Dordrecht, 2 oktober 2002
Chemiebedrijf betaalt 25.000 voor overtreding Wet Milieubeheer
Chemiebedrijf Chemproha B.V. uit Zwijndrecht heeft een
transactievoorstel van 25.000,- geaccepteerd. De aanleiding voor het
aanbieden van de transactie was een ongeval dat op 26 juli 2001 op het
bedrijfsterrein in Zwijndrecht plaatsvond. In enkele vaten met daarin
een mengsel van melkzuur en salpeterzuur trad een chemische reactie
op. Als gevolg daarvan kwam een gaswolk vrij die vermoedelijk uit het
giftige stikstofdioxide bestond.
De gaswolk werd vervolgens door de wind meegevoerd in de richting van
de ten noorden van het bedrijf gelegen woningen. Door ingrijpen van de
bedrijfshulpverlening en de plaatselijke brandweer kon uiteindelijk
worden voorkomen dat de gaswolk die woningen daadwerkelijk bereikte.
Het ongeluk zorgde voor veel onrust en commotie. Wegen werden afgezet
en bewoners werden verzocht ramen en deuren te sluiten. Het
treinverkeer werd stilgelegd en het rampenplan trad in werking. Acht
medewerkers van Chemproha werden voor onderzoek naar het ziekenhuis
overgebracht. Enige tijd later konden zij zonder verdere behandeling
het ziekenhuis verlaten.
Chemproha had eerder in juli salpeterzuur aan een afnemer geleverd.
Door een fout werd het salpeterzuur overgepompt in een tank met
melkzuur, waardoor het bewuste mengsel ontstond. Wie verantwoordelijk
was voor deze fout, kon niet worden vastgesteld. Chemproha heeft het
mengsel daarop teruggenomen en overgepompt in viertal vaten. Enkele
dagen later vond de chemische reactie plaats.
Onderzoek heeft uitgewezen dat het mengsel van salpeter- en melkzuur
moet worden aangemerkt als een gevaarlijke afvalstof. Chemproha was
niet bevoegd dergelijke stoffen in te zamelen. Bovendien heeft het
bedrijf bij de opslag van deze stoffen enkele voorschriften van haar
vergunning op grond van de Wet Milieubeheer overtreden.
Gelet op de commotie die het ongeval heeft veroorzaakt, zou vervolging
van het bedrijf op zijn plaats zijn. Het Openbaar Ministerie is echter
van mening dat in dit geval kan worden volstaan met het aanbieden van
een transactie, omdat niet is vast komen te staan hoe de chemische
reactie heeft kunnen ontstaan. Voorts blijkt uit het onderzoek niet
dat aan bepaalde personen een bijzonder verwijt kan worden gemaakt,
zodat eventuele vrijheidsstraffen niet aan de orde zijn. Naar oordeel
van het Openbaar Ministerie is het ongeval aan te merken als een
incident en niet het gevolg van ernstige tekortkomingen in de
bedrijfsvoering.