Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
DN. 2002/3082
datum
15-10-2002

onderwerp
Beleidsreactie op de Natuurbalans 2002
TRC 2002/8679

bijlagen

Geachte Voorzitter,

Op 12 september jongstleden heb ik u de Natuurbalans 2002 aangeboden. Bij deze ontvangt u mijn daarbij toegezegde beleidsreactie.

De opeenvolgende Natuurbalansen gaven tot 2000 steeds een somber beeld over de trends ten aanzien van natuur en landschap. De balans van 2001 liet voor het eerst een aantal (lokale) lichtpuntjes zien, waarmee een zeer voorzichtige indicatie werd gegeven dat de negatieve trends omgebogen kunnen worden. Uit de balans van 2002 blijkt dat er nog veel moet gebeuren en dat dit nieuwe kabinet een grote uitdaging heeft om het nodige evenwicht te vinden én te bewaren in de besluitvorming tussen economie en ecologie, tussen behoud en ontwikkeling en tussen centrale regie en lokale uitvoering.

De inhoud van de Natuurbalans geeft mij aanleiding in te gaan op een aantal hoofd-punten van het door dit kabinet te voeren natuurbeleid. Het zal hierbij duidelijk zijn dat de brede beleidskaders van het kabinet, zoals neergelegd in het strategisch akkoord, nog nadere uitwerking behoeven in onder meer het vervolg van de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening en het tweede Structuurschema Groene Ruimte. Hierbij zal het kabinet de uitkomsten van de Natuurbalans 2002 gaarne in de beschouwingen meenemen.

Zoals aangegeven in de Memorie van Toelichting bij mijn begroting zal ik u, voor de behandeling in de Kamer van de begroting van mijn departement, separaat verder informeren over de nu voorziene nadere uitwerkingen en de hiermee samenhangende invulling van de ombuigingen.

datum
15-10-2002

kenmerk
DN. 2002/3082

bijlage

Algemeen

De bestaande lange termijndoelen voor het natuurbeleid wil ik handhaven. Met betrekking tot het bereiken van die doelen zal echter in uitvoerende en instrumentele sfeer een aanpassing plaatsvinden in de richting zoals omschreven in het strategisch akkoord. De nadere invulling hiervan zal, naast de in deze reactie gegeven visie op de doelen voor en het functioneren van het platteland, worden aangepast aan de beschikbare financiële ruimte.

Het platteland

In de Natuurbalans wordt gesteld dat de belevingswaarde op het platteland is achteruit-gegaan door verstedelijking, door toename van de eenvormigheid en door het verdwijnen van kleinschaligheid. Voorts wordt geconcludeerd dat het landschapsbeleid open einden heeft. Als voorbeeld daarbij wordt aangegeven dat nog onduidelijk is in hoeverre karakteristieke en nog gave cultuurlandschappen ruimtelijk worden beschermd. In de balans worden hiervoor de volgende beleidsopties aangegeven:
* kleine natuurlijke elementen in het landelijk gebied herstellen, zoals bosjes, hout-wallen, slootranden en kronkelige beken. Dit leidt tot hogere landschapswaarden en hogere natuurwaarden en maakt het landelijk gebied aantrekkelijker voor de recreant. Voor natuurwaarden is het belangrijk om de kleine elementen als een netwerk te verbinden;
* zorgen voor ruimtelijke bescherming van een selectie van Belvedere-gebieden, waaronder gebieden op de lijst van Werelderfgoed van Unesco, om te voorkomen dat internationale cultuurhistorische waarden worden aangetast door ruimtelijke ontwikkelingen.

Ik ken, net als de opstellers van de Natuurbalans, veel waarde toe aan de vitaliteit en duurzaamheid van het platteland. Het is een belangrijke drager van identiteit en kwaliteit van de samenleving, voor de huidige én voor volgende generaties. Uit de Natuurbalans blijkt ook dat deze waarde breed in de samenleving wordt erkend. Het gaat om een gebied waarin mensen zich thuis voelen en waar ze trots op zijn. Hiervoor kan alleen worden gezorgd als we in ons land op verantwoorde wijze omgaan met de aan ons toevertrouwde leefomgeving. Het signaal uit de Natuurbalans dat de waarde van het platteland zowel voor de recreant als ook voor planten en dieren sterk onder druk blijft staan, bevestigt dat hier zorgvuldig aandacht aan moet worden gegeven. Dit betekent onder andere goed inhoud geven aan het behouden en beschermen van de unieke combinatie van waardevolle cultuurlandschappen, zoals verwoord in de nota Belvedere (waaronder de gebieden die zijn geplaatst op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO), en de natuurgebieden van internationaal belang die Nederland kent. In dit kader zal het kabinet op korte termijn nationale en provinciale landschappen selecteren en hiervoor beleid formuleren dat gericht is op bescherming en verdere verhoging van de kwaliteit voor mens, plant en dier. Daarnaast moeten ook nieuwe kwaliteiten van natuur en landschap worden ontwikkeld die in positieve zin bijdragen aan het toekomstig cultureel en ecologisch erfgoed. Hiertoe behoort ook de voorziene groenblauwe dooradering in het platteland. Voor een goede toekomst van het platteland zullen derhalve heldere afwegingen en keuzes moeten worden gemaakt als het gaat om behoud door ontwikkeling, dan wel om ecologie èn economie. In de Natuurbalans wordt dit treffend omschreven met de woorden 'combineren waar het kan, kiezen waar het moet'.

Het kabinet hecht aan verdere ontwikkeling van een aantrekkelijk platteland. Dit kan worden bereikt door het vergroten van de samenwerking met andere betrokken overheden, maatschappelijke organisaties en private partijen. Dit niet alleen op basis van verantwoordelijkheden, maar ook vanuit de eigen inhoudelijke betrokkenheid van de andere partijen of vanuit rationeel zakelijke motieven.
Hiervoor is het belangrijk dat er helderheid bestaat over de intenties van het Rijk ten aanzien van het landelijk gebied, maar ook dat de mensen die op het platteland wonen en werken meer betrokken worden bij de ontwikkeling, inrichting en het beheer ervan. In dit kader hecht het kabinet waarde aan het onderzoeken van de mogelijkheden waarmee het areaal van en de diversiteit aan groene diensten, te leveren door zowel agrariërs als andere particulieren, kan worden vergroot. Ditzelfde geldt voor het ontwikkelen van projecten in de sfeer van publiek-private samenwerking.

Natuur en biodiversiteit

In de Natuurbalans wordt gesteld dat veel planten- en diersoorten het moeilijk hebben omdat hun leefgebied versnipperd is geraakt. Leefgebieden hebben daardoor het karakter van 'eilanden' gekregen, waarin soorten met geïsoleerde populaties voorkomen. De ruggengraat voor het soortenbeleid is de EHS. Voor diverse soorten moeten volgens de Natuurbalans ook buiten de EHS maatregelen worden genomen, omdat de EHS daarin niet of onvoldoende voorziet. Voorts constateert de Natuurbalans dat de bescherming van natuurgebieden onduidelijk is en dat over de ecologische effectiviteit van het agrarisch natuurbeheer onvoldoende bekend is.
In de Natuurbalans worden de volgende opties voor beleid geformuleerd: * de ruimtelijke samenhang binnen de Ecologische Hoofdstructuur vergroten;
* de resultaten van agrarisch natuurbeheer systematisch monitoren en evalueren;
* de effectiviteit van het soortenbeleid vergroten door een betere integratie met het gebiedsgerichte beleid en door in de planvorming vanaf het begin rekening te houden met leefgebieden van soorten;
* informatie genereren en beschikbaar stellen over de verspreiding van soorten.

Realisatie van de EHS

Voor het realiseren van de landelijke doelstellingen op het gebied van natuur en bio-diversiteit is het realiseren van de EHS, als samenhangend stelsel van natuurgebieden, naar mijn mening van cruciaal belang. Alleen de wijze waarop de EHS tot stand komt wordt aangepast aan mijn visie op het functioneren van het landelijk gebied en de meer directe manier waarop ik de bewoners en gebruikers daarvan wil betrekken. Dit betekent minder aankopen en een veel groter accent op agrarisch en particulier natuurbeheer. Omdat voor het bereiken van natuurdoelstellingen en -kwaliteiten vaak stabiliteit en tijd nodig is, zal worden onderzocht of er mogelijkheden zijn voor langdurige en meer duurzame vormen van agrarisch beheer (en de vergoedingen daarvoor). Nadere invulling en besluitvorming hieromtrent zal plaatsvinden na de evaluatie van het Programma Beheer in 2003. Hierbij zal ook aandacht worden besteed aan de mogelijkheden voor monitoring.

Bij de realisatie van de EHS als netwerk van natuurgebieden zal, mede gebaseerd op de uitkomst van de Natuurbalans, het tegengaan van versnippering veel aandacht krijgen. Een goede lokalisatie en inzet van agrarisch natuurbeheer zijn hierbij een belangrijke insteek, evenals het realiseren van de robuuste verbindingen. Naast de mate waarin er sprake kan zijn van ontsnippering zullen ook de mogelijkheden met betrekking tot het bereiken van de gewenste milieucondities voor natuur, inclusief de kwaliteit en aanwezigheid van grond- en oppervlaktewater, een belangrijke factor zijn in de besluitvorming hieromtrent. De constateringen hierover in de Natuurbalans bevestigen het belang hiervan.

Soortenbeleid

Het eerste spoor van het natuur- en biodiversiteitsbeleid, ook waar het gaat om het nakomen van onze internationale verplichtingen, ligt bij het realiseren van de EHS en bij het beschermen van waardevolle natuurgebieden. Hiervoor ligt een wetsvoorstel bij de Kamer voor aanpassing van de Natuurbeschermingswet.

Omdat planten en dieren slechts natuurlijke grenzen kennen en geen bestuurlijke, is het tweede spoor gebaseerd op het feit dat er ook buiten de EHS en de beschermde gebieden soorten voorkomen waarvoor de overheid de verplichting of de verantwoordelijkheid heeft, nationaal dan wel internationaal, om deze te beschermen. Om hieraan invulling te geven is het soortenbeleid, mede vormgegeven door de nieuwe Flora- en Faunawet, ontwikkeld. Op deze manier wordt ook voldaan aan de verplichting met betrekking tot de implementatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. De effectiviteit van deze Europese regelgeving zal voorts worden onderzocht in het kader van het kabinetsbesluit om een Interdepartementaal Beleids Onderzoek (IBO) in te stellen naar de uitvoering van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Het uiteindelijke doel is de teruggang van de biodiversiteit uiterlijk in 2010 een halt toe te roepen door het versterken van ecosystemen en soorten. Soms vereist dat behoud op dezelfde plaats, maar soms kunnen ook alternatieven elders duurzamer zijn dan het herstel van een oorspronkelijke waarde. Waar natuur en maatschappelijke activiteiten samen kunnen gaan, verdient dat de voorkeur.

Gezien de knelpunten die zich in de praktijk voordoen tussen soortenbescherming en ruimtelijk-economische ontwikkeling én met het oog op de doelstelling om alle in 1982 in Nederland aanwezige soorten duurzaam te beschermen zal een nieuwe impuls worden gegeven aan het soortenbeleid. In dit kader komt er, als aanvulling op het bestaande Meerjarenplan Soortenbescherming, een versnelling in het opstellen en uitvoeren van plannen om bedreigde soorten te beschermen, onder andere in de vorm van leefgebied-plannen.
In het najaar van 2002 wordt, in overleg met de andere overheden en maatschappelijke organisaties een inventarisatie gemaakt van de mogelijke knelpunten en lacunes in de soortenbescherming op basis van de Flora- en Faunawet, rekening houdend met de andere relevante nationale en internationale regelgeving. Deze inventarisatie zal worden gebruikt om binnen een zo kort mogelijke termijn, zonder afbreuk te doen aan de intentie van de wet en binnen de kaders van de Europese richtlijnen, de uitvoering van de wet verder te stroomlijnen.

Zoals ook in de Natuurbalans is aangegeven is een adequate informatievoorziening aan burgers, ondernemers en plannenmakers over de aanwezige waarden die nood-zakelijkerwijs beschermd moeten worden steeds belangrijker geworden.
Er is inmiddels binnen mijn departement een task force ingesteld om de gegevens-voorziening een extra impuls te geven. Ik streef er naar om de gegevens die hieruit voortkomen via het Natuurloket voor de praktijk beschikbaar te stellen.

Groen in en om de stad

De Natuurbalans constateert een groot tekort aan groen in en om de grote steden. Met name in de dichtbevolkte Randstad bestaat een groot tekort aan recreatief groen.
In de Balans worden de volgende beleidsopties genoemd: * duidelijkheid bieden over de groene bestemming van gronden nabij steden;
* met een integraal ontwerp vanaf het begin rood en groen in nieuwe woonwijken ontwikkelen.

De recent ingezette en, zoals ook in de Natuurbalans terecht wordt geconstateerd, nog verder uit te werken beleidslijn ten aanzien van het vergroten van de (mede)gebruiks-waarde van natuur sluit goed aan bij mijn visie over het functioneren van het platteland. Het is een beleidslijn waarmee de leefbaarheid van het stedelijk gebied kan worden gekoppeld aan de leefbaarheid en vitaliteit van het landelijk gebied rond de steden. Door gebiedsgericht de stedelijke en landelijke ontwikkeling aan elkaar te koppelen en, zoals het Natuurplanbureau in één van haar opties aangeeft, in één samenhangend proces vorm te geven kan veel van de huidige problematiek worden opgelost. Dit komt mede omdat hiermee partijen tot samenwerking kunnen worden uitgedaagd die bij gescheiden planprocessen voor stad en land zich eerder concurrerend zouden opstellen. Door in deze processen rond de inrichting en het beheer ook expliciet de bewoners en gebruikers van het gebied te betrekken, en daarbij ook ruimte te geven voor particulier initiatief, kan eerder tot creatieve oplossingen worden gekomen en kan het draagvlak hiervoor aanmerkelijk worden vergroot. De hierbij ook in de Natuurbalans aangegeven rand-voorwaarde is dat de verschillende betrokken overheden tezamen voldoende duidelijkheid kunnen geven over de groene bestemming van gronden nabij de steden.

Op deze wijze kan met het vergroten van de gebruikswaarde van natuur en landschap inhoud worden gegeven aan de behoeften van mensen in zowel de Randstad, waar een groot tekort is aan recreatief groen is geconstateerd, als voor mensen in het landelijk gebied, waar de sociaal-economische basis versterkt moet worden.

Tot slot

De Rijksoverheid kan niet alles tot in detail regelen. Ik onderken, zoals ook in de Natuur-balans is aangegeven, dat voor de uitwerking en uitvoering van het beleid de samen-werking en afstemming met andere (decentrale) overheden van het grootste belang is. Deze overheden moeten daarbij voldoende ruimte krijgen om hun eigen verantwoor-delijkheden, naast die van de Rijksoverheid, waar te kunnen maken. Zij zijn beter dan de Rijksoverheid op de hoogte van de specifieke wensen en mogelijkheden in hun gebied. Een betere synergie tussen de verschillende betrokken overheden zal een meer vloeiende overgang tussen beleid en uitvoering op het platteland kunnen bewerkstelligen.

Op deze wijze streef ik op het gebied van natuur en landschap naar 'beleid dat werkt'.

De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

dr. C.P. Veerman


---