persbericht / nr. 1708
17-oktober-2002
MKZ-congres: leren van de crisis
De bestrijding van de MKZ-uitbraak in 2001 was technisch succesvol,
maar de gebruikte methoden waren voor veel direct betrokkenen en
meelevende burgers onacceptabel. Dat leidde tot een maatschappelijke
crisis die veel langer duurde dan de epidemie zelf. Hoe kan het beter,
welke maatregelen zouden bij een een nieuwe uitbraak moeten worden
genomen? Onderzoekers van Wageningen Universiteit en het LEI hebben
een aanpak ontwikkeld om verschillende strategieën met elkaar te
vergelijken en te beoordelen op hun effectiviteit en economische en
maatschappelijke aanvaardbaarheid. Vandaag worden de uitkomsten van
dit onderzoek gepresenteerd op een congres in Ede.
De aanpak berust op een combinatie van een ziekteverspreidingsmodel, dat beschrijft hoe een epidemie zich verspreidt en welke invloed verschillende bestrijdingsmaatregelen daarop hebben, en een model dat de economische gevolgen berekent. Het derde element in de aanpak bestaat uit een integraal evaluatiekader, waarmee ook niet-economische overwegingen in de beoordeling worden betrokken.
Het ziekteverspreidingsmodel is ontwikkeld in samenwerking met een
groep veterinaire deskundigen. Uit berekeningen met dit model blijkt
dat voor de meeste gebieden in Nederland de EU-basisstrategie (ruiming
van gedetecteerde bedrijven en gevaarlijke contactbedrijven en
instelling van beschermings-en toezichtgebieden) niet toereikend is om
een verspreiding van MKZ snel tot staan te brengen. Daarvoor staan de
bedrijven in de meeste regio's te dicht op elkaar. Aanvullende
maatregelen als preventief ruimen en noodvaccinaties zijn dan
noodzakelijk.
De economische schade van een epidemie hangt vooral samen met de
gevolgen op de markt. Strategieën met noodvaccinatie waarbij de
gevaccineerde dieren blijven leven, zijn duur doordat deze leiden tot
langdurige handelsrestricties en instortende prijzen. Wat de meest
economische bestrijdingsstrategie is, hangt vooral af van de omvang
van de uitbraak en van de bedrijfsdichtheid in de getroffen gebieden.
Met behulp van het integrale evaluatiekader worden verschillende
maatregelen onderling vergeleken aan de hand van criteria op het
gebied van ziektebestrijding, economie, ethiek, psychologie en
dergelijke. Door aan de verschillende gezichtspunten gewichten toe te
kennen, ontstaat een totaaloordeel per maatregel.
Bij wijze van proef heeft een stuurgroep samengesteld uit
vertegenwoordigers van de veehouderijsector, maatschappelijke
organisaties en de overheid een aantal belangrijke criteria voor de
evaluatie geselecteerd. Aan elk criterium is vervolgens door de
stuurgroep een gewicht toegekend. De volgende criteria legden volgens
deze groep veel gewicht in de schaal: de internationale haalbaarheid,
de effectiviteit om de dierziekte uit te roeien (epidemiologisch
criterium) en het effect op het nationaal inkomen. Iets lager scoren
bijvoorbeeld overwegingen van dierenwelzijn, de verdeling van de
lasten over verschillende sectoren en de psychologische belasting voor
de betrokkenen. Als verschillende strategieën om een epidemie te
bestrijden op deze manier worden beoordeeld, blijkt vooral een aanpak
met noodvaccinaties en het ruimen van de gevaccineerde dieren goed te
scoren. Daarbij gaat de voorkeur uit naar kleine vaccinatiegebieden.
Naarmate meer dieren worden geruimd, loopt de aantrekkelijkheid van
een bepaalde aanpak snel terug.
De proef heeft aangetoond dat de methode werkt. Bij de selectie van
criteria kunnen alle belanghebbenden worden vertegenwoordigd. De
samenstelling van die groep kan naar tijd en plaats wisselen en
daarmee ook veranderingen in maatschappelijke opvattingen tot
uitdrukking brengen.
Meer i
nformatie over het onderzoek is te vinden op www.wageningen-ur.nl/mkz