charset="iso-8859-1"
---
Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal Binnenhof4 Den Haag
Directie Sub-Sahara Afrika Bezuidenhoutseweg 67 Postbus 20061 2500 EB Den
Haag
Datum 2 oktober 2002 Behandeld Pascalle Grotenhuis
Kenmerk DAF-641-02 Telefoon 070-3485016
Blad /5 Fax 070-3486607
Bijlage --- E-Mail pascalle.grotenhuis@minbuza.nl
Betreft Verzoek over de actuele situatie in Zuidelijk Afrika (Buza 2002/32)
Zeer geachte Voorzitter,
Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken, de
reactie aan op uw verzoek van 11 september 2002, met kenmerk Buza 2002/32.
Nederland maakt zich grote zorgen om de voedselcrisis in Zuidelijk Afrika.
Deze maand kampen bijna 7 miljoen mensen met een tekort aan voedsel. Dit
aantal loopt volgens de laatste gegevens van het WereldVoedselProgramma
(WFP) in december jl. op tot 14,4 miljoen mensen, verspreid over Zimbabwe,
Zambia, Malawi, Mozambique, Lesotho en Swaziland. Regionale droogte, maar
ook het beleid van de diverse regeringen, hebben een negatieve impact op de
voedselsituatie in de regio.
De voedselcrisis staat niet op zich zelf. Met name de combinatie met de
HIV/AIDS epidemie en de wisselwerking die deze twee fenomenen op elkaar
hebben, maken dat er sprake is van een humanitaire ramp in Zuidelijk Afrika.
Situatie in de regio
In Malawi worden 2,1 miljoen mensen met hongersnood bedreigd. Verwacht wordt
dat dit zal oplopen tot 3,3 miljoen (20% van de bevolking). In februari jl.
is reeds, vanwege de voedselcrisis, de noodtoestand uitgeroepen.
Voedseltekorten en dientengevolge ondervoeding hebben bijgedragen aan de
recente cholera-uitbraak, die Malawi teistert.
In Zambia kampen bijna 3 miljoen mensen met voedseltekorten (26% van de
bevolking), met name in de zuidelijke en westelijke provincies. Naast
directe voedselhulp is eveneens behoefte aan uitbreiding van voorzieningen
op het terrein van water en sanitatie alsmede aan additionele medische zorg.
Geschat wordt dat in Zimbabwe op het hoogtepunt van de crisis 7 miljoen mensen bedreigd worden door hongersnood, de helft van de totale bevolking. In Zimbabwe is, naast natuurlijke omstandigheden, sprake van een zeer negatieve rol van de overheid. 'Bad governance', waaronder het dubieuze landhervormingproces, heeft geleid tot een enorme terugval in de binnenlandse voedselproductie (65% ten opzichte van vorig jaar), die ook van grote invloed is op de omliggende landen. Daarnaast wordt de Zimbabwaanse regering beschuldigd van het gebruik van de hongersnood voor politieke doelstellingen door uitsluitend voedsel te verstrekken aan ZANU-PF sympathisanten en oppositieleden voedselhulp te weigeren.
In Lesotho worden op dit moment 650.000 mensen, een derde van de bevolking,
bedreigd door voedseltekorten. Ondanks een relatief hoog Bruto Nationaal
Product leeft 66 procent van de bevolking onder de armoedegrens, waardoor
een groot deel van de bevolking onvoldoende middelen heeft om voedsel te
kopen.
In Swaziland kampt een kwart van de bevolking, 270.000 mensen, met een
tekort aan voedsel. Het betreft hier vooral de huishoudens die geleid worden
door alleenstaande vrouwen, door kinderen en door grootouders.
Mozambique lijkt het minst getroffen door de droogte. In vergelijking met de
rest van de regio Zuidelijk Afrika is de behoefte aan additioneel voedsel
aanzienlijk minder hoog. In enkele noordelijke regio's wordt zelfs een
voedselsurplus gegenereerd. Door gebrekkige infrastructuur en een gebrek aan
vrachtauto's verloopt distributie naar schaarstegebieden in het Zuiden
echter moeizaam.
Effecten
Het probleem van voedselschaarste verschilt in de zes hier bovengenoemde
landen. Er zijn gebieden waar geen voedsel te koop is en de oogsten mislukt
zijn. Het kan zijn dat er elders wel voldoende voedsel is, maar dat de
mensen geen geld hebben om het te kopen. Uit een recent onderzoek van de
Southern Africa Development Community (SADC) blijkt dat mensen op
verschillende manieren een uitweg proberen te vinden. Voorbeelden om te
overleven zijn kinderen van school halen, (nog) minder voedsel kopen,
verkopen van schamele bezittingen waaronder vee, prostitutie en migratie
naar de stad. In Zimbabwe is 18% van de kinderen inmiddels van school
gehaald.
Complicerende factoren
Steeds duidelijker wordt dat het niet om een voedselcrisis alleen gaat. Er
is sprake van een overlap met de HIV/AIDS crisis. Dit maakt een adequaat
antwoord zeer moeilijk.
De besmettingscijfers variëren van gemiddeld 13% in Mozambique tot 43% in
Zimbabwe. Het gemiddelde van de getroffen landen is 24%. Het betreft vooral
de mensen in de leeftijd van 15 tot 49 jaar, kortom de productieve leeftijd.
Een ruwe schatting geeft aan dat er in de getroffen landen tezamen 4 miljoen
weeskinderen zijn, waarvan een groot deel ook besmet is. Door HIV/AIDS zijn
mensen niet meer in staat om te werken, waardoor het gezinsinkomen nog
verder naar beneden gaat en men nog minder voedsel kan kopen. In de rurale
gebieden, waar een groot deel van de bevolking afhankelijk is van
zelfvoorzienende landbouw, heeft HIV/AIDS een directe invloed op de
voedselproduktie. Mensen zijn te ziek om op het land te werken en de
kinderen zijn te onervaren om de ouders te vervangen waardoor de
voedselvoorziening nog verder achteruitgaat. De regeringen van de betrokken
landen reageren niet in alle gevallen adequaat genoeg op de HIV/AIDS crisis.
Dit komt mede door het feit dat er op HIV/AIDS nog steeds een taboe rust.
Mensen gaan niet dood aan AIDS maar aan een griep, tuberculose of kanker.
Zolang de ziekte wordt miskend zal er ook geen adequaat beleid mogelijk
zijn.
Armoede wordt voor een groot deel veroorzaakt door de economische
achteruitgang van de regio en heeft een negatieve invloed op de
(voedsel)koopkracht van mensen.
De armoede wordt nog eens versterkt door de hierboven omschreven gevolgen
van HIV/AIDS. Armoede wordt niet meer alleen uitgedrukt in geld. Het gaat
ook om toegang tot sociale voorzieningen en dergelijke. De prijs van
basisvoedsel is in deze regio sterk gestegen en met name in gebieden waar
sprake is van voedselschaarste. (ook in Zuid-Afrika, een land dat het minst
is getroffen door de voedselschaarste, zijn de prijzen van vele
basisvoedselproducten soms met meer dan 18 % gestegen).
Nederlandse bijdrage
De voedselsituatie in Zuidelijk Afrika heeft in juli geresulteerd in een
regionaal VN-appeal ten bedrage van USD 612 miljoen voor Lesotho, Swaziland,
Malawi, Zambia, Zimbabwe en Mozambique. Nederland heeft inmiddels USD 5
miljoen bijgedragen voor de regio. Dit bedrag komt bovenop de USD 40 miljoen
die Nederland eerder dit jaar heeft bijgedragen aan de wereldwijde
activiteiten van het WFP. Zoals aangegeven in een eerdere brief aan de Kamer
van 28 juni jl. (buza020307), heeft Nederland voorts begin 2002 voedselhulp
aan Zambia en Malawi gegeven (respectievelijk EUR 500.000 en EUR 545.000).
Daarnaast zijn ten behoeve van Swaziland en Lesotho twee bijdragen gedaan
van EUR 45.000 per land.
Van de extra Nederlandse bijdrage voor het VN- appeal voor Zuidelijk Afrika
is reeds USD 4 miljoen (EUR 4,3 mln) overgemaakt aan het WFP. Nederland
heeft in het algemeen drie voorwaarden gesteld:
de distributie van voedselhulp dient volstrekt onpartijdig te verlopen,
het voedsel dient zoveel mogelijk lokaal of regionaal te worden aangeschaft
de betrokken landen dienen zelf de keuze te kunnen maken of zij al dan niet
genetisch gemodificeerde voedselhulp accepteren.
Van de Nederlandse bijdrage aan het VN-appeal werd USD 1 miljoen
aangehouden, omdat nagegaan diende te worden wat het beste
(uitvoerings)kanaal voor de voedselhulp in Zimbabwe zou zijn, om
politisering van voedselhulp te voorkomen. Inmiddels is in nauw overleg met
de Nederlandse Ambassade in Harare besloten om bijvoeding aan schoolkinderen
te geven via lokale NGO's.
De drie hierboven genoemde voorwaarden worden door Nederland eveneens
bepleit in EU-verband. De Europese Commissie heeft inmiddels in totaal 217
miljoen Euro toegezegd voor voedselhulp aan de zes in het regionale
VN-appeal opgenomen landen. Het grootste gedeelte van deze bijdrage is
afkomstig van de humanitaire hulpafdeling van de Europese Commissie, ECHO.
Keuzevrijheid
Van de zes binnen het VN-appeal voor Zuidelijk Afrika opgenomen landen
verzet Zambia zich het meest uitgesproken tegen het ontvangen van genetisch
gemodificeerd voedsel. Het WFP is volop bezig met distributie van voedsel in
de regio en distribueert in Zambia nu niet gemodificeerde maïs, maar geeft
daarbij wel aan dat zonder genetisch gemanipuleerde maïs niet aan de totale
voedselbehoefte van Zambia kan worden voldaan.
Nederland zal - samen met andere geïnteresseerde donoren en ontvangende
landen - in de komende, Uitvoerende Raad van het WFP (eind oktober) een
discussie aankaarten over de kwestie van genetisch gemodificeerde
voedselhulp en de correcte procedures bij leverantie. Nederland hangt
daarbij het standpunt aan dat ontvangende landen zelf een keuze dienen te
kunnen maken of zij al dan niet GMO-voedselhulp willen accepteren. Mocht
hieruit voortkomen dat de ontvangende landen kiezen voor het vermalen van
genetisch gemodificeerd voedsel, om het zaaien ervan op het eigen
grondgebied tegen te gaan dan zal Nederland de mogelijkheden om hieraan bij
te dragen bezien. In Mozambique zijn, op verzoek van het Nationale
Rampenbestrijdingsinstituut, Nederlandse restfondsen van noodhulp ten
behoeve van de overstromingen in 2000 ingezet voor vermaling van genetisch
gemodificeerd voedsel.
De Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking
A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven
Kenmerk DAF-641-02
Blad /5
===