van toepassing zijn.
90.Artikel 100, eerste lid, Mw stelt dat gedurende drie maanden na het
tijdstip van inwerkingtreding van artikel 6 Mw of, indien binnen die
termijn een aanvraag om ontheffing als bedoeld in artikel 17 Mw is
ingediend, vanaf het tijdstip van inwerkingtreding totdat op die
aanvraag is beslist, artikel 6 Mw niet geldt voor een op het genoemde
tijdstip geldende overeenkomst of geldend besluit dan wel een
gedraging die reeds voor dat tijdstip een aanvang had genomen, voor
zover die overeenkomst dat besluit of die gedraging niet onverbindend
of verboden was op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wem.
91.Ten algemene geldt dat onder het regime van de Wem tot de zwaarste
en schadelijkste karteltypes werden gerekend, die welke de
prijsvorming aan banden leggen en de verdeling van markten, dat wil
zeggen de vrije keuze van aankoop of afzet en de dynamiek in de
productie- of afzetverdeling, regelen.
92.Artikel 10, zevende lid, Statuten, dat bepaalt dat de leden van AUV
verplicht zijn om diergeneesmiddelen slechts aan te wenden voor
gebruik in de eigen praktijk, was een reeds onder de Wem bij generiek
maatregel verboden mededingingsregeling als zijnde een
marktbeschermings- of marktverdelingsregeling in de zin van het
Besluit marktverdelingsregelingen. Regelingen als deze waren in strijd
met het algemeen belang geachte concurrentiebeperkende gedragingen en
derhalve onverbindend dan wel verboden.
93.Onder deze generieke onverbindendverklaring vielen bepalingen in
mededingingsregelingen die, zoals artikel 10, zevende lid, Statuten,
strekken tot een aantal soorten van concurrentiebeperking waaronder
het beperken van de vrijheid tot het bepalen van de hoeveelheid van de
te leveren goederen of te verrichten diensten door ondernemers, het
beperken van de vrijheid tot het bepalen van het afzetgebied van
ondernemers en het beperken van de vrijheid van het kiezen van hun
afnemers of het aanvaarden van opdrachten tot levering van goederen of
verrichten van diensten. Ook het doelbewust overeenkomen dan wel
onderling afstemmen van een beperking van de afzet tussen AUV en
Aesculaap alsmede de overige mededingingsbeperkingen, waarvan naleving
door AUV en Aesculaap middels uitsluiting werd afgedwongen, vallen in
deze categorie.
94.De door AUV gepubliceerde tarieven en calculatieschemas
(prijsregelingen) van de KNMvD waren eveneens reeds onder de Wem bij
generieke maatregel verboden. Het betreft hier een vorm van
prijsbinding in de zin van het Besluit horizontale prijsbinding. Onder
horizontale prijsbinding verstaat men de regeling van toe te passen
prijzen tussen de ondernemingen die zich in dezelfde geleding van de
productie-/distributiekolom bevinden. Deze regelingen kunnen de
vaststelling van vaste prijzen inhouden dan wel van minimumprijzen.
Zij kunnen voorts zoals in casu de vorm hebben van overeengekomen
calculatieschemas.
95.Het Besluit horizontale prijsbinding definieert prijsregelingen als
bepalingen in mededingingsregelingen die ertoe strekken een of meer
ondernemers te beperken in hun vrijheid prijzen vast te stellen bij
het te koop aanbieden, verkopen of leveren van goederen of het
aanbieden of verrichten van diensten dan wel ondernemers te beperken
in hun vrijheid prijzen te aanvaarden bij het aankopen van diensten of
het afnemen van diensten. Deze omschrijving bestrijkt alle soorten
prijsbinding, waaronder de door AUV gehanteerde regelingen.
96.Een leveringsweigerings- of uitsluitingsbeleid inhoudende een
volledige boycot van bepaalde ondernemingen alsmede het toepassen van
nalevingsdwang waren onder het regime van de Wem eveneens reeds in
strijd met algemeen belang geachte concurrentiebeperkende gedragingen
en derhalve onverbindend dan wel verboden. De parlementaire
geschiedenis bij de Wem geeft onder meer als voorbeelden het
onvoorwaardelijk uitsluiten van ondernemingen van het leveren of
betrekken van goederen of diensten, waardoor dergelijke ondernemingen
ernstig worden belemmerd in het op dezelfde voet als andere
ondernemingen uitoefenen van een bepaalde functie in het
bedrijfsleven, alsmede het op ondernemingen door middel van
uitsluiting of dreiging met uitsluiting van het leveren of betrekken
van goederen of diensten uitoefenen van dwang tot het naleven van
bepalingen in mededingingsregelingen.
97.Het beroep gedaan door AUV op de overgangsbepaling zoals neergelegd
in artikel 100, eerste lid, Mw kan gezien het voorgaande niet slagen,
ook niet voor zover het de eerste drie maanden van 1998 betreft.
(v)Merkbaarheid
98.AUV heeft betoogd dat de gedragingen welke in het rapport zijn
aangemerkt als strijdig met artikel 6 Mw, de mededinging niet merkbaar
zouden beperken en derhalve niet in strijd zouden zijn met bedoeld
verbod. Dit betoog kan niet worden gevolgd.
99.Uit het vorenstaande vloeit voort dat bedoelde gedragingen
aangemerkt dienen te worden als gedragingen die naar hun aard of
strekking de mededinging beperken. Wanneer sprake is van gedragingen
van een dergelijke aard of strekking moet worden aangenomen dat de
mededinging merkbaar wordt beperkt in de zin van artikel 6 Mw. In het
geval van een horizontale overeenkomst welke ertoe strekt de
mededinging te beperken is voor het aantonen van de merkbaarheid dan
ook geen nauwgezette afbakening van de relevante markt vereist.
Gezien de onderliggende doelen bij de toepassing van artikel 6 Mw is
het evenmin nodig om de concrete effecten van bepaalde gedragingen in
aanmerking te nemen, wanneer het overduidelijk is, dat deze
gedragingen de strekking hebben de mededinging te beperken.
Dergelijke gedragingen worden geacht een negatieve uitwerking op de
markt te hebben. Om deze reden dient voor dergelijke gedragingen in
het kader van artikel 6 Mw te gelden dat de daadwerkelijke gevolgen
voor de mededinging en de markt niet behoeven te worden onderzocht om
vast te stellen dat zij onder de toepassing van artikel 6 Mw
vallen.
100. Ten aanzien van gedragingen die naar hun aard of strekking de
mededinging beperken geldt voorts dat voor de toepassing van artikel 6
Mw niet het bewijs wordt verlangd dat dergelijke gedragingen de
mededinging inderdaad merkbaar hebben beïnvloed, doch voldoende is dat
ze een dergelijk gevolg kunnen hebben. Van regelingen die naar hun
aard mededingingsbeperkend zijn, moet worden aangenomen dat de
mededinging merkbaar wordt beperkt in de zin van artikel 6 Mw. Slechts
indien de betrokken overeenkomsten, besluiten en gedragingen niet meer
dan in geringe mate afbreuk kunnen doen aan de mededinging kunnen zij
van het verbod van artikel 6 Mw worden uitgesloten. Het marktaandeel
van de betrokken partijen is in het onderhavige geval in elk geval
niet minimaal. Uit het dossier blijkt dat het marktaandeel wat betreft
de betrokken producten van alleen AUV al tussen de 30% en 70% moet
liggen. Verder geldt dat met het leveringsweigerings of
uitsluitingsbeleid mededingingsbeperkende regelingen, zoals geldend
voor de bij AUV aangesloten dierenartsen, worden gehandhaafd. Meer dan
90% van de in Nederland praktizerende dierenartsen is hieraan
gebonden. Mede gelet op de aard van de betrokken regelingen kan in het
onderhavige geval niet worden aangenomen dat er slechts sprake is van
een geringe mate van afbreuk aan de mededinging.
101. In het licht van bovenstaande feitelijke en juridische
achtergrond kan geconcludeerd worden dat, in weerwil van het standpunt
van de overtredende partijen, in de onderhavige zaak sprake is van een
merkbare mededingingsbeperking. Slechts indien de betrokken regelingen
niet meer dan in geringe mate afbreuk doen aan de mededinging, kunnen
zij van het verbod van artikel 6 Mw worden uitgesloten. Het ligt op de
weg van AUV om dit nader te onderbouwen. Daarin is zij niet geslaagd,
aangezien zij de merkbaarheid slechts heeft gerelateerd aan de
omzetten van de praktijken van de (relatief kleine) groep van
uitgesloten dierenartsen. De d-g NMa acht een dergelijke zienswijze te
beperkt en daardoor onjuist. Het merendeel van de dierenartsen in
Nederland conformeerde zich immers wél aan het mededingingsbeperkend
handelsbeleid van AUV. Het waren de leden die de
beslissingsbevoegdheid tot uitsluiting en de feitelijke uitvoering
ervan door middel van een statutenwijziging bij het bestuur van AUV
hebben neergelegd. Daarmee werd het leveringsweigerings of
-uitsluitingsbeleid uitdrukkelijk gedragen door de niet-uitgesloten
leden-dierenartsen, die zich daarmee tevens conformeerden aan de
uitvoering van de onderliggende mededingingbeperkende regelingen.
102. Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de betrokken
gedragingen de mededinging merkbaar beperken en derhalve in strijd
zijn met het verbod van artikel 6 Mw.
(vi) Schadelijk karakter van de verboden gedragingen.
103. De gedragingen van AUV en Aesculaap dienen als zeer schadelijk te
worden gekenschetst gelet op de mededingingsbeperkende aard, het
systematisch dwingend toepassen en (doen) naleven, het zowel
horizontale als verticale karakter en de reikwijdte ervan.
104. Het gaat immers om het onder dreiging van uitsluiting
stelselmatig toepassen en afdwingen van naleving van
prijsafspraken , markt- en klantenverdelingsafspraken en
afspraken over andere concurrentiemiddelen die naar hun aard de
mededinging beperken, vervalsen en verhinderen, niet alleen tussen
concurrenten onderling (de dierenartsen) maar ook in alle schakels van
de distributieketen
(fabrikant-groothandel-detailhandel-eindverbruiker). Dit wordt nog
eens versterkt door het gegeven dat vrijwel alle in Nederland
praktizerende dierenartsen vallen onder deze praktijkregels, ofwel
rechtstreeks in hun hoedanigheid als leden van AUV (90% is bij AUV
aangesloten), ofwel als potentiële leden en afnemers die aan dezelfde
regels moeten voldoen om geleverd te krijgen.
105. Een coöperatieve onderneming zoals AUV onderscheidt zich van een
normale vennootschap door het feit dat de afnemers (de
leden-dierenartsen) tevens de eigenaren zijn. De coöperatie (AUV) is
een verlengstuk van de ondernemingen (de dierenartsenpraktijken) van
de leden. Vandaar dat een positief bedrijfsresultaat niet als winst
van de onderneming (AUV) wordt beschouwd, maar als
exploitatieoverschot dat in het onderhavige geval voor het grootste
deel compleet terugvloeit naar de leden-dierenartsen in de vorm van
een (aanvullende) pensioenreservering en een jaarlijkse winstuitkering
in contanten. Uit deze constructie blijkt het belang van de coöperatie
AUV voor haar leden-dierenartsen. De coöperatie AUV voert uit wat de
leden-dierenartsen individueel niet kunnen. Geplaatst in het
perspectief van de geconstateerde overtredingen heeft AUV gedaan wat
de individuele dierenartsen op lokaal of regionaal niveau niet of
nauwelijks zouden kunnen bewerkstelligen: het verhinderen of beperken
van concurrentie tussen dierenartsen in Nederland met betrekking tot
prijzen en dienstverlening rondom het gebruik van diergeneesmiddelen.
Tevens worden dierenartsen belemmerd in hun keuze van (vrije)
vestiging. De lokale dierenartsen (de buurtpraktijken) spraken op
horizontaal niveau binnen hun regio of kring af welke dierenartsen
wegens ongewenste concurrentie in aanmerking moesten komen voor
uitsluiting van levering. De regiobesturen gaven dit door aan het
hoofdbestuur van AUV. Het hoofdbestuur van de coöperatie dat is belast
met het besturen van de onderneming en bepalen van het
ondernemingsbeleid, daartoe gemandateerd door de algemene
ledenvergadering van AUV, kon vervolgens eigenmachtig overgaan tot
uitsluiting van de betreffende dierenarts.
106. Door op deze wijze de reactie op het afwijkend (prijs)gedrag van
(nieuw) gevestigde dierenartsen te coördineren vermindert AUV de
positieve gevolgen van een dergelijk concurrentieel gedrag voor de
marktwerking. De leden-dierenartsen van AUV bestendigen hun bestaande
posities op de markt, althans ten opzichte van elkaar. Ook gaat van
deze gecoördineerde reactie een disciplinerende werking uit op het
gedrag van de andere (nieuw) gevestigde dierenartsen. In een
dergelijke marktsituatie kan een (nieuw) gevestigde dierenarts met een
afwijkend concurrentieel gedrag juist een belangrijke bijdrage leveren
aan de marktwerking.
107. Door de gedragingen van AUV en Aesculaap wordt afwijkend
commercieel gedrag van reeds gevestigde dierenartsen ontmoedigd en de
toetreding van dierenartsen tot de markt belemmerd, zodat de positieve
gevolgen hiervan voor de mededinging, namelijk meer concurrentie op
prijs en kwaliteit, teniet worden gedaan. De gedragingen van AUV en
Aesculaap kunnen er verder toe leiden dat (nieuw) gevestigde
dierenartsen hun bedrijfseconomische doelen neerwaarts dienen bij te
stellen, hetgeen weer van invloed is op de afweging van potentiële
toetreders. Dit heeft een verstarrend effect ten aanzien van de
huidige marktverhoudingen.
108. Uiteindelijk leidt dit gedrag tot een beperking van de
keuzevrijheid alsmede hogere kosten voor de eindverbruiker van
diergezondheidsmiddelen (de dierhouders: veehouders en houders van
kleine huisdieren).
(vii) Duur van de overtreding
109. Hoewel het leveringsweigerings- of uitsluitingsbeleid van AUV
teruggaat tot 1983 neemt de d-g NMa in casu ten aanzien van de periode
van het hanteren en doen naleven van de leveringsweigeringen en
uitsluitingen ter handhaving van andere mededingingsbeperkingen de
periode vanaf de inwerkingtreding van de Mededingingswet, te weten 1
januari 1998, in aanmerking.
110. Op grond van vorenstaande staat vast dat de systematische
leveringsweigeringen en -uitsluitingen in de periode van 1 januari
1998 tot en met medio 2000 dienden tot nalevingsdwang van
mededingingsbeperkingen. Artikel 10, zevende lid, maakte immers
gedurende die periode in ieder geval deel uit van de Statuten en is
medio 2000 geschrapt. Het staat echter vast dat ook daarna tot de
datum van vaststelling van het rapport, te weten 15 februari 2001, de
leveringsweigeringen en -uitsluitingen onderdeel hebben uitgemaakt van
het handelsbeleid van AUV en Aesculaap enerzijds en haar
leden-dierenartsen/afnemers anderzijds. Weliswaar heeft AUV voor dat
tijdstip een aantal uitsluitingen ongedaan gemaakt, het grootste deel
van de uitgesloten dierenartsen, zo blijkt onder meer uit de
jaarlijsten, is van levering verstoken gebleven. AUV heeft pas na
kennisneming van het rapport bij brief van 14 maart 2001 aan de
uitgesloten dierenartsen bericht de leveringen vooralsnog te hervatten
zonder daarbij ondubbelzinnig afstand te hebben genomen van haar
mededingingsbeperkende gedrag.
111. Op grond van vorenstaande stelt de d-g NMa vast dat sprake is
geweest van overtreding van artikel 6 Mw van 1 januari 1998 tot en met
14 maart 2001.
B. Artikel 24, eerste lid, van de Mededingingswet
112. Artikel 24 Mw verbiedt ondernemingen misbruik te maken van een
economische machtspositie. Voor toepassing van artikel 24, eerste lid,
Mw is vereist dat een onderneming (al dan niet gezamenlijk met andere
ondernemingen) op de relevante (product- en geografische) markt over
een (collectieve) economische machtspositie beschikt, en dat zij
hiervan misbruik maakt.
113. In het rapport is geconcludeerd dat AUV een machtspositie inneemt
op de markt voor distributie van diergezondheidsmiddelen in Nederland.
114. AUV heeft in haar zienswijze naar aanleiding van het rapport
gemotiveerd aangegeven dat haars inziens van een machtspositie geen
sprake is omdat de relevante markt onjuist is afgebakend.
115. Zonder op voorhand afbreuk te willen doen aan hetgeen is
vastgesteld in het rapport hebben deze argumenten de d-g NMa tot de
conclusie geleid dat een nader onderzoek nodig is naar de (structuur
van de) markt en de positie daarop van AUV en andere partijen die
diergezondheidsmiddelen leveren. Mede in het licht van hetgeen
hiervoor bij de beoordeling onder artikel 6 Mw reeds is vastgesteld,
acht de d-g NMa een dergelijk onderzoek niet opportuun.
116. Nu de d-g NMa een nader onderzoek naar de structuur van de markt
van diergezondheidsmiddelen en de positie van AUV daarop niet
opportuun acht, moet in het midden worden gelaten of er sprake is van
een overtreding van artikel 24 Mw door AUV.
C. De ondernemingen die de overtreding hebben begaan
117. Ingevolge artikel 56, eerste lid juncto artikel 59, tweede lid,
aanhef en onder c, Mw dient te worden vastgesteld welke onderneming of
ondernemersvereniging de vastgestelde overtreding heeft begaan.
118. De overtreding inzake het stelselmatig hanteren en doen naleven
van een leveringsweigerings- of uitsluitingsbeleid ter handhaving van
mededingingbeperkingen alsmede de afspraak hieromtrent met Aesculaap
is begaan door AUV en door haar dochterondernemingen AUV-Groothandel,
InstruVet en Eurovet.
119. De overtreding inzake het stelselmatig hanteren en doen naleven
van een leveringsweigerings- of uitsluitingsbeleid ter handhaving van
mededingingbeperkingen alsmede de afspraak hieromtrent met AUV is
tevens begaan door Aesculaap.
D. De rechtspersonen aan wie de overtreding kan worden toegerekend
120. Ingevolge artikel 56, eerste lid, juncto artikel 59, tweede lid,
aanhef en onder d, Mw dient te worden vastgesteld aan welke
natuurlijke of rechtspersoon voornoemde overtreding kan worden
toegerekend.
121. De hiervoor besproken overtreding inzake het hanteren en doen
naleven van een leveringsweigerings- of uitsluitingsbeleid ter
handhaving van mededingingbeperkende regelingen wordt in het geheel
toegerekend aan de rechtspersoon AUV, aangezien zij degene is die ten
algemene het handelsbeleid van de AUV-groep bepaalt, de Statuten
handhaaft en in het bijzonder besluit tot uitsluiting van levering, de
mededingingsbeperkende regelingen hanteert en handhaaft alsmede de
afspraak met Aesculaap heeft gemaakt en gehandhaafd. Zij heeft een
initiërende en coördinerende rol bij de organisatie en controle op de
uitvoering en naleving hiervan gespeeld.
122. De overtreding inzake het stelselmatig hanteren en doen naleven
van een leveringsweigerings of uitsluitingsbeleid ter handhaving van
mededingingbeperkende regelingen wordt tevens toegerekend aan de
rechtspersoon Aesculaap, aangezien zij de onderneming is die de
afspraak met AUV heeft gemaakt en (mede) uitgevoerd dan wel
gehandhaafd.
III. SANCTIE
A. Boete
(i)Wettelijk kader
123. Ingevolge artikel 56, eerste lid, Mw kan de d-g NMa ingeval van
overtreding van artikel 6, eerste lid, Mw of van artikel 24, eerste
lid, Mw een boete of een last onder dwangsom opleggen. Ingevolge
artikel 56, tweede lid, Mw kunnen een boete en een last onder dwangsom
tezamen worden opgelegd.
124. Krachtens artikel 57, eerste lid, Mw bedraagt de in artikel 56,
eerste lid, onder a, Mw bedoelde boete ten hoogste EUR 450.000
(voorheen NLG 1 miljoen) , of, indien dat meer is, 10% van de omzet
van de onderneming, dan wel, indien de overtreding door een
ondernemersvereniging is begaan, van de gezamenlijke omzet van de
daarvan deel uitmakende ondernemingen, in het boekjaar voorafgaande
aan de beschikking.
125. Bij de vaststelling van de hoogte van de boete houdt de d-g NMa
overeenkomstig het bepaalde in artikel 57, tweede lid, Mw, in ieder
geval rekening met de ernst en de duur van de overtreding. Blijkens de
memorie van toelichting bij dit artikel kunnen afhankelijk van het
geval ook andere factoren een rol spelen, zoals mogelijke recidive, de
bereidheid van de betrokken ondernemers om mee te werken aan het
beëindigen van de overtreding, het behaalde voordeel, en dergelijke.
De financiële positie van de onderneming speelt daarentegen volgens de
memorie van toelichting in beginsel geen rol bij de vaststelling van
de hoogte van de boete.
126. Uit het hierboven genoemde vloeit voort dat de d-g NMa een ruime
beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van de hoogte van de boete.
De hoogte van de boete dient te worden afgestemd op de concrete
omstandigheden van het geval en dient bij te dragen aan een
doeltreffende toepassing van de Mededingingswet. Als algemene maatstaf
daarbij geldt dat de hoogte van de boete in ieder geval zodanig dient
te zijn dat deze de overtreder weerhoudt van nieuwe overtredingen en
ook in algemene termen een afschrikkende werking heeft. Wat de ernst
van de overtreding betreft wordt voorts met name rekening gehouden met
de aard van de concurrentiebeperking en de gevolgen van de overtreding
voor de mededinging op de betreffende markt.
(ii) Boeterichtsnoeren
127. Met het oog op een transparante toepassing van zijn in artikel 56
Mw neergelegde discretionaire bevoegdheid, heeft de d-g NMa
richtsnoeren vastgesteld. Deze Richtsnoeren boetetoemeting van de d-g
NMa (Boeterichtsnoeren) zijn met ingang van 22 december 2001 in
werking getreden. Bij het bepalen van de hoogte van de boete zijn de
Boeterichtsnoeren in acht genomen.
(iii) Vaststelling van de hoogte van de boete voor AUV
Boetegrondslag
128. Op grond van de Boeterichtsnoeren dient bij de vaststelling
van de boetegrondslag te worden uitgegaan van de betrokken omzet van
de onderneming. De betrokken omzet is gelijk aan de waarde van alle
transacties, die door de onderneming tijdens de totale duur van de
overtreding is behaald met de verkoop van goederen en/of diensten
waarop de overtreding betrekking heeft. Van de betrokken omzet kan een
schatting worden gemaakt indien deze niet op basis van de verstrekte
informatie kan worden bepaald.
129. Wat betreft de duur van de overtreding in het kader van de
boetetoemeting moet worden opgemerkt dat de Mededingingswet op 1
januari 1998 in werking is getreden. Dit brengt mee dat overeenkomsten
en gedragingen die het voorwerp zijn van deze procedure, pas vanaf die
datum kunnen worden aangemerkt als een overtreding waarop een sanctie
op grond van de Mededingingswet kan worden toegepast.
130. Ten aanzien van de berekening van de duur van de overtreding in
het kader van de boetetoemeting wordt overwogen dat de gedragingen van
AUV voorwerp zijn geweest van een ontheffingsaanvraag die op 31 maart
1998 is ingediend. In dit verband zijn de Statuten en het
calculatieoverzicht c.q. de rekenvoorbeelden alsmede de daarmee
samenhangende gedragingen van AUV onderwerp van bespreking geweest
tussen AUV en de NMa. Dienaangaande heeft de d-g NMa in februari 2000
een voorlopig oordeel gegeven waarin hij aangeeft dat bepaalde
onderdelen van de Statuten en het calculatieoverzicht c.q. de
rekenvoorbeelden in strijd zijn met artikel 6 Mw. Voorts komen deze
bepalingen en regelingen naar het voorlopig oordeel van de d-g NMa
niet voor een ontheffing op grond van artikel 17 Mw in aanmerking. AUV
heeft met instemming van de eerst mogelijke Algemene Ledenvergadering
de bepalingen medio 2000 uit de Statuten geschrapt en de
ontheffingsaanvraag ingetrokken.
131. Volgens de Memorie van Toelichting bij de Mededingingswet
zou het in de regel niet redelijk zijn bij weigering van een gevraagde
ontheffing een boete op te leggen voor de periode van behandeling van
de ontheffingsaanvraag. Daaruit blijkt dat de wetgever ervan uit gaat
dat het in het algemeen niet gepast is wanneer de d-g NMa
overtredingen beboet die de betrokkenen zelf voor een ontheffing bij
hem hebben aangemeld.
132. Mede gelet op het voorgaande acht de d-g NMa het niet opportuun
thans in het kader van de onderhavige procedure voor de periode van
behandeling van de ontheffingsaanvraag (begin 1998 tot medio 2000) ter
zake een boete op te leggen. Zoals hiervoor reeds is vastgesteld
heeft AUV na het intrekken van de ontheffingsaanvraag daarentegen geen
stappen genomen om haar bestendige praktijk aan te passen of te
beëindigen. Het leveringsweigerings of -uitsluitingsbeleid is
uitgevoerd en voortgezet in weerwil van het feit dat dit beleid diende
ter handhaving van afspraken en regelingen die als
mededingingsbeperkend moeten worden aangemerkt en niet geacht werden
voor een ontheffing in aanmerking te komen. Hieruit volgt dat voor de
berekening van de boete de periode van 18 juli 2000 tot en met 14
maart 2001 in aanmerking zal worden genomen . Medio 2000 is immers
de ontheffingsaanvraag ingetrokken en op 14 maart 2001 heeft AUV de
uitgesloten dierenartsen schriftelijk laten weten dat ze vooralsnog
alle AUV-producten weer geleverd kunnen krijgen. In het kader van de
boetetoemeting wordt derhalve een periode van in totaal acht maanden
(2/3 jaar) in acht genomen.
133. In het onderhavige geval gaat de d-g NMa met betrekking tot de
betrokken omzet uit van de navolgende informatie. Uit de door AUV
verschafte informatie in het kader van haar ontheffingsaanvraag blijkt
dat de betrokken omzet in diergezondheidsmiddelen van AUV-groothandel,
Instruvet en Eurovet in 1996 gezamenlijk NLG (ongeveer
EUR ) bedroeg . De omzet is sindsdien in ieder
geval niet gedaald blijkens de jaarberichten van AUV, zodat voor de
berekening van de boetegrondslag ten minste van dit bedrag kan worden
uitgegaan. Dit bedrag dient met een factor 2/3 te worden
vermenigvuldigd, aangezien de overtredingen voor de berekening van de
boetegrondslag acht maanden (2/3 jaar) hebben geduurd (medio juli 2000
tot medio maart 2001). De betrokken omzet bedraagt dan NLG
(ongeveer EUR ). De boetegrondslag is
10% van de betrokken omzet. Een en ander resulteert in een
boetegrondslag van NLG (ruim EUR ).
Beoordeling van de ernst van de overtreding
134. Volgens de Boeterichtsnoeren wordt de ernst van de
overtreding bepaald door de zwaarte van de overtreding in samenhang
met de economische context waarin deze heeft plaatsgevonden.
135. De gedragingen van AUV en Aesculaap, te weten het hanteren van
een leveringsweigerings- of uitsluitingsbeleid ter handhaving van
onder meer marktverdelings- en prijsregelingen hebben tot doel de
mededinging te beperken. Zij behoren naar hun aard tot de meest zware
overtredingen van de mededingingsregels en is gericht op de
uitschakeling van de mededinging. AUV streeft naar het handhaven
van de concurrentiële status-quo door de in haar ogen ongewenste
wijzen van praktijkoefening te straffen. Onder ongewenste wijzen van
praktijkoefening worden onder andere verstaan het niet naleven van de
mededingingsbeperkende regelingen van de KNMvD en Statuten van AUV. Al
deze gedragingen hebben een horizontaal karakter. De uitsluitingen
worden immers al dan niet onder verwijzing naar de Statuten of de
regelingen van de KNMvD door de leden-dierenartsen op lokaal of
regionaal niveau geïnitieerd en door het AUV-bestuur met medewerking
van Aesculaap uitgevoerd en gehandhaafd. Dergelijke gedragingen moeten
op grond van de Boeterichtsnoeren worden aangemerkt als zeer
zware overtredingen van de Mededingingswet. Voor dit type overtreding
geldt met betrekking tot de factor waarmee de boetegrondslag dient te
worden vermenigvuldigd een bandbreedte van 1,5 tot 3.
136. Wat betreft de economische context waarin de overtreding heeft
plaatsgevonden dienen ingevolge de Boeterichtsnoeren onder meer de
aard van de betrokken producten, de omvang van de markt, de grootte
van de betrokken onderneming(en) alsmede het (gezamenlijk)
marktaandeel, de structuur van de markt en de geldende regelgeving in
aanmerking te worden genomen. In dit verband is van belang dat vrijwel
alle in Nederland praktiserende dierenartsen onder de praktijkregels
vallen (ongeveer 90% is bij AUV aangesloten), ofwel rechtstreeks in
hun hoedanigheid als leden van AUV, ofwel als potentiële leden en
afnemers die aan dezelfde regels moeten voldoen om geleverd te
krijgen.
137. AUV heeft sinds begin 1996 (samen met Aesculaap) de uitsluiting
van levering gehandhaafd met behulp van jaarlijsten. Het aantal
uitgesloten dierenartsen varieerde voortdurend tussen de dertig en de
veertig. Daaruit blijkt dat AUV haar leveringsweigering en
uitsluitingsbeleid actief uitvoerde en handhaafde. Volgens de lijst
van 11 augustus 2000 zijn nog steeds 28 dierenartsen uitgesloten van
levering. Eerst bij brief van 14 maart 2001 heeft AUV aan de
uitsluitingen vooralsnog een einde gemaakt.
138. De mededingingsbeperkende gedragingen hebben gezien het
horizontale karakter hiervan alsmede de onderlinge verwevenheid en
gezien het gegeven dat zij betrekking hebben op de gehele Nederlandse
markt derhalve een aanzienlijke economische weerslag op de markt. De
(potentiële) schade die als gevolg van de overtreding wordt
toegebracht aan concurrenten, afnemers en consumenten is derhalve
aanzienlijk.
139. Op grond van vorenstaande concludeert de d-g NMa dat er gelet op
de zwaarte van de overtreding en de economische context waarbinnen
deze heeft plaatsgevonden sprake is van een zeer ernstige overtreding.
In het onderhavige geval acht de d-g NMa een vermenigvuldigingsfactor
van 2 aangewezen. Een en ander resulteert in een bedrag van NLG
21.479.484 (EUR 9,7 miljoen) .
Overige omstandigheden
140. Ter bepaling van de hoogte van de boete ziet de d-g NMa voorts
geen aanleiding om boeteverhogende/-verlagende omstandigheden in
aanmerking te nemen.
141. AUV heeft weliswaar bij brief van 14 maart 2001 aan de
uitgesloten dierenartsen bericht de leveringen vooralsnog te
hervatten, maar dit is eerst gebeurd nadat het rapport op grond van
artikel 59 Mw was opgemaakt. De d-g NMa ziet hierin derhalve geen
aanleiding om een boeteverlaging toe te passen nu de overtreding niet
uit eigen beweging is beëindigd.
142. AUV heeft verder geen beroep gedaan op boeteverlagende
omstandigheden.
Conclusie ten aanzien van de hoogte van de boete AUV
143. In het licht van het voorgaande legt de d-g NMa aan AUV een boete
op ten bedrage van EUR 9,7 miljoen voor het geheel van de
overtredingen door AUV begaan .
(iv) Vaststelling van de hoogte van de boete voor Aesculaap
Boetegrondslag
144. Uit de door Aesculaap verschafte informatie blijkt dat haar
betrokken omzet in diergezondheidsmiddelen in 2000 NLG
(ruim EUR ) bedroeg. Dit bedrag dient met een factor
2/3 te worden vermenigvuldigd, aangezien de overtredingen voor de
berekening van de boetegrondslag acht maanden (2/3 jaar) hebben
geduurd (medio juli 2000 tot medio maart 2001). De betrokken omzet
bedraagt dan NLG (ruim EUR ). De
boetegrondslag is 10% van de betrokken omzet. Een en ander resulteert
in een boetegrondslag van NLG (ongeveer EUR
VERTROUWELIJK).
Beoordeling van de ernst van de overtreding
145. Volgens de Boeterichtsnoeren wordt de ernst van de
overtreding bepaald door de zwaarte van de overtreding in samenhang
met de economische context waarin deze heeft plaatsgevonden.
146. De gedragingen van Aesculaap worden op grond van hetgeen hiervoor
is beschreven , aangemerkt als zeer zware overtredingen van de
Mededingingswet.
147. Op grond van vorenstaande concludeert de d-g NMa dat er gelet op
de zwaarte van de overtreding en de economische context waarbinnen
deze heeft plaatsgevonden sprake is van een zeer ernstige overtreding.
Voor dit type overtreding geldt met betrekking tot de factor waarmee
de boetegrondslag dient te worden vermenigvuldigd een bandbreedte van
1,5 tot 3. Ten aanzien van Aesculaap geldt eveneens een
vermenigvuldigingsfactor van 2. De d-g NMa neemt hierbij in acht dat
Aesculaap een belangrijke schakel vormde om aan het complex van
regelingen zoals binnen AUV ontwikkeld, de beoogde uitvoering te
geven. Eén en ander resulteert in een bedrag van NLG
(ruim EUR ).
148. De d-g NMa neemt voorts het volgende in acht. De boete dient in
redelijke verhouding te staan tot de beoogde werking in termen van
preventie, hierbij mede in aanmerking genomen het gewicht van de
betrokken onderneming in de nationale economie zoals uitgedrukt in
haar jaaromzet . De d-g NMa ziet hierin in het onderhavige geval
ten aanzien van Aesculaap reden tot deling van eerdergenoemd bedrag
door twee. In dit kader acht de d-g NMa het van belang dat het beoogde
effect en voordeel als gevolg van de door Aesculaap begane
overtredingen merendeels aan AUV (en haar leden) ten goede is gekomen,
zoals hiervoor onder meer in randnummer 135 aangegeven. Het voorgaande
resulteert in een bedrag van NLG (ongeveer EUR
) .
Overige omstandigheden
149. Aesculaap is van mening dat voor zover zij de Mw zou hebben
overtreden aan haar geen sanctie zou moeten worden opgelegd omdat zij
geen andere keuze had dan de mededingingsbeperkende gedragingen van
AUV te accepteren en te handhaven.
150. Naar het oordeel van de d-g NMa treft deze stelling geen doel.
AUV heeft als voorwaarde voor de management buy-out gesteld dat
Aesculaap het beleid van AUV ten aanzien van leveringsuitsluitingen
zou volgen. Aesculaap stelt deze voorwaarde te hebben geaccepteerd
omdat er anders geen management buy-out tot stand zou komen. Bovendien
zou Aesculaap anders geen AUV producten geleverd krijgen die volgens
haar van belang waren voor de slagingskansen van de nieuwe
onderneming. Uit het voorgaande volgt dat Aesculaap al dan niet
stilzwijgend heeft ingestemd met de mededingingsbeperkende
gedragingen. Bovendien heeft Aesculaap daardoor ten minste de indruk
gewekt dat zij zich aan het leveringsweigerings- of uitsluitingsbeleid
zou houden en heeft zij zich niet publiekelijk gedistantieerd van deze
gedraging. Op grond hiervan moet worden aangenomen dat Aesculaap
deelneemt aan de mededingingsbeperkende gedragingen . Dat
Aesculaap het initiatief heeft genomen om ten aanzien van een aantal
producten AUV ervan te overtuigen een product aan te merken als uniek
zodat het toch geleverd kon worden, kan op dit punt niet tot een ander
oordeel leiden.
151. Dat Aesculaap onder druk de voorwaarde zou hebben geaccepteerd
omdat zij afhankelijk was van AUV, neemt niet weg dat zij de
mogelijkheid had de overeenkomst af te wijzen. Uit Europeesrechtelijke
jurisprudentie volgt dat de onderlinge economische afhankelijkheid van
de leden van een kartel ze weliswaar in hun ondernemings- en
beslissingsvrijheid kan beknotten, maar dat dit niet betekent dat
dient te worden geconcludeerd dat het hun daardoor onmogelijk wordt
gemaakt de hun voorgestelde overeenkomst af te wijzen .
152. Naar het oordeel van de d-g NMa vormt de positie van Aesculaap
derhalve geen reden om af te zien van het opleggen van een geldboete.
153. De d-g NMa ziet voorts in het licht van vorenstaande wel
aanleiding om ter bepaling van de hoogte van de boete rekening te
houden met de volgende boeteverhogende/-verlagende omstandigheden.
154. Waar AUV zich zeer passief en uiterst terughoudend heeft
opgesteld wat betreft de levering van unieke preparaten heeft
Aesculaap zich actief sterk gemaakt voor de levering van dergelijke
producten aan uitgesloten dierenartsen. Aesculaap heeft aangegeven dat
zij zich heeft ingezet, en is daarin ook geslaagd, om AUV ervan te
overtuigen bepaalde producten waarvoor geen alternatief voorhanden
was, aan te merken als een 'uniek' product. Het betreffende product
werd dan op de lijst van unieke producten van AUV geplaatst zodat het
toch aan de uitgesloten dierenartsenpraktijk kon worden geleverd.
Aesculaap heeft hiermee de schadelijke gevolgen van de gedragingen van
AUV enigszins weten te beperken .
155. De d-g NMa is van oordeel dat het voorgaande als boeteverlagende
omstandigheid kan worden aangemerkt. Op grond van deze omstandigheid
dient de boete naar het oordeel van de d-g NMa met een bedrag van EUR
250.000 te worden verlaagd tot EUR 750.000.
Conclusie ten aanzien van de hoogte van de boete Aesculaap
156. De d-g NMa legt in het licht van het voorgaande in het
onderhavige geval aan Aesculaap een boete op ten bedrage van EUR
750.000 voor het geheel van de overtredingen door Aesculaap
begaan .
B. Last onder dwangsom
157. Gezien het gegeven dat het leveringsweigerings- of
uitsluitingsbeleid de jarenlang deel heeft uitgemaakt van de
handelsbetrekkingen tussen AUV en Aesculaap enerzijds en hun
leden-dierenartsen/afnemers anderzijds, acht de d-g NMa het passend
aan AUV en Aesculaap een last onder dwangsom op te leggen, ingevolge
artikel 58, eerste lid, Mw.
158. Er zullen maatregelen nodig zijn om onverwijld aan de omschreven
overtredingen binnen een bepaalde termijn een einde te maken, en om
zeker te stellen dat AUV en Aesculaap zich in de toekomst onthouden
van gedragingen die hetzelfde doel of dezelfde werking hebben als de
omschreven overtredingen.
159. Hoewel AUV bij brief 14 maart 2001 aan de uitgesloten
dierenartsen heeft medegedeeld dat de leveranties voorlopig worden
hervat en zij daarmee betoogt dat het leveringsweigerings- of
uitsluitingsbeleid vooralsnog is gestaakt, dienen AUV en Aesculaap
ingevolge deze last ervoor zorg te dragen dat alle afnemers, de van
levering uitgesloten dierenartsen daaronder begrepen, en alle leden
van AUV en Aesculaap, in niet voor meerdere uitleg vatbare
bewoordingen en onder verwijzing naar dit besluit, schriftelijk op de
hoogte worden gesteld van het feit dat wegens strijdigheid met de
Mededingingswet het gebruik van het in dit besluit beschreven
leveringsweigerings- of uitsluitingsbeleid definitief is beëindigd,
onder uiteenzetting van de praktische gevolgen die deze beëindiging
heeft, zoals de vrijheid van iedere dierenarts om de producten van AUV
te leveren aan afnemers van zijn keuze en de vrijheid om onafhankelijk
van AUV prijzen en tarieven vast te stellen alsmede de vrijheid van
vestiging, publiciteit en werkgebied. Een afschrift van deze
mededeling, alsmede een verzendlijst, wordt overgelegd aan de d-g NMa.
160. De in het vorige randnummer geformuleerde last dient ten uitvoer
te worden gelegd binnen een periode van twee maanden na bekendmaking
van dit besluit aan AUV en Aesculaap.
161. Gezien het bovenstaande wegen de belangen van de uitgesloten
afnemers van AUV en Aesculaap bij het opheffen van schorsende werking
zwaarder in verhouding tot de daar tegenover staande belangen van AUV
en Aesculaap. Mitsdien wordt de schorsende werking van bezwaar en
beroep opgeheven op basis van het tweede lid van artikel 63 Mw.
162. De dwangsom die aan deze last gekoppeld wordt, dient in redelijke
verhouding te staan tot het geschonden belang en de beoogde werking
van de oplegging daarvan. De overtredingen betreffen onder meer
gedragingen leidend tot een leveringsweigering dan wel een beperking
van de vrijheid van iedere dierenarts om producten van AUV en
Aesculaap of diensten te leveren aan afnemers van zijn keuze alsmede
om onafhankelijk van AUV en Aesculaap prijzen en tarieven vast te
stellen. Deze zijn, evenals (in)directe dwang tot naleving van die
regelingen, in strijd met artikel 6 Mw. Met de last wordt beoogd een
situatie te bereiken, waarin de handelsbetrekkingen tussen AUV en
Aesculaap enerzijds en haar leden-dierenartsen/afnemers anderzijds in
overeenstemming zijn met hetgeen door de Mededingingswet wordt
voorgeschreven.
163. Bij de vaststelling van de hoogte van de dwangsom is in
aanmerking genomen dat de dwangsom een daadwerkelijke prikkel dient te
zijn tot naleving van de last, ook in relatie tot de van overtreding
van de last te verwachten voordelen. De dwangsom is gerelateerd aan
toekomstige gedragingen, niet aan gedragingen in het verleden. De
hoogte van de dwangsom wordt niet bepaald door een verwijt dat de
geadresseerde al dan niet wordt gemaakt, maar door de beoogde werking
als prikkel tot naleving.
164. Met inachtneming van het voorgaande en met toepassing van artikel
56, eerste lid, juncto artikel 62, eerste lid, Mw wordt aan AUV en
Aesculaap een dwangsom opgelegd van EUR 50.000 respectievelijk EUR
5.000 voor iedere dag dat zij niet binnen de gestelde termijn van twee
maanden na bekendmaking van dit besluit aan de bovengenoemde last
voldoen. Het bedrag waarboven AUV en Aesculaap geen dwangsom
verbeuren, bedraagt EUR 1 miljoen respectievelijk EUR 100.000.
165. Ten overvloede zij vermeld dat het AUV en Aesculaap vrij staat te
bepalen met welke afnemers zij een overeenkomst sluiten. Komt een
overeenkomst tot stand, dan dient de inhoud en uitvoering daarvan in
overeenstemming met de Mededingingswet te zijn. Regelingen tussen
partijen leidend tot een collectieve boycot dan wel een beperking van
de vrijheid van iedere dierenarts om producten van AUV en diensten te
leveren aan afnemers van zijn keuze alsmede om onafhankelijk van AUV
prijzen en tarieven vast te stellen, zijn in strijd met artikel 6 Mw,
evenals (in)directe dwang tot naleving van dergelijke regelingen. De
d-g NMa acht de boete en last zoals hiervóór geformuleerd, en de
daaraan ten grondslag liggende motivering zoals uiteengezet in het
besluit, voldoende om dergelijk gedrag te voorkomen.
IV. BESLUIT
166. De directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit:
a) stelt vast dat de gedragingen van AUV en haar dochterondernemingen,
respectievelijk van Aesculaap, zoals beschreven in de randnummers 52 -
88 van het onderhavige besluit, en die hebben plaatsgevonden gedurende
de periode van 1 januari 1998 tot en met 14 maart 2001, een zeer
ernstige overtreding vormen van artikel 6 Mw;
b) rekent de onder a) bedoelde overtreding toe aan AUV Coöperatieve
Nederlandse Veterinair-farmaceutische Groothandel UA (AUV), statutair
gevestigd te Cuijk, respectievelijk aan Aesculaap BV (Aesculaap),
statutair gevestigd te Boxtel;
c) legt AUV wegens voornoemde overtreding een boete op van EUR 9,7
miljoen en legt Aesculaap wegens voornoemde overtreding een boete op
van EUR 750.000;
d) legt AUV en Aesculaap ieder afzonderlijk een last onder dwangsom op
overeenkomstig het hiervoor in de randnummers 158 - 163 bepaalde en
stelt de dwangsom op EUR 50.000 respectievelijk EUR 5.000 voor iedere
dag waarop zij niet aan deze last voldoen. Het bedrag waarboven AUV en
Aesculaap ieder afzonderlijk geen dwangsom verbeuren bedraagt EUR 1
miljoen respectievelijk EUR 100.000;
e) bepaalt met toepassing van artikel 63, tweede lid, Mw dat artikel
63, eerste lid, Mw niet geldt met betrekking tot de onder d) bedoelde
last onder dwangsom .
167. Deze beschikking is gericht tot de rechtspersoon AUV Coöperatieve
Nederlandse Veterinair-farmaceutische Groothandel UA, statutair
gevestigd te Cuijk, en tot de rechtspersoon Aesculaap BV, statutair
gevestigd te Boxtel.
168. De hierboven onder c) vastgestelde geldboete dient overeenkomstig
het bepaalde in artikel 67, eerste lid, Mw binnen dertien weken na
verzending van dit besluit in Euros te worden betaald door storting op
bankrekeningnummer 19.23.24.233 ten name van de Nederlandse
Mededingingsautoriteit te Den Haag onder vermelding van het kenmerk
van dit besluit. Na het verstrijken van bovengenoemde termijn wordt,
overeenkomstig artikel 67, tweede lid, Mw deze geldboete vermeerderd
met de wettelijke rente.
Datum: 29 augustus 2002
w.g. R.J.P. Jansen
Plv. directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit
Klik hier voor het persbericht
Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit
besluit is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking een
bezwaarschrift indienen bij de directeur-generaal van de Nederlandse
Mededingingsautoriteit. Een bezwaarschrift kan worden gezonden aan de
Nederlandse Mededingingsautoriteit, Adviescommissie bezwaarschriften
Mededingingswet, Postbus 16326, 2500 BH DEN HAAG
---
---
De klacht is als een aanvraag om toepassing van artikel 56 van de
Mededingingswet bij de NMa geregistreerd onder zaaknummer 668. Thans
(in deze fase van de onderhavige procedure) zaaknummer 2422.
AUV staat voor Ad Usum Veterinarium. De AUV Dierenartsencoöperatie
is de moederonderneming van de AUV-groep.
Een rapport als bedoeld in artikel 59, eerste lid, Mw.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 60, eerste lid, Mw .
In het bijzonder voor artikel 10, vierde lid, van de Statuten, betreffende de verplichting van de leden om de afname van de door de coöperatie aangeboden producten zoveel mogelijk na te streven.
AUV werd in dit gesprek vertegenwoordigd door haar
advocaat/gemachtigde en een hoofdbestuurslid.
Brief met NMa-kenmerk 419/18.b23.
Zie in het bijzonder artikel 53 en verder Boek 2 BW.
De KNMvD is een vereniging met als statutair doel 'de bevordering van de diergeneeskunde in de meest uitgebreide zin, alsmede het waken voor de eer en de belangen van de diergeneeskundige stand'. Volgens de KNMvD is ongeveer 85% van de in Nederland actieve dierenartsen aangesloten bij de KNMvD. Uitgaande van ongeveer 1950 ondernemers (praktijkhoudende dierenartsen), was volgens de KNMvD de gezamenlijke omzet van de in Nederland praktijkhoudende dierenartsen 780 miljoen gulden (ruim EUR 353 miljoen) per jaar. De gezamenlijke omzet van de bij de KNMvD aangesloten praktijkhoudende dierenartsen was volgens de KNMvD ongeveer 663 miljoen gulden (ruim EUR 300 miljoen) per jaar (1998). Zie besluit d-g NMa van 6 juli 2000 in zaak 25/Holland Dier Identiteit (HDI) vs KNMvD, randnummers 22 - 23.
De activiteiten van dierenartsenpraktijken kunnen worden
onderscheiden in die welke gericht zijn op gezelschapsdieren (kleine
huisdieren), hoofdzakelijk uitgevoerd in de kliniek, en die welke
gericht zijn op landbouwhuisdieren (vee), vaak uitgevoerd op de
boerderijen. Dierhouders zijn derhalve te onderscheiden in veehouders
en houders van gezelschapsdieren.
AUV Jaarbericht 2000 , p. 5.
Veterinaire Praktijk Informatie (VPI) 1996. VPI is een uitgave
van AUV. Zie ook AUV Jaarbericht 1996, p. 10 en 11.
Gemiddeld netto-rendement per jaar per praktijk: 42,5%
Netto-rendement (= Omzet -/- praktijkkosten): 35 - 40%; praktijkkosten
bestaan uit inkoop medicijnen, structurele personeelskosten,
huisvestingskosten, algemene kosten en afschrijvingskosten. Bron:
Bedrijfseconomische gegevens dierenartsenbranche 1998 2000
(kengetallen per full-time dierenarts), Rabobank Aalten-Winterswijk,
21 september 2001.
Zie in het bijzonder artikel 175 en verder Boek 2 BW.
Jaarboek 1998 van de Vereniging van Fabrikanten en Importeurs van Diergeneesmiddelen In Nederland (Fidin), p. 23.
Wet van 27 juni 1985, Stb. 410, houdende regelen met betrekking tot diergeneesmiddelen (Diergeneesmiddelenwet).
Wet van 21 maart 1990, Stb. 214, houdende regelen met betrekking
tot de uitoefening van de diergeneeskunde (Wet op de uitoefening van
de diergeneeskunde 1990).
Gegevens ontleend aan het ontheffingsverzoek van AUV, zaak 419.
Zie beschikking Commissie van 22 november 1999, zaak IV/M.1681, AKZO Nobel/ Hoechst Roessel Vet, randnummer 26 - 27.
Zie het onderhavige besluit, randnummer 15.
UDD-producten zijn diergeneesmiddelen die uitsluitend door de
dierenarts zelf mogen worden toegepast; UDA- diergeneesmiddelen zijn
de middelen die uitsluitend op recept van een dierenarts aan de
dierhouder mogen worden verstrekt of door een dierenarts zelf
toegepast; vrije of niet-gekanaliseerde middelen zijn middelen die
zonder de tussenkomst van een dierenarts kunnen worden verkregen of
toegepast. De wederverkoop van diergeneesmiddelen is bijna altijd
gekoppeld aan de diagnosestelling, therapie en behandeling van dieren;
dit is altijd het geval wanneer er sprake is van de wederverkoop van
UDD- of UDA-middelen.
In het kort zijn de verschillende (dochter)ondernemingen en
diverse economische activiteiten binnen de AUV-groep de volgende:
Vetimex Animal Health BV fabriceert generieke diergeneesmiddelen;
Eurovet BV (Eurovet) brengt een assortiment van generieke
diergeneesmiddelen op de Nederlandse markt onder de merknaam Eurovet.
AUV opereert in België via Eurovet NV; Farvet Laboratories BV
behartigt de belangen van AUV in het buitenland. Zij exporteert de
AUV-producten onder de merknaam Farvet buiten de Benelux; InstruVet BV
(Instruvet) verkoopt en exporteert instrumentaria voor AUV; Verdifarm
NV ontplooit voor AUV groothandelsactiviteiten in België. AUV is
alleenverkoper in Nederland voor de producten van Merck Sharp & Dohme
BV die worden verkocht onder het merk Panomec en voor diervoeding van
Leo Pharmaceutical Products BV . Naast de pure handelsactiviteiten
verleent AUV aan haar leden diensten betreffende advies omtrent
praktijkvoering via AUV-Advies voor Nederland en Verdifarm-Advies voor
België, en omtrent de informatisering van dierenartsenpraktijken, via
Synapses IT.
Jaarboek 1998 Fidin, p. 37.
Bron: http://www.auv.org/auv/auv.html
Artikel 3 Statuten.
Naast de gewone leden zijn er ook enkele tientallen leden zonder
stemrecht: aspirant-leden en buitengewone leden. Het
aspirant-lidmaatschap is bedoeld voor praktiserende dierenartsen in
loondienst en het buitengewoon lidmaatschap is bedoeld voor
niet-praktiserende dierenartsen.
Artikel 10, vierde en zevende lid, Statuten is medio 2001 komen
te vervallen.
Artikel 24, eerste en derde lid, Statuten.
Artikel 18 Statuten. Momenteel bestaan de regios Nederland Noord, Oost, Zuid en West alsmede België Noord en Zuid.
Artikel 10, eerste tot en met derde lid, Statuten.
Artikel 10, vierde en zevende lid, Statuten bepaalde tot juni
2000 dat de leden die als lid tot AUV zijn toegetreden verplicht zijn
de afname van de door de coöperatie aangeboden producten zoveel
mogelijk na te streven () en de diergeneesmiddelen slechts aan te
wenden voor gebruik in de eigen praktijk. Zie het onderhavige besluit,
randnummer 24.
Zie het onderhavige besluit, randnummer 35 37.
AUV heeft op 19 maart 1996 de Aesculaap Groep BV (inclusief Eurovet) overgenomen, met uitzondering van Aesculaap (Groothandel). Door een management buy-out bleven de groothandelsactiviteiten onder de naam Aesculaap zelfstandig voortbestaan. Destijds werd mondeling met AUV afgesproken dat Aesculaap het assortiment van AUV mocht gaan voeren. Daarbij verplichtte Aesculaap zich om de AUV-leveringsweigeringslijst te volgen en derhalve om geen AUV-producten aan de in deze lijst opgenomen afnemers te leveren.
Dit houdt in het openen van een dierenartsenpraktijk zonder dat de vestigingsplannen door de betreffende dierenarts(en) kenbaar zijn gemaakt bij de begeleidingscommissie praktijkuitoefening van de KNMvD en de desbetreffende geografische Afdeling van de KNMvD.
I.e. een prijs die afwijkt van de KNMvD-tarieven.
Zie het rapport, randnummer 65 en verder.
De Code voor de Dierenarts legt gedragsregels vast voor practici
in de uitoefening van de diergeneeskundige praktijk. De
tuchtrechtelijke handhaving ervan is in handen van de Ereraad. De Code
bevat verscheidene regels die beperkingen opleggen aan het handelen
van dierenartsen.
Zie het rapport, randnummer 43.
Zie de publicatie AUV Mededelingen, juli 1987.
Met name artikel 10 Statuten.
Zie het rapport, randnummer 77 80.
Artikel 10, zevende lid, Statuten is in juni 2000 vervallen. Zie
het onderhavige besluit, randnummer 6 - 9.
Het rapport, randnummer 42.
Bijlagen bij document met NMa-kenmerk 668/12: lijst van 1996 en
lijst van 1997; bijlage bij document met NMa-kenmerk 668/16: lijst van
1998.
Jaarlijst van 1999 en 2000 te vinden als bijlage bij de brief van
AUV van 7 november 2000 (kenmerk 668/89).
Zie Hoofdstuk 3 van de Memorie van Toelichting Mededingingswet,
Kamerstukken II, 1995-1996, 24 707, nr. 3.
Zie artikel 1, onder f en g, Mw.
Zie artikel 53 en verder, Boek 2 BW.
Zie Rechtbank Rotterdam, 16 mei 2001, MEDED 99/2584-SIMO inzake
KNMvD/NMa.
Besluit d-g NMa van 27 augustus 1998 in zaak 379/KNMvD,
randnummer 61, en besluit d-g NMa van 6 juli 2000 in zaak 25/HDI vs
KNMvD, randnummer 67. Zie ook arrest HvJEG van 12 september 2000 in de
gevoegde zaken C-180/98 t/m C-184/98, o. 73-77, met betrekking tot
zelfstandige medisch specialisten.
Zie artikel 1, onder e en h, Mw.
Artikel 10, eerste tot en met derde lid, Statuten.
Beschikking Commissie van 29 november 1995, 95/551/EC, SCK en
FNK, zaak IV/34.179, 34.202, 216, o. 15, bevestigd door GvEA;
beschikking Commissie van 28 oktober 1988, 88/587/EEC, Hudsons
Bay/Dank Pelsdyravlervorening, zaak IV/B-2/31.
Artikel 10, eerste lid, Statuten.
Arrest HvJEG in zaak Papiers Peints/Cie, Jur. 1491 (1975) in
beroep tegen beschikking Commissie inzake Belgische
Behangselpapierfabrikanten (Papiers Peints de Belgique), L237/3,
(1974); Arrest HvJEG in zaak Landewyck/Cie (Jur. 1980, p. 3125) in
beroep tegen beschikking Commissie, FEDETAB, L224/29 (1978).
Zie het onderhavige besluit, randnummer 34.
Mededeling van de Commissie betreffende nevenrestricties bij
concentraties van 14 augustus 1990, Pb 1990, C203/5. Recentelijk
vervangen door de Bekendmaking van de Commissie betreffende
beperkingen die rechtstreeks verband houden met en noodzakelijk zijn
voor de totstandkoming van concentraties, Pb C 188/03, 4 juli 2001.
Volgens de Memorie van Toelichting bij de Mededingingswet
(Kamerstukken II, 1995-1996, 24 707, nr. 3 p. 63) is beoogd met
artikel 10 Mw aan te sluiten bij artikel 2 van de Mededelingen van de
Commissie.
Verordening van de Commissie van 22 juni 1983 betreffende
toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen
alleenverkoopovereenkomsten.
AUV stelt overigens primair dat er sprake is van een
nevenrestrictie als bedoeld in artikel 10 Mw (zie hierna onder
randnummers 121 - 122) en erkent daarmee met zoveel woorden dat de
afspraak als een overeenkomst in de zin van artikel 6 Mw is aan te
merken.
Zie beschikking Commissie van 25 november 1980, Johnson &
Johnson, Pb 1980, L 377/16; beschikking Commissie van 18 december
1987, Fisher-Price/Quaker Oats, Pb 1988, L 49/19.
Wet economische mededinging van 28 juni 1956, Stb. 401, houdende
regelen omtrent de economische mededinging.
Verordening van de Commissie nr. 4064/89 van 21 december 1989
betreffende de controle op concentraties van ondernemingen, Pb 1989,
nr. L 395, laatstelijk gewijzigd bij Verordening nr. 1310/97,
gerectificeerd bij Pb1998, L40/17.
Verordening van de Commissie van 22 juni 1983 betreffende
toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen
alleenverkoopovereenkomsten.
Artikel 3, onder c en d, Vo. 1983/83 (zwarte lijst).
Vo. nr. 2790/1999 van de Commissie betreffende de toepassing van
artikel 81, derde lid, van het Verdrag op groepen verticale
overeenkomsten en onderling afgestemde gedragingen
(Groepsvrijstellingsverordening), Pb L 336/21 van 29 december 1999.
Zie ook overweging 161 en verder van de Bekendmaking van de Commissie
Richtsnoeren inzake verticale beperkingen, Pb C291/1 van 13 oktober
2000.
Zie artikel 4, derde lid, en artikel 12, vierde lid, Statuten.
Statutenwijziging van 21 mei 1987. Zie besluit op bezwaar van de d-g NMa van 15 oktober 1999 in zaak 379/KNMvD, randnummer 69.
Zie de in het rapport aangehaalde correspondentie tussen AUV en
de uitgesloten dierenartsen.
De VPK is een publicatie van AUV.
Zie ook het onderhavige besluit, randnummer 60, en de reeds
eerder genoemde besluiten d-g NMa in zaak 25/HDI vs KNMvD en in zaak
379/KNMvD.
VPK januari 1999, p. 1 t/m 5 van het Kalkulatieoverzicht.
Rekenmodel onder de titel Marges op de verkoop van geneesmiddelen in Publicatie periodiek 98-1 betreffende de Tarieven voor de Consultatieve Praktijk van de KNMvD (datum van ingang 1 januari 1998). Niet alleen de methode, maar ook de concrete getallen zijn identiek.
Zie besluit d-g NMa van 27 augustus 1998, in zaak 379/KNMvD,
randnummers 37 t/m 49, 64, 70, 74 t/m 77 en 84. De interne regelingen
van de KNMvD die leidden tot tarievenafspraken bevonden zich in het
Huishoudelijk Reglement van de KNMvD en vooral de Code voor de
Dierenarts. De veroordeelde KNMvD-tarieven waren tweezijdig:
All-in-tarieven en opbouwtarieven (basis uurtarieven, minimum tarieven
voor consultaties en visites, et cetera voor diensten en marges op de
verkoop van geneesmiddelen of een glijdende tabel voor
geneesmiddelen).
Zie bijvoorbeeld arrest HvJEG in zaak 8/72, Cementhandelaren/Cie,
Jur. 1972, p. 977, o. 21. Zie ook Richtsnoeren Samenwerking Bedrijven
van de NMa, randnummer 25.
Besluiten d-g NMa van 27 augustus 1998 en van 15 oktober 1999 in
zaak 379/KNMvD en besluit d-g NMa van 6 juli 2000 in zaak 25/ HDI vs
KNMvD.
Zie het onderhavige besluit, randnummer 61 e.v.
Zie het onderhavige besluit, randnummer 66 79.
Artikel 1 Mw verwijst naar artikel 81, eerste lid, EG-verdrag
waarin onder b beperking van de afzet met zo veel woorden als
voorbeeld van een verboden overeenkomst, besluit of gedraging wordt
genoemd.
Dit blijkt onder meer uit de in het rapport aangehaalde
correspondentie tussen AUV en haar leden-dierenartsen en de citaten
daaruit.
Inclusief de wettelijke regels ter bevordering van de gezondheid
van mens en dier.
Zie Rechtbank Rotterdam, 16 mei 2001, MEDED 99/2584-SIMO inzake
KNMvD/NMa.
Wet economische mededinging van 28 juni 1956, Stb. 401, houdende
regelen omtrent de economische mededinging.
Nota van toelichting bij het Besluit van 4 februari 1993, Stb.
80, tot onverbindendverklaring van bepalingen in
mededingingsregelingen inzake horizontale prijsbinding (Besluit
horizontale prijsbinding).
Besluit van 19 januari 1994, Stb. 56, houdende
onverbindendverklaring van bepalingen in mededingingsregelingen inzake
marktverdelingsregelingen (Besluit marktverdelingsregelingen).
Artikel 1 en 2, onder c en d, van het Besluit
marktverdelingsregelingen
Nota van toelichting bij het Besluit horizontale prijsbinding.
Artikel 1 en 2 van het Besluit horizontale prijsbinding.
Memorie van antwoord Wet economische mededinging, Kamerstukken
II, 3295, nr. 7, p. 1/2.
Arrest GvEA van 12 juli 2001, gevoegde zaken T-202/98, T-204/98
en T-207/98, Tate & Lyle, Jur. 2001, 0000, o. 71 - 74.
Arrest HvJEG van 8 juli 1999, zaak C-199/92 P, Hüls/Cie, Jur.
1999, p.I-4278, o. 163 - 167.
Overeenkomstig de richtsnoeren inzake de toepasselijkheid van
artikel 81 van het EG-Verdrag op horizontale
samenwerkingsovereenkomsten, Mededeling van de Commissie van 6 januari
2001, Pb 2001, C3, p.2. Zie ook besluit d-g NMa van 18 maart 2002 in
zaak 2333/Modint (voorheen Nederlandse Kleding Conventie).
Zie arrest HvJEG van 1 februari 1978, zaak 19/77 Miller
International/Cie, Jur. 1978, p.131, o. 15.
De leden-dierenartsen van AUV hanteren in de praktijk (vrijwel)
gelijke (KNMvD-)tarieven en de verplichting om binnen de grenzen van
de gebruikelijke tarieven te blijven, hetgeen resulteert in (vrijwel)
gelijke prijzen op een markt waar mede als gevolg van de
marktverhouding nauwelijks sprake is van prijsconcurrentie.
De Statuten verhinderen de leden-dierenartsen van AUV om diergeneesmiddelen ook buiten hun bestaande klanten aan te bieden en dus om nieuwe klanten te werven. De keuze van de veehouder voor een bepaalde dierenarts of voor de verkoopcondities die hij of zij aanbiedt is op die manier beperkt. De toegepaste KNMvD-regelingen verhinderden om zich vrij te vestigen zonder voorafgaande goedkeuring van de buurtdierenartsen, om actief nieuwe klanten te werven om diensten of goederen aan te bieden tegen voordeliger tarieven of voorwaarden dan die van de naburige praktijken.
Het KNMvD-verbod om geen visitetarief te berekenen.
Zie Jaarverslag AUV 1996, p. 9 - 10.
Zie het onderhavige besluit, voetnoot 34.
In het kader van de boetetoemeting (zie het onderhavige besluit,
randnummer 132) wordt in casu voor de berekening van de boete een
kortere periode in aanmerking genomen.
Wet van 27 september 2001 tot aanpassing van wetten in verband
met de vervanging van de gulden door de euro (Aanpassingswet euro);
Stb. 2001, 481.
Richtsnoeren Boetetoemeting met betrekking tot het opleggen van
boetes ingevolge artikel 57 van de Mededingingswet, Stcrt. 2001, 248,
p. 90 van 21 december 2001. Zie in dit verband ook: Het NMa
boetebeleid, Markt & Mededinging, 2002/nr.1.
Zie de Boeterichtsnoeren, randnummer 15.
Vgl. besluit d-g NMa van 6 juli 2000 in zaak 25/HDI vs KNMvD,
randnummer 119 124.
MvT Mw, Kamerstukken II, 1995-1996, 24707, nr. 3, p. 68.
Zie het onderhavige besluit, randnummer 110.
Volgens randnummer 25 van de boeterichtsnoeren kan, indien het
rapport meerdere overtredingen betreft, een boete worden opgelegd voor
het geheel van deze overtredingen. Derhalve wordt ook de duur in het
kader van de boetetoemeting voor het geheel van de overtredingen
vastgesteld op een acht maanden (2/3 jaar).
De betrokken netto-omzet van AUV bedroeg in 1996 NLG
, Eurovet
NLG en Instruvet NLG . Voor de
berekening van de boete worden de bedragen in Nederlandse guldens als
uitgangspunt genomen. De uiteindelijke boete wordt omgerekend van
Nederlandse guldens naar Euros (1 Euro = NLG 2,20371). Waar nodig zijn
uit praktische overwegingen bedragen afgerond, steeds ten gunste van
de geadresseerden van het onderhavige besluit.
Zie ook hetgeen hiervoor in het onderhavige besluit is opgemerkt
over de merkbaarheid en het schadelijk karakter van de gedragingen van
AUV en Aesculaap, randnummer 103 108.
Zie de Boeterichtsnoeren, randnummer 9.
Beschikking Commissie van 23 juli 1974, nr. 74/431/EEG, in zaak
IV/426, Belgische Behangselpapierfabrikanten (Papiers Peints de
Belgique), L237 p. 3, 1974/08/29.
Zie de Boeterichtsnoeren, randnummer 11.
Bijlagen bij document met NMa-kenmerk 668/12: lijst van 1996 en
lijst van 1997; bijlage bij document met NMa-kenmerk 668/16: lijst van
1998.
De d-g NMa heeft desgevraagd van drie uitgesloten dierenartsen
door hen opgemaakte schadestaten (winstderving) ontvangen ten bedrage
van respectievelijk NLG (circa EUR ),
NLG (circa EUR ) en NLG
(circa EUR ) over de periode van begin 1998 tot begin
2001. Deze bedragen zijn exclusief de geclaimde immateriële schade.
Zie voetnoot 106.
Volgens de Boeterichtsnoeren, randnummer 25, kan de d-g NMa -
indien een rapport meerdere overtredingen betreft, in plaats van elke
overtreding afzonderlijk te beboeten - een boete opleggen voor het
geheel van deze overtredingen.
Hetgeen in het onderhavige besluit, randnummer 129 133, ten
aanzien van AUV is opgemerkt geldt mutatis mutandis voor Aesculaap.
Zie ook hetgeen hiervoor in het onderhavige besluit is opgemerkt over de merkbaarheid en het schadelijk karakter van de overtredingen.
Zie de Boeterichtsnoeren, randnummer 9.
Zie het onderhavige besluit , randnummer 66 88.
Zie de Boeterichtsnoeren, randnummer23.
Zie voetnoot 106.
Arrest GvEA van 20 maart 2002, zaak T-15/99, Brugg
Rohrsysteme/Cie, o. 38.
Arrest GvEA van 20 maart 2002, zaak T-17/99, KE KELIT
Kunststoffwerk/Cie, o. 48.
Zie zienswijze van Aesculaap van 27 augustus 2001, bijlagen 3
t/m 12.
Zie bijvoorbeeld arrest GvEA 20 maart 2002, zaak T- 23/99, LR AF
1998/Cie, o. 286.
terug
Aan de inhoud van deze pagina's kunt u geen rechten ontlenen.