KNMG

Hoe hoort het eigenlijk? Toelichting op gedragsregels voor artsen (3)

Betekenis Mededingingswet

Op 1 januari 1998 is de Mededingingswet in werking getreden. Deze Wet vervangt de uit 1956 daterende Wet economische mededinging. Doelstelling is gezonde concurrentie tussen ondernemingen te bevorderen en daarmee de dynamiek van de Nederlandse economie te stimuleren. Centrale sturing en zelfbescherming tegen concurrentie doordat ondernemingen onderling afspraken maken, zouden schadelijk zijn voor het concurrentievermogen.

Ook zorgaanbieders worden aangemerkt als onderneming in de zin van de Wet, omdat zij economische activiteiten uitoefenen of vervullen. Dat doen zij als zij deelnemen aan het economisch proces, gericht op het produceren of distribueren van goederen of het verlenen van diensten. De Wet is echter niet van toepassing op afspraken die gemaakt worden tussen een gering aantal ondernemingen met een beperkte omzet (de zgn. bagatelbepaling). Voor een kleine groepspraktijk of maatschap bestaande uit een beperkt aantal artsen met een omzet van minder dan E 908.000,- dan wel bij een gezamenlijke omzet van minder dan E 4.450.000,- aan goederenleveranties (bijv. apotheekhoudende huisartsen) kan deze uitzonderingsbepaling mogelijkheden bieden bijvoorbeeld voor het maken van gezamenlijke afspraken met de zorgverzekeraar.

In de Wet is gekozen voor een verbodssysteem, dat wil zeggen een algemeen verbod voor mededingingsafspraken en misbruik van een economische machtspositie. Dit systeem sluit aan bij de EG-mededingingsregels, die een zelfde stelsel kennen. De Wet voorziet, evenals het Europese stelsel, in een systeem van preventieve toetsing van concentraties en afspraken door de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa). De Wet kent een aantal uitzonderingen, vrijstellingen en een systeem van ontheffingen op het verbod tot het maken van mededingingsafspraken.

De eerder door de LHV ingediende aanvraag tot ontheffing van het kartelverbod voor (alle) huisartsen voor een aantal interne regelingen is door de NMa afgewezen. Die regelingen hebben betrekking op het collectief regelen van ziekenfondscontracten, uniforme normen voor de praktijkomvang en een vestigingsbeleid, advies over waarneming waaronder een non-concurrentiebepaling en eisen over bereikbaarheid en beschikbaarheid. De LHV voerde aan dat het geheel van regelingen juist beoogt de kwaliteit van en een verantwoorde zorgverlening door huisartsen te bevorderen en te verbeteren. De NMa is van mening dat de verbodsbepaling op deze regelingen wél van toepassing is, omdat het hier gaat om overeenkomsten tussen ondernemingen c.q. besluiten van een ondernemingsvereniging, ertoe strekkend dat de mededinging op de lokale dan wel regionale markten wordt verhinderd, beperkt of vervalst. Daarbij merkt de NMa op, dat collectief overleg over kwaliteitsbevordering niet beschouwd dient te worden als een mededingingsbeperking en derhalve niet onder de verbodsbepaling valt. Het gaat dan om afspraken met betrekking tot kwaliteit zoals vastgelegd in standaarden en protocollen, nascholing, intercollegiale toetsing, farmacotherapeutisch overleg en objectieve (minimum-)kwaliteiteisen.

Het voorgaande heeft ertoe geleid dat een aantal regelingen, bepalingen of gedragsregels van LHV, Orde en KNMG aangepast moest worden. Dat gold ook voor de KNMG Gedragsregels voor artsen.

Consequenties voor de KNMG Gedragsregels voor artsen

De inwerkingtreding van de Mededingingswet heeft ertoe geleid dat die Gedragsregels, die betrekking hebben op tariefstelling (was en blijft II.20), waarneming en vestiging (was III.12, 13, 14, 15 en 16 en is geworden III.9, 10 en 11) en publiciteit (was V.1, 2 en 3 en is geworden V.1) aangepast dan wel geschrapt moesten worden. Bij die aanpassing ligt het accent op het wegnemen van barrières die de patiënt in zijn keuze kunnen beperken en op het hebben van (voldoende) keuzemogelijkheid voor de patiënt.

Eén van de Gedragsregels die is aangepast is II.20 (oud en nieuw). Deze gaat over het in rekening te brengen tarief voor de geboden hulpverlening en het specificeren en desgevraagd toelichten van de declaratie. Het eerste deel van de oude regel, dat de arts zich dient te houden aan de geldende tarieven, heeft een dwingend karakter en is mededingingsbeperkend. Dat deel van de regel is dan ook weggelaten.

Een andere regel die is aangepast is III.9 (nieuw). Deze gaat over het werven van patiënten door artsen die voor collegae waarnemen c.q. hebben waargenomen. In de oude regel was een verbod geformuleerd tot het opnemen van bedoelde patiënten gedurende zes maanden na de waarnemingsperiode. Dat verbod is mededingingsbeperkend. De regel geeft nu aan dat een arts tijdens waarneming niet actief zal werven onder deze patiëntengroep noch patiënten zal aanmoedigen zich over te schrijven naar zijn praktijk.

Gedragsregel III.15 (oud) is geschrapt. Deze betrof het verbod om gedurende twee jaar als (geregistreerd) arts werkzaam te zijn in het praktijkgebied waar de arts (een deel van) de specifieke beroepsopleiding bij een collega heeft gevolgd. De regel beperkt de arts om zich te vestigen. Overigens zal, gelet op de huidige tekorten, de HAIO op dit moment meer dan welkom zijn!

Ook regel III.16 (oud), waarin een mogelijk verbod tot vestiging ter plaatse van een medisch specialist na opleiding in een academisch ziekenhuis was opgenomen, is om dezelfde reden geschrapt.

Bovengenoemde gedragsregels zijn mededinging-proof. Voordat ze in juni 2002 ter goedkeuring zijn voorgelegd aan de Algemene Vergadering van de KNMG zijn ze besproken met de NMa en conform de voorstellen aangepast.

Voor nadere informatie over dit onderwerp kunt u contact opnemen met mw. mr. R.M.S. Doppegieter of mw. mr. M.I.C.H. Biesaart, bereikbaar via de Artseninfolijn van de KNMG, tel.
(030) 28 23 322 of e-mail artseninfolijn@fed.knmg.nl