De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
VVA. 2002/3004
datum
07-10-2002
onderwerp
HBD-regeling en zelfslachtende slagers
TRC 2002/8165
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Tijdens het Algemeen Overleg met de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 12 september jongstleden stond onder andere de laatste wijziging van de Regeling hygiënevoorschriften besmettelijke dierziekten 2000 (HBD-regeling) op de agenda. Als gevolg van deze wijziging zullen met ingang van 1 november aanstaande alle kleine slachterijen moeten beschikken over een plaats waar veewagens worden gereinigd en ontsmet (R&O-plaats). Ik heb aangegeven nog eens naar de eisen te zullen kijken waaraan een dergelijke R&O-plaats dient te voldoen.
datum
07-10-2002
kenmerk
VVA. 2002/3004
bijlage
In Nederland zijn momenteel ongeveer 300 kleine slachterijen, waartoe
ook de zelfslachtende slagers worden gerekend. Het grootste deel
daarvan - een kleine 200 bedrijven - moet al sinds 2001 beschikken
over een R&O-plaats. Deze verplichting werd toen met de HBD-regeling
ingevoerd voor bedrijven waar uitsluitend of tevens varkens worden
geslacht.
Circa 100 bedrijven zijn derhalve betrokken bij de onderhavige
wijziging van de regelgeving: kleine slachterijen en zelfslachtende
slagers waar (met name) runderen, schapen en geiten worden geslacht.
Het gaat bij de wijziging om dezelfde, eenvoudige, R&O-eisen als die
destijds verplicht zijn gesteld aan (kleine) varkensslachterijen. Toen
en nu was het uitgangspunt dat 'vuile veewagens' van de weg moeten en
dat het eisenpakket niet verder gaat dan veterinair noodzakelijk,
tegen de achtergrond van de situatie bij de kleine
slachterijen/zelfslachtende slagers. Daarom is slechts voorgeschreven
dat kleine slachterijen moeten beschikken over een verharde plaats met
daaromheen opstaande randen en een goede water aan- en afvoer, zodat
eventuele smetstof niet blijft liggen maar op een verantwoorde wijze
wordt afgevoerd. De plaats moet qua omvang zijn afgestemd op het
veevervoer dat bij de desbetreffende slachter arriveert. Meer
omvangrijke bouwtechnische aanpassingen als overkappingen zijn niet
vereist. Het betreft hier dus de minimaal noodzakelijke voorzieningen
die vanuit veterinair oogpunt noodzakelijk zijn.
De wasplaats zal in de bestaande milieuvergunning moeten worden
opgenomen.
Aangezien het in de meeste gevallen geen wezenlijke wijziging van de
inhoud van de vergunning betreft (slachterijen voeren immers in het
kader van de reiniging en ontsmetting van het interieur al spoelwater
af), is het voldoende deze mutatie te vermelden bij de eerstvolgende
verlenging van de vergunning.
Uiteraard realiseer ik me dat met de wijziging ook investeringen
gemoeid zullen zijn. De positie van de groep die bij de onderhavige
wijziging is betrokken verschilt daarin echter niet van die kleine
slachterijen die al langer met de R&O-verplichtingen worden
geconfronteerd.
Reiniging en ontsmetting is een cruciaal onderdeel van de Nederlandse
aanpak met betrekking tot preventie van dierziekten. De
controlemogelijkheden om alleen schone vrachtwagens voor vervoer op
onze wegen aan te treffen is daarbij essentieel. Inwerkingtreding van
de komende R&O-verplichting voor de nog resterende groep kleine
slachterijen/zelfslachtende slagers acht ik dan ook alleszins redelijk
en verantwoord.
De staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
ir. B.J. Odink
---