Geneesmiddelenvoorziening
Voornemen tot intrekken wijziging Wet op de Geneesmiddelenvoorziening
De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
GMT/G-2320708
2 oktober 2002
Tijdens het interpellatiedebat van 26 september jl. heb ik u toegezegd
om u binnen een week te informeren over het al dan niet intrekken van
het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de
Geneesmiddelenvoorziening en de Gezondheidswet (wetsvoorstel 23 959).
Met deze brief doe ik deze toezegging gestand.
Sinds 1 maart 1999 (indiening nota van wijziging) ligt wetsvoorstel 23
959, in zijn huidige vorm, ter behandeling voor aan uw Kamer. Tot nu
toe is dit voorstel nog niet in behandeling genomen.
Ik ben voornemens Hare Majesteit de Koningin ter verzoeken dit
wetsvoorstel in te trekken en de hierin neergelegde bepalingen in
enigszins gewijzigde vorm op te nemen in de in voorbereiding zijnde
nieuwe geneesmiddelenwet. Hieraan ligt de volgende redenering ten
grondslag:
1. De in het wetsvoorstel 23 959 opgenomen definities zijn inmiddels
niet meer volledig toegesneden op de huidige praktijk. Een nota
van wijziging zou derhalve noodzakelijk zijn;
2. Inmiddels is de nieuwe geneesmiddelenwet in een dusdanig
vergevorderd stadium dat ik het op praktische gronden niet
wenselijk acht een dergelijke nota van wijziging op wetsvoorstel
23 959 in te dienen. Ik geef er dan ook de voorkeur aan om de
reclameregels bij de integrale herziening van de nieuwe
geneesmiddelenwet mee te nemen.
Voorts ben ik voornemens Hare Majesteit de Koningin voor te stellen
het besluit, houdende wijziging van het Reclamebesluit geneesmiddelen,
waarover de Raad van State advies heeft uitgebracht, niet vast te
stellen. De tekst van het gewijzigde besluit zal als hoofdstuk in de
nieuwe geneesmiddelenwet worden meegenomen.
De nieuwe geneesmiddelenwet zal in oktober worden behandeld in de
Ministerraad.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. Eduard J. Bomhoff