Persbericht 02/129
Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid Directie
Communicatie
02 oktober 2002
Nr. 02/129
Minister De Geus wil spoedig advies sociale partners over ziekte en
arbeidsongeschiktheid in CAO s
Vorig jaar is uitgebreid aandacht besteed aan het honderdjarig bestaan
van de sociale zekerheid in Nederland. Dat honderdjarig bestaan
markeerde gelijktijdig een eeuw discussie over sociale zekerheid.
Vragen als: Wie moet waarvoor verzekerd zijn? Hoe lang wordt de
uitkering toegekend en hoe hoog moet die zijn? En tegen het einde van
die honderd jaar ging het vooral over de vragen wie de verschillende
onderdelen van de sociale zekerheid zou moeten beheren en hoe het
stelsel mensen kan activeren. Die discussie is, zoals u weet, nog
altijd gaande.
Vandaag staan we stil bij het vijfenzeventigjarig bestaan van de Wet
CAO. Met de CAOs is het niet anders gesteld dan met de sociale
zekerheid. Driekwart eeuw Wet CAO betekent een discussie van
vijfenzeventig jaar over geloof in of twijfel aan het nut van
collectieve arbeidsvoorwaarden.
Ik denk dat het goed is dat zulke belangrijke verworvenheden als de
sociale zekerheid en de CAO permanente gespreksonderwerpen zijn en dat
ze de gemoederen bij tijd en wijle behoorlijk in beweging brengen.
Discussie voorkomt verstarring en resulteert doorgaans in
modernisering; in aanpassingen aan de veranderde maatschappelijke
omstandigheden.
Dat neemt niet weg dat de belangrijkste redenen die driekwart eeuw
geleden de aanleiding waren om collectieve contracten te gaan
afsluiten, vandaag nog steeds actueel zijn. De belangrijkste: meer
deskundigheid bij de onderhandelingen, verlaging van de
transactiekosten, bescherming van de zwakste partij, grotere zekerheid
over de kosten voor de werkgever en over het loon voor de werknemer.
Het zogenaamde vakbondstientje is de kennelijke prijs die de
werkgevers daar vrijwillig voor over hebben.
Niet alleen werkgevers en werknemers hebben profijt van collectieve
arbeidsovereenkomsten. Voor de overheid geldt dat collectieve
contracten maatschappelijke ontwikkelingen kunnen bevorderen die zij
met het oog op het algemeen belang wenselijk vindt. Het gaat dan om
het bevorderen van stabiele arbeidsverhoudingen, het bevorderen van
arbeidsrust en het stimuleren van zelfregulering.
De CAO dient in de visie van de overheid dus een breder belang dan
uitsluitend dat van de direct betrokken partijen, werkgevers en
werknemers. Om dat te onderstrepen heeft de overheid 65 jaar geleden
besloten het instrument van het algemeen verbindend verklaren in het
leven te roepen.
Bij die gelegenheid uitte de regering zich zeer positief over de
CAO's:
De ontwikkeling van het instituut der collectieve
arbeidsovereenkomsten heeft in verschillende opzichten zegenrijke
gevolgen gehad. Zij heeft op uitgebreid terrein met betrekking tot de
arbeidsvoorwaarden orde en rust in het bedrijfsleven gebracht, waar
vroeger onrust en onzekerheid heerste en telkens strijd tussen
werkgevers en arbeiders over die arbeidsvoorwaarden zij het ook op
beperkt terrein ontstond.
Goede hedendaagse voorbeelden van het nut van CAO's vind ik in de
eerste plaats dat er bedrijstakfondsen voor scholing tot stand kunnen
komen als oplossing voor het prisoner's dilemma bij het creëren van
collectieve goederen. En in de tweede plaats het omzetten van
arboconvenanten in CAO-afspraken die algemeen verbindend kunnen worden
verklaard, zoals partijen bijvoorbeeld in de kappersbranche nastreven
over fysieke en allergene belasting. Zodra die CAO-afspraken
algemeen verbindend worden verklaard kunnen niet- georganiseerde
werkgevers niet langer een concurrentievoordeel behalen ten koste van
de kwaliteit van de arbeidsomstandigheden.
De Wet CAO en de Wet Avv zijn het Nederlands antwoord op de
machtsstrijd in de ondernemingen. In andere landen, vooral in de
Angelsaksische, hebben we in het verleden gezien dat werknemers elkaar
met het mes op de keel dwongen lid te worden van de bond. Dat closed
shop-systeem heeft in Nederland nooit echt voet aan de grond gekregen.
In Nederland vallen in de eerste plaats door artikel 14 van de Wet CAO
ook werknemers die niet georganiseerd zijn onder de werkingssfeer van
de CAO. Dat we in Nederland niets voelden voor het closed shop-systeem
bleek al uit de memorie van toelichting bij artikel 14 van de Wet CAO
van 1927:
Wanneer bijvoorbeeld bij collectief contract een bepaald loon is
vastgesteld, ware het ongewenscht, dat de werkgever bevoegd zou
blijven niet-aangesloten arbeiders tegen een lager loon in dienst te
nemen. Het gevolg daarvan zou kunnen zijn, dat de wel-aangesloten
arbeiders moeilijker werk zouden kunnen vinden.
Om aan zulke gevolgen te ontkomen, zouden werkliedenorganisaties
allicht aandringen op opneming in de collectieve arbeidsovereenkomst
van bepalingen omtrent verplicht lidmaatschap van de in dienst te
nemen arbeiders en zulke bepalingen zouden onder de tegenwoordige
omstandigheden stellig niet gewenscht zijn.
Ook niet-georganiseerde werknemers vallen dus onder de CAO. Dat is
niet alleen economisch van betekenis, maar dient ook een sociaal doel.
Als het minder goed gaat biedt de CAO de bescherming dat mensen in de
kostprijs van hun arbeid niet tegen elkaar uitgespeeld worden.
Door het algemeen verbindend verklaren van CAO's vallen in tweede instantie ook ongeorganiseerde werkgevers onder de werkingssfeer van de CAO. Zo kan er geen sprake meer zijn van onderbieding ten opzichte van de CAO-lonen en daarmee van ondermijning van de bedrijfstak-CAO. Avv is daarmee in 1937 het sluitstuk ter ondersteuning van de CAO.
CAO's dragen bovendien bij aan goede arbeidsverhoudingen. Denk aan de
bouwsector, die bij uitstek een sector is van nuttige afspraken. Al
moet ik erkennen dat een van de weinige schoonheidsfoutjes die zijn
gemaakt bij het algemeen verbindend verklaren de bouw-cao betreft,
waar we de op het ogenblik enigszins omstreden functie van calculator
algemeen verbindend hadden verklaard. Maar gelukkig hebben we in elk
Avv-besluit een vangnetbepaling opgenomen.
De algemeen verbindend verklaring wordt met enige regelmaat ter
discussie gesteld, vaak onder verwijzing naar de representativiteit
van de vakbeweging. Voor mij is die discussie niet aan de orde. Uit de
praktijk blijkt dat de steun voor het werk van de vakbeweging groter
is dan het aantal leden doet vermoeden. Bovendien kunnen werknemers
altijd lid van een bond worden als ze invloed willen hebben op de
CAO's. Aan de andere kant staat het werkgevers vrij geen CAO af te
sluiten als ze denken dat de bond niet voldoende representatief is.
Wie on-Nederlandse eisen aan de representativiteit van de vakbeweging
stelt moet er rekening mee houden dat de vakbeweging op sommige
plaatsen verdwijnt. Maar ook dat ze op andere plekken geradicaliseerd
terugkeert.
Daarnaast vind ik dat in de discussie over Avv op het gevoelige punt
van de aanvulling in het tweede ziektejaar de daadkracht van de
sociale partners prevaleert boven die van het kabinet. Het strategisch
akkoord is daarover duidelijk:
'Het algemeen verbindend verklaren van CAO's wordt niet ter discussie
gesteld, ervan uitgaande dat sociale partners de verantwoordelijkheid
nemen om goede afspraken in de Stichting van de Arbeid te maken en na
te komen.'
En een tweede passage:
'Wezenlijk bij de aanpak van arbeidsongeschiktheid is dat de
bovenwettelijke aanvulling van het Wulbz-inkomen uiterlijk in het
tweede ziektejaar ophoudt. Het verdient verre de voorkeur dat sociale
partners dit zelf regelen dan dat dit wettelijk zou moeten worden
geregeld.'
Ik zie liever stabiele arbeidsverhoudingen die het algemeen belang
niet schaden, maar het juist dienen. Daarvoor is nodig dat niet alleen
de overheid zich verantwoordelijk voelt voor het algemeen belang, maar
dat ook het georganiseerde bedrijfsleven beseft dat het zich niet
afzijdig kan houden als het gaat om bredere belangen dan die van de
eigen kring.
Dat valt de sociale partners niet altijd gemakkelijk. Ook vandaag de
dag zie je dat bij economische tegenwind de sociale partners geneigd
zijn om verworvenheden uit het verleden veilig te willen stellen en
niet mee te werken aan noodzakelijke vernieuwingen. Op zo'n moment is
van grote betekenis of de Stichting van de Arbeid bij het verbinden
van eigen belang met het algemeen belang een coördinerende rol kan
spelen.
Na een aantal jaren van stevig groeiende inkomens zal volgend jaar
sprake moeten zijn van sobere CAO's als we willen voorkomen dat de
concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven verder wordt uitgehold.
Met als gevolg verdere afbraak van werkgelegenheid.
Maar niet alleen dat. Kijkend naar de langere termijn en naar het
bredere belang, zullen overheid en de sociale partners binnenkort
afspraken moeten maken over de regelingen rond ziekte en
arbeidsongeschiktheid. Ziekte en arbeidsongeschiktheid spelen niet
alleen op sectoraal niveau, maar zijn wel degelijk ook een landelijk
thema.
Ik heb de Stichting van de Arbeid advies gevraagd over het voorkomen
van arbeidsongeschiktheid. Want op dat terrein zie ik een
belangrijke eigen verantwoordelijkheid voor de sociale partners. U had
het vorige kabinet beloofd voor 1 mei met een advies te komen. Dat is
niet gelukt en daar zullen goede redenen voor zijn. Maar ik doe een
dringend beroep op u nog deze maand met uw visie te komen op de
bijdrage die CAO's kunnen leveren aan het terugdringen van
ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. Dan kunnen uw advies of
aanbevelingen volgende maand een rol spelen bij het najaarsoverleg. Ik
hoop dat de Stichting niet alleen komt met een advies aan mij, maar
ook een aanbeveling aan de eigen achterban. Want de kern van de
oplossing van de problematiek met arbeidsongeschiktheid ligt ook
daar.
Overzie ik de verschillende thema's: loonontwikkeling, WAO, pensioen,
productiviteit en hun urgentie, dan ga ik ervan uit dat wat tien jaar
geleden mogelijk bleek ook nu haalbaar is. In 1993 heeft de Stichting
van de Arbeid met haar Nieuwe Koers in belangrijke mate het
CAO-overleg van de daaropvolgende jaren beïnvloed. In hun Nieuwe Koers
ontvouwden de sociale partners een perspectief:
Sociale partners zijn zich bewust van het feit dat zij op hun eigen terrein een substantiële bijdrage kunnen en moeten leveren aan economisch herstel en verbetering van de werkgelegenheid. Vanuit die verantwoordelijkheid leggen zij partijen op decentraal niveau een agenda voor ten behoeve van het cao-overleg 1994 in het perspectief van de middellange termijn. Een nieuwe koers op arbeidsvoorwaardengebied moet snel worden ingezet.
Na 75 jaar heeft het instrument van de CAO zijn bestaanrecht ruimschoots bewezen. Tegelijkertijd is volgend jaar het jaar van de waarheid. Er staan thema's op de agenda die een ruime oriëntatie op het algemeen belang vergen. In 2003 en de daaropvolgende jaren zullen loonmatiging, aanpak van arbeidsongeschiktheid en ziekteverzuim met daarbij ook prikkels voor werknemers een plaats moeten krijgen.
Ik heb er vertrouwen in dat sociale partners ook in deze tijd zich
niet zullen beperken tot het behartigen van het eigen korte
termijn-belang, maar zich ook zullen oriënteren op het algemeen
belang. Ik denk dat deze tijd de nodige creativiteit vergt om naast
impopulaire besluiten ook zaken te vinden die het belang van
werkgevers en werknemers op langere termijn kunnen dienen. Ik verwacht
dat het opnemen van een innovatie-agenda in het najaarsoverleg
daarvoor concrete aanknopingspunten biedt.
De CAO - dat is duidelijk regelt meer dan het inkomen van werknemers.
De CAO is een sleutelinstrument tussen redelijk eigenbelang van
werkgevers en werknemers en het centraal gecoördineerd beleid in het
algemeen belang. Eigentijdse CAO's kunnen die functie nog lange tijd
blijven vervullen.
---
Memorie van toelichting van de Wet AVV.
Partijen bevorderen dat de betrokken werkgevers- en
werknemersorganisaties de maatregelen van het convenant op het gebied
van fysieke belasting en allergene belasting, zoals genoemd in artikel
2, 4, 5 en 6 opnemen in een CAO voor de kappersbranche en streven naar
de algemeen verbindend verklaring van die CAO.
Memorie van toelichting bij artikel 14 van de Wet CAO van 1927.
Zie ook de notitie aan de Tweede Kamer van 8 februari 2001 over de
representativiteit van de sociale partners, Tweede Kamer, vergaderjaar
2000-2001, 27 400 XV, nr.50.
Brief aan de Stichting van de Arbeid dd 27-12-2001.
Een nieuwe koers: agenda voor het cao-overleg 1994 in het
perspectief van de middellange termijn.