Mogelijke besmetting in medisch centrum Alkmaar
De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
DBO-K-U-2316284
2 oktober 2002
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Arib
(PVDA) over mogelijke besmetting in het Medisch Centrum Alkmaar
(2010215280).
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. Eduard J. Bomhoff
Mogelijke besmetting in medisch centrum Alkmaar 1. Mogelijke
besmetting in medisch centrum Alkmaar
Kamerstuk, 2-10-2002
Om het kamerstuk op te halen: Zie het origineel http://www.minvws.nl/document...er=393&page=18436 .
Antwoorden op kamervragen vanhet kamerlid Arib over mogelijke besmetting in het Medisch
Centrum Alkmaar (2010215280).
---
Vraag 1.
Bent u op de hoogte van het bericht dat 200 mensen mogelijk besmet zijn met hepatitis B,
hepatitis C, HIV of tuberculose? 1)
Antwoord
Ja
Vraag 2.
Wat vindt u van het feit dat het hier 200 mensen betreft die mogelijk besmet zijn, en die zoals
het er nu naar uitziet niet tot de risicogroepen behoren, namelijk kinderen van allochtone afkomst
en adolescenten?
Antwoord
Dit betreft een bedrijfsongeval waarvan de ernst en omvang nog moet worden vastgesteld
door onderzoek van de betreffende patiënten. Doordat het gaat om een behandeling waardoor
patiënten mogelijk een risico hebben gelopen, kan niet gesproken worden van dezelfde risicogroepen
als waarvoor hepatitis B-vaccinatie van belang is, zoals kinderen van allochtone afkomst
of adolescenten. Daarvoor zijn met name andere besmettingsroutes van belang.
Bovendien gaat het bij mogelijke besmetting via flexibele scopen niet alleen om een risico op
besmetting met het hepatitis B-virus, maar ook met hepatitis C, HIV of tuberculose. Alleen
tegen hepatitis B is vaccinatie mogelijk. Dit maakt dat algemene preventiemaatregelen in dit
geval het belangrijkst zijn. Dit betreft algemene hygiënemaatregelen ter preventie van overdracht
en reiniging en desinfectie van de flexibele scopen volgens de richtlijnen van de Werkgroep
Infectiepreventie.
Vraag 3.
Deelt u nog steeds de mening dat alleen kinderen van allochtone afkomst en adolescenten gevaccineerd
dienen te worden tegen hepatitis B?
Antwoord
Ik ben nog steeds van mening dat een aanpak via algemene preventiemaatregelen en vaccinatie
van risicogroepen het beste is. Vaccinatie van kinderen van allochtone afkomst start
begin 2003 via het Rijksvaccinatieprogramma. Ook vindt vaccinatie plaats van risicogroepen
zoals intraveneuze druggebruikers en mensen met veel wisselende seksuele contacten.
Daarnaast wordt vaccinatie van werkers in de gezondheidszorg gestimuleerd. Wat betreft
vaccinatie van adolescenten ben ik nog in afwachting van een advies van de Gezondheidsraad.
Vraag 4.
Deelt u voorts de mening dat een algemene vaccinatie tegen hepatitis B besmetting van
mensen die niet tot de risicogroepen behoren kan voorkomen?
Antwoord
Indien de hele bevolking is gevaccineerd tegen hepatitis B zou besmetting niet meer mogelijk
zijn. Uitzondering hierop zijn overigens de mensen die niet reageren op vaccinatie met het maken
van antistoffen (non-responders). Ik acht het risico waar nu over gesproken wordt niet
van zo'n aard dat daarvoor vaccinatie van de gehele bevolking aangewezen is. Zie ook het
antwoord op vraag 2.
Vraag 5.
Bent u het met de stelling eens dat dit incident nog eens duidelijk maakt dat het noodzakelijk
is tot een algemene vaccinatie tegen Hepatitis B over te gaan? Zo ja, welke voorbereidingen
gaat u treffen om dit tot stand te brengen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Nee, zie mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 6.
Kunt u aangeven hoe vaak iatrogene besmetting met hepatitis B is opgetreden in de laatste jaren
en hoeveel mensen hierbij waren betrokken?
Antwoord
Bij de Inspectie zijn geen gevallen van iatrogene hepatitis B-besmettingen bekend in Nederland
die verband houden met flexibele scopen en de daarbij gebruikte reinigings- en desinfectieapparatuur.
In de internationale literatuur is deze transmissieweg wel beschreven.
In Nederland is wel transmissie van hepatitis B-virus beschreven van een chirurg naar enkele
van zijn patiënten. Inmiddels zijn daarvoor richtlijnen geformuleerd. Het naleven van de richtlijnen
wordt thans getoetst door de Inspectie voor de Gezondheidszorg.