---
Kamervragen en antwoorden
---
Asbest op de legerplaats Potocari (Joegoslavië)
23-10-2002
In bijlage treft u aan de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Velzen ) omtrent asbest op de legerplaats Potocari (Joegoslavië) (kenmerk 2020300090 d.d. 18 september 2002).
DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Antwoorden op schriftelijke vragen van het lid Van Velzen (SP) omtrent asbest op de legerplaats Potocari (Joegoslavië) (2020300090)
1 Is het waar dat er in 1995 op de legerplaats Potocari sprake was asbestbesmetting? (Defensie verzweeg asbest, Algemeen Dagblad, 10 september jl.) Zo ja, waarom heeft u ministerie dat destijds niet openbaar gemaakt?
2 Wat was de aard van de besmetting en welke maatregelen zijn er genomen om te voorkomen dat militairen en /of burgers zouden worden besmet?
Antwoord 1 en 2 Bij personeel gelegerd op de legerplaats Potocari bestond in 1995 het vermoeden dat er ten gevolge van een overstroming van een rivier op 28 mei 1995 met asbest vervuild slib van een fabrieksterrein op de legerplaats was terechtgekomen. Dit heeft geleid tot een onderzoek medio juni 1995 van de Koninklijke Marechaussee. Daarbij zijn grondmonsters genomen, zowel in de fabriekshal, het magazijn en het terrein naast het magazijn, alle gelegen buiten de legerplaats, als op de legerplaats Potocari zelf. Deze monsters zijn onderzocht door een daartoe geaccrediteerd onafhankelijk laboratorium. Uit dit onderzoek is gebleken dat de monsters die genomen zijn in de fabriekshal, het magazijn en het terrein naast het magazijn asbest bevatten, maar dat de onderzochte monsters van de legerplaats Potocari niet asbesthoudend waren. Op basis van de resultaten van het onderzoek werd een risico-inschatting gemaakt van de mogelijkheid dat personeel zou kunnen worden blootgesteld aan asbest, met overschrijding van het wettelijk actieniveau. (In het Arbeidsomstandighedenbesluit worden m.b.t. asbest waardes opgesomd waarboven de werkgever wettelijk verplicht is actie te nemen). Overschrijding van het actieniveau werd onwaarschijnlijk geacht. Op grond daarvan werd geconcludeerd dat het personeel geen onverantwoorde risicos liep. De resultaten van het onderzoek van de asbestmonsters gaven geen aanleiding om tot publicatie over te gaan.
3 Is het waar dat u niet kunt achterhalen welke militairen in 1995 in Potocari aanwezig zijn geweest? Zo ja, waarom kunt u dit niet achterhalen?
4 Is het waar dat alle Nederlandse militairen die in 1995 in voormalig Joegoslavië zijn gestationeerd, nu zijn opgeroepen om zich te laten registreren als mogelijke slachtoffers van asbestbesmetting?
5 Is het waar dat Defensie in 1995 van mening was dat er geen sprake zou zijn van onverantwoord risico? Waarom moeten militairen die volgens uw opvatting geen onverantwoord risico liepen zich toch laten registreren als mogelijke asbestslachtoffers?
Antwoord 3, 4 en 5 De registratie van personeel dat werd uitgezonden was destijds niet gericht op de exacte plaats(en) waar men verbleef, maar op land en periode van uitzending. De verplichting om over te gaan tot de registratie van werknemers die (mogelijk) zijn blootgesteld aan gevaarlijke stoffen geldt niet onder alle omstandigheden, maar slechts wanneer de beoordeling van het risico daartoe aanleiding geeft. De inschatting van het risico was dat het wettelijk actieniveau niet zou worden overschreden. Hoewel bleek dat er geen sprake was van asbest op de legerplaats, ontstond onrust onder het personeel over de aanwezigheid van asbest op het nabijgelegen fabrieksterrein en het risico van verspreiding daarvan. Gezien de onrust is in 2000 alsnog besloten om het personeel te registreren dat in 1994 en 1995 naar voormalig-Joegoslavië was uitgezonden. De uitvoering van de persoonsregistratie is toen niet voortvarend genoeg aangepakt. Later is dit gecorrigeerd en zijn activiteiten ontplooid met behulp van onder meer Defensie-media om de personen die naar Potocari waren uitgezonden actief te achterhalen.
6 Is het waar dat artikel 4.53 van het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbeidsomstandighedenbesluit 24. Aanvullende voorschriften voor het werken met asbest en asbesthoudende producten, artikel 4.53 Registratie (in werking getreden op 27 juni 2000)) stelt dat bij een constatering van asbestbesmetting alle mensen die mogelijk bloot gesteld zijn aan deze besmetting geregistreerd moeten worden? Zo ja, heeft u alle militairen hiervan op de hoogte gebracht en uitgezocht wie moesten worden opgeroepen? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 6 Art. 4.53, lid 1, van het Arbobesluit bepaalt dat: Van iedere werknemer die in verband met de arbeid wordt blootgesteld aan asbeststof wordt aantekening gehouden in een register, waarbij de aard en de duur van de arbeid alsmede de mate van de blootstelling worden vermeld. Het artikel spreekt niet over asbestbesmetting. Voor registratie is het nodig dat de aard, mate en duur van de blootstelling bekend zijn. De beoordeling van de mate en de duur van de blootstelling dient te worden uitgevoerd door een meting of een onderbouwde schatting. Daarbij is het van belang een inschatting te maken van het risico dat een van de wettelijke actieniveaus wordt overschreden. De verplichting om over te gaan tot de registratie van werknemers die (mogelijk) zijn blootgesteld aan gevaarlijke stoffen geldt niet onder alle omstandigheden, maar slechts wanneer de beoordeling van het risico daartoe aanleiding geeft. Het personeel is hieromtrent geïnformeerd.
7 Zijn er nog meer mogelijke gevallen van asbestbesmetting waarvan u geen melding heeft gedaan? Waarom is vanaf het moment dat het eerder genoemde artikel 4.53 in werking trad niet iedereen die in voorafgaande jaren het risico op asbestbesmetting heeft opgelopen opgeroepen?
Antwoord 7 De procedure die binnen Defensie geldt voor het melden van incidenten, borgt de melding van voorvallen die zich voordoen op het gebied van arbeidsomstandigheden. Het gaat dan om situaties die betrekking hebben op zowel uitzendsituaties als op reguliere vredessituaties. De verplichte (persoons- ) Registratie Gevaarlijke Stoffen is ingegaan bij de wijziging van het Arbobesluit in 1994. De verplichting heeft betrekking op de situatie van het moment en werkt in beginsel niet terug naar het verleden. Om toch een zo sluitend mogelijk registratiesysteem te realiseren, wordt werknemers, postactieven en reservisten, die aangeven dat zij in het verleden mogelijk zijn blootgesteld aan een gevaarlijke stof, de gelegenheid geboden om voor de periode terugwerkend tot 1 januari 1994 een persoonsregistratieformulier in te vullen. Dit beleid werd vastgelegd in de brief van mijn ambtsvoorganger aan SG en Bevelhebbers d.d. 22 maart 2000. Het beleid is in overleg met de Centrales van overheidspersoneel tot stand gekomen. Het personeel is vervolgens geïnformeerd d.m.v. een voorlichtingscampagne. Overigens heeft in de periode voor de totstandkoming van het beleid in voorkomend geval registratie plaatsgevonden.
Nieuws
Ministerie van Defensie