Ministerie van Buitenlandse Zaken
---
Algemeen ambtsbericht Syrië April 2002
1 Inleiding
---
Dit rapport bevat informatie over de algemene situatie in Syrië en is
opgesteld met het oog op de beoordeling van asielaanvragen van Syriërs in
Nederland en eventuele verwijdering van afgewezen Syrische asielzoekers
vanuit Nederland. Het rapport is een geactualiseerde bewerking van het
algemeen ambtsbericht Syrië van 6 december 2000, kenmerk DPC/AM-675345.
Op 21 december 2001 is een algemeen ambtsbericht Syrië/identiteitsnummer
(kenmerk DPV/AM-746495) uitgebracht. Op 31 januari 2002 is een algemeen
ambtsbericht Syrië/Palestijnen (kenmerk DPC/AM-707220) uitgebracht. Deze
algemene ambtsberichten dienen in samenhang met en in aanvulling op dit
rapport te worden gelezen.
Bij de opstelling van dit rapport is gebruik gemaakt van rapportages
afkomstig van de Nederlandse ambassade in Damascus, alsmede van informatie
afkomstig van het US Department of State, Amnesty International, Human
Rights W atch, de Economist Intelligence Unit (EIU), UNHCR en het Duitse
Bundesamt für die Anerkennung ausländischer Flüchtlinge. Ook is gebruik
gemaakt van vakliteratuur en berichtgeving in de media. De tekst van dit
rapport is in een aantal gevallen gebaseerd op informatie die op
vertrouwelijke basis is ingewonnen. In bijlage 3 is een overzicht opgenomen
van de geraadpleegde openbare bronnen.
In hoofdstuk 2 wordt de binnenlands-politieke en economische situatie in
Syrië geschetst. Daarbij komt in paragraaf 2.2 de positie van verschillende
legale, gedoogde en illegale partijen aan de orde. In paragraaf 2.3 worden
politieke aspecten behandeld. In paragraaf 2.4 wordt aandacht besteed aan
geheime diensten en leger. In paragraaf 2.5 volgt een schets van de
sociaal-economische situatie.
Hoofdstuk 3 beschrijft de mensenrechtensituatie in Syrië. Na een overzicht
van de grondwettelijke bepalingen, andere nationale wetgeving en verdragen
waarbij Syrië partij is, worden de mogelijkheden van toezicht op de
mensenrechtensituatie geschetst. Hierna volgt in paragraaf 3.2 de eigenlijke
beschrijving van de situatie van de mensenrechten in Syrië. Hierin is
opgenomen een beschrijving van de positie van enkele religieuze
bevolkingsgroepen, waarna in paragraaf 3.3 de positie van etnische
minderheden en andere specifieke groepen aan de orde komt.
Hoofdstuk 4 handelt over vluchtelingen en ontheemden, waarbij het binnenlands vestigingsalternatief, het beleid van andere West-Europese landen en het beleid van UNHCR aan de orde worden gesteld.
Hoofdstuk 5 bevat een algehele samenvatting.
2 Landeninformatie
---
2.1 Basisgegevens
---
De Syrische Arabische Republiek heeft een oppervlakte van 185.180 km²,
ongeveer 4,4 x Nederland. In geografisch opzicht kan een aantal gebieden
worden onderscheiden. In het noordwesten liggen de Alawitische Bergen
die van de Middellandse Zee worden gescheiden door een smalle maar
vruchtbare kuststrook. Deze kuststrook en de westelijke hellingen van de
Alawitische Bergen zijn van oudsher dichtbevolkt. Net ten noorden van de
Libanese grens ligt 'de Poort van Homs', een natuurlijke laagvlakte tussen
de Alawitische Bergen en het Libanon- gebergte , waardoor de verbindingen
tussen kust en binnenland lopen. De grens met Libanon wordt gevormd door het
kalkstenen massief van het Anti-Libanon-gebergte . Ten oosten hiervan
strekt zich van Damascus tot aan Al-Nabk een langgestrekte oase uit, die via
(deels ondergrondse) rivieren (waaronder de rivier de Barada) en eeuwenoude
irrigatiekanalen water ontvangt uit de bergen. Het zuiden van Syrië bestaat
uit de hoogvlakte van Golan , het Hawran-plateau en de Arabische of
Druzische Bergen . Het hart van Syrië wordt gevormd door het stroomgebied
van de Orontes . Langs de grens met Turkije ligt een terrassenlandschap
met diep ingesneden rivieren, en meer naar het oosten een vruchtbaar
heuvellandschap; dit gebied, het noordelijke deel van 'Al-Jazirah' , is
de graanschuur van Syrië. Het zuidelijke deel van 'Al-Jazirah', het gehele
centrale en oostelijke deel van Syrië bestaat uit een grotendeels vlak
steppe- en woestijngebied, 'Badiyat al Sham' . Deze beslaat ongeveer
tweederde deel van het land. De vallei van de rivier de Eufraat loopt
dwars door dit steppe- en woestijngebied.
Het land heeft een inwonertal van ongeveer 16,5 miljoen en kent een
grote religieuze en etnische diversiteit. De meerderheid van de bevolking
(ongeveer 74 procent ) is sunniet . Sji'ieten , alawieten ,
druzen , ismaëlieten en yezidi's maken tezamen ongeveer
zestien procent van de bevolking uit. De in een veelheid van
kerken opgedeelde christelijke minderheid vormt ongeveer tien procent
van de bevolking. Er bevinden zich nog zo'n honderd joden ,
en wel in Damascus, Al-Qamishli en Aleppo .
Etnisch en linguïstisch kunnen in Syrië onder meer Arabieren (90,3 procent
), Koerden , Armeniërs , Turkmenen en Circassiërs
(tesamen 9,7 procent ) worden onderscheiden.
Het huidige Syrië ontstond aan het einde van de Eerste Wereldoorlog door het
uiteenvallen van het Ottomaanse rijk, waarvan het sinds l516 deel had
uitgemaakt. Voor l914 werd het gehele gebied dat thans de staten Syrië,
Libanon, Israël, Jordanië en de Palestijnse Gebieden omvat, als 'Syrië'
betiteld.
Op 10 juni l916 riep Sharif Hoessein Din Ali, emir van Mekka, de Arabische
opstand tegen het Ottomaanse bewind uit. Deze opstand mondde in oktober l918
uit in de verovering van Damascus door de troepen van de Britse generaals
Allenby en Barrow, en van de zoon van de emir van Mekka, Faisal, die werd
bijgestaan door Britse adviseurs, waaronder T.E. Lawrence .
Na de verovering van Damascus werd Faisal geïnstalleerd als 'onderkoning' over Syrië en Palestina. Op grond van de zogenaamde 'Sykes-Picot overeenkomst' was eerder, in l916, door het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk besloten dat Syrië onder Franse invloed zou komen te staan
In maart l920 werd de onafhankelijke staat 'Groot-Syrië' uitgeroepen met Faisal als koning. Tijdens de Volkenbond-conferentie in San Remo in april l920 kreeg Frankrijk 'Groot-Syrië' als mandaatgebied toegewezen. Emir Faisal vertrok in ballingschap en werd later koning van Irak.
Ondanks de officiële erkenning door Frankrijk in l941 werd Syrië pas
werkelijk onafhankelijk toen in l946 alle Franse troepen zich hadden
teruggetrokken.
In l950 kwam de eerste Syrische grondwet tot stand .
Vanaf l958 tot l961 maakte Syrië samen met Egypte deel uit van de 'Verenigde Arabische Republiek' (VAR). Na een militaire staatsgreep in Damascus in l961 kwam aan dit samenwerkingsverband met Egypte een einde. In l963 kwam in Syrië via een staatsgreep de Arabisch-socialistische Baath-partij aan de macht. Ook de in juni 2000 overleden Syrische president Hafez Al-Assad is via een staatsgreep aan de macht gekomen, en wel op 16 november l970. Op 22 februari l971 werd hij tot president van Syrië gekozen, een funktie die hij tot aan zijn overlijden onafgebroken heeft bekleed.
Eind jaren zeventig nam het binnenlands verzet tegen het bewind van wijlen
president Hafez Al-Assad grote vormen aan, met name in de conservatieve
handelssteden Aleppo, Homs en Hama, en in mindere mate in Damascus.
Gewelddadige vormen van verzet werden ondernomen door de
Moslimbroederschap , die banden onderhield met soortgelijke bewegingen
in Egypte en Jordanië. Deze militante acties liepen uit op een
grootschalige opstand door de inwoners van de stad Hama in l982, die door
het Syrische leger op zeer bloedige wijze werd neergeslagen. Naar schatting
20.000 mensen kwamen hierbij om het leven .
In l983 probeerde tijdens ziekte van wijlen president Hafez Al-Assad zijn
jongere broer Rifaat, commandant van de 55.000 man sterke elitaire 'Defence
Brigade' , de macht over te nemen . De krachtmeting die daarop
tussen voor- en tegenstanders van de president volgde, eindigde onbeslist,
maar liep uiteindelijk uit op ballingschap van Rifaat in Frankrijk. Rifaat
bleef echter één van de drie vice-presidenten en mocht in l992 naar Syrië
terugkeren. In februari l998 raakte hij echter onverwachts zijn functie van
vice-president kwijt .
Op 20 oktober l999 is een inval van een anti-drugseenheid in het
hoofdkwartier en particuliere haven van Rifaat Al-Assad in de buurt van de
stad Latakia in het noordwesten van Syrië uit de hand gelopen, en is op
heftig verzet gestuit van diens aanhangers . Een speciale
commandobrigade onder directe leiding van Bashar Al-Assad , tweede zoon
van de toenmalige Syrische president, moest vervolgens te hulp schieten. Bij
deze gevechten waarbij ook van tanks, vliegtuigen en raketten gebruik is
gemaakt, zoudens volgens onbevestigde berichten meer dan zevenhonderd mensen
zijn gedood, of gewond geraakt .
Rifaat Al-Assad geniet overigens geen brede steun onder de Syrische
bevolking. Alleen in de omgeving van de stad Latakia zouden er enkele
honderden mensen zijn die hij tot zijn fanatieke aanhang zou kunnen rekenen.
De wijze waarop het regime de ongeregeldheden in het najaar van l999 in en
om de stad Latakia de kop heeft ingedrukt, duidt er op dat de aanhang van
Rifaat Al-Assad geen enkele ruimte wordt gegeven. Hoewel het aannemelijk is
dat degenen die meededen aan deze ongeregeldheden zijn opgepakt, valt niet
na te gaan of en op welke wijze zij zijn bestraft. Ook is niet duidelijk of
personen in verband met deze ongeregeldheden nog vastgehouden worden.
De aanhoudend sterke greep van wijlen president Hafez Al-Assad op de macht in het land heeft van zijn opvolging altijd een uiterst gevoelig politiek punt gemaakt. Speculaties als zou de president zijn oudste zoon Basil aan het voorbereiden zijn voor een eventuele opvolging, werden de grond ingeboord doordat een auto-ongeluk in januari l994 een voortijdig einde maakte aan het leven van deze potentiële presidentskandidaat.
Op zaterdag 10 juni 2000 is president Hafez Al-Assad op 69-jarige leeftijd
overleden, en op 13 juni 2000 is hij in zijn geboortedorp Qardaha ter aarde
besteld.
Onmiddellijk na het overlijden van de president werd in Damascus alles in
het werk gesteld om een snelle overdracht van de macht aan diens zoon Bashar
te garanderen . Het Syrische parlement stemde dezelfde dag nog in met
een wijziging van de Syrische grondwet, waarbij de minimumleeftijd voor een
presidentskandidaat werd verlaagd van 40 tot 34 jaar . Op 11 juni
2000 volgde de benoeming van Bashar Al-Assad tot generaal en
opperbevelhebber van het leger, alsmede zijn aanwijzing door het Centraal
Comité van de Baath-partij als kandidaat-leider van deze partij . Kort
daarop liet het Regionale (dat wil zeggen 'Syrische') Commando van de
Syrische Baath-partij weten Bashar Al-Assad officieel voor te dragen als
(enige) partijkandidaat voor het presidentschap. Tijdens het Negende
Nationale Congres van de Syrische Baath-partij in Damascus, dat sinds l985
voor het eerst weer bijeenkwam, werd Bashar Al-Assad door het nieuwe
Centraal Comité van de Baath-partij op 19 juni 2000 unaniem tot
secretaris-generaal en daarmee tot nieuwe leider van de Baath-partij
gekozen . Na een lange, over twee dagen uitgesmeerde zitting waarin 160
afgevaardigden de overleden president lof verkondigden en eeuwige trouw
beloofden aan Bashar Al-Assad, heeft het Syrische parlement op 27 juni 2000
de partijnominatie van Bashar Al-Assad voor het presidentschap goedgekeurd.
Op 10 juli 2000 is met 97,29 procent van de daartoe bij volksraadpleging
uitgebrachte stemmen Bashar Al-Assad tot president van Syrië gekozen .
De beëdiging van het nieuwe staatshoofd vond op 17 juli 2000 plaats .
2.2 Staatsinrichting
---
Syrië is een seculiere staat die bestuurd wordt door een regime dat steunt
op een kleine machtsgroep. Deze laatste groep behoort voor een belangrijk
deel tot de minderheid van de alawieten . Ook de president maakt van
deze minderheid deel uit.
De president is niet alleen staatshoofd, maar ook opperbevelhebber van de
Syrische strijdkrachten en secretaris-generaal van de Baath-partij. Hij
benoemt en ontslaat vice-presidenten, de minister-president en leden van de
raad van ministers. De president wordt gekozen bij referendum voor een
periode van zeven jaar.
De grondwet omschrijft de Syrisch-Arabische Republiek als een
'democratisch-socialistische volksrepubliek' die geleid wordt door de
Baath-partij .
Hoewel de uitvoerende macht in naam bij de raad van ministers berust, is het
de president die de belangrijkste beslissingen neemt.
Het politiek bestel in Syrië berust op de volgende vier pijlers: de
strijdkrachten , de geheime diensten , de ambtelijke bureaucratie en
de Baath-partij .
De volksvertegenwoordiging van 250 leden wordt gedomineerd door het
Nationale Progressieve Front (NPF). Dit is een sinds l972 bestaande coalitie
van zes partijen, waarbinnen de Baath-partij almachtig is . De
Baath-partij heeft een absolute zetelmeerderheid in de
volksvertegenwoordiging.
De volksvertegenwoordiging heeft weinig tot geen invloed op het beleid.
Doorgaans beperkt zij zich bij acclamatie tot het bekrachtigen van de door
de president uitgezette lijn en keurt zij het beleid van het regime zonder
wezenlijk debat goed.
Op 30 november en 1 december l998 vonden er in Syrië parlementsverkiezingen
plaats . De verdeling van de 250 parlementszetels over de deelnemende
partijen stond volgens velen echter al bij voorbaat vast. Van de 250 zetels
in het Syrische parlement bezet de Baath-partij er thans 135, de overige
NPF-partijen 32 en de onafhankelijken 83. Onder deze laatste groep bevinden
zich ook parlementariërs die behoren tot religieuze of etnische minderheden
zoals christenen, Koerden en druzen. Deze onafhankelijken zijn echter geen
vertegenwoordigers van religieuze of etnische partijen, maar hebben op
persoonlijke titel zitting in het parlement.
In Syrië mogen naast de Baath-partij officieel geen andere politieke
partijen bestaan dan de vijf partijen die deelnemen aan het Nationaal
Progressief Front (NPF). Zolang in de Syrische grondwet is vastgelegd dat de
Baath-partij de leiding heeft in staat en maatschappij , is er geen
vooruitzicht op verandering van deze situatie. De vijf met de Baath-partij
in het NPF samenwerkende politieke partijen hebben zich verbonden geen
activiteiten te ontplooien binnen de strijdkrachten en onder studenten. Zij
zijn nauwelijks als zelfstandig te beschouwen; de mogelijkheid voor deze
partijen om zich in woord en/of geschrift onafhankelijk van de Baath-partij
op te stellen, is beperkt. De invloed van deze kleine legale partijen op het
landsbestuur is dan ook vrijwel nihil. Via een wijziging van de perswet
heeft de Baath-partij in november 2000 echter toegestaan dat de in het NPF
samenwerkende partijen hun eigen (partij)kranten zouden krijgen,
alsmede een eigen partijhoofdkantoor.
Op 18 januari 2001 werd in Damascus een nieuwe politieke groepering genaamd
'Grouping for Democracy and Unity' in het leven geroepen. Een korte
termijn doelstelling van deze nieuwe beweging zou zijn het bijeenroepen van
een speciaal forum om actuele vraagstukken, met name corruptie, aan de orde
te stellen. Hoewel deze groepering politiek actief is heeft zij (nog) geen
daadwerkelijke goedkeuring van de autoriteiten heeft gekregen voor zijn
politieke activiteiten.
Naast Syrische politieke partijen is ook een aantal buitenlandse politieke
partijen in Syrië gevestigd. Het gaat hierbij vooral om Iraakse
oppositiepartijen. Kleine buitenlandse politieke oppositiegroeperingen
worden in Syrië gedoogd, zolang zij opereren binnen de grenzen zoals
aangegeven door de Syrische autoriteiten en geen activiteiten ontplooien die
voor de openbare orde als politiek bedreigend zouden kunnen worden
aangemerkt.
Ook heeft een aantal Palestijnse organisaties zijn basis in Syrië ..
Er zijn zes legale partijen die samen het NPF vormen. Van deze zes partijen
is de Baath-partij de belangrijkste.
a. Baath-partij(135 parlementszetels)
De Arabische Baath-partij werd in l947 in Damascus op initiatief van Michel
Aflaq en Salah-Uddin Al-Bitar opgericht. In l952 ging deze partij samen met
de Arabisch-Socialistische Partij van Akram Al-Hourani. Hierdoor ontstond de
Arabisch-Socialistische Baath-partij. Op 23 februari l966 greep de radicale
vleugel ('neo-Baath') van de Arabisch-Socialistische Baath-partij door
middel van een militaire staatsgreep onder leiding van Salah Jadid de macht
in Damascus. Als gevolg van deze staatsgreep werden leden van het eerste uur
verbannen of om het leven gebracht. Velen vluchtten naar Irak waar de
Iraakse Baath-partij in l968 aan de macht kwam. Vanaf de jaren zeventig
vindt de Syrische Baath-oppositie steun in Irak, en vice versa.
De ideologie van de Baath-partij houdt eenwording van de Arabische wereld en een vorm van Arabisch socialisme in. De Baath-partij is een seculier ingestelde partij die ook aan niet-moslims ruimte biedt. De ideologie van de Baath-partij ijvert voor emancipatie van de vrouw.
Ingevolge de grondwet beschikt de Baath-partij over een meerderheid aan
aanhangers in alle overheids- en volksorganisaties, zoals vakbonden en
vrouwengroeperingen.
Lidmaatschap
Het lidmaatschap van de Baath-partij wordt in partijgelederen gezien als een
voorrecht. Slechts een beperkt deel van de bevolking kan lid van de
Baath-partij worden . Jongeren sluiten zich veelal aan om privileges met
betrekking tot studie of werk te verkrijgen. Het lidmaatschap van de
Baath-partij staat alleen open voor Syrische staatsburgers en kan in het
algemeen als volgt worden verkregen. Eerst dient men lid te worden van de
jeugdbeweging van de Baath-partij. Vervolgens moet men
'sympathisant' worden en ten slotte dient men een examen af te leggen
om volwaardig partijlid te kunnen worden.
De Baath-partij geeft ideologische cursussen voor het gewone lidmaatschap
van de partij. Deze cursussen voor studenten, militairen, arbeiders en
ambtenaren zijn specifiek op de verschillende categoriën toegesneden en
verschillen van niveau. Al deze cursussen duren tien maanden tot een jaar en
worden gevolgd door eerdergenoemd examen. Vervolgens wordt men bij een
feestelijke gelegenheid als volwaardig lid geïnstalleerd. Men moet wel voor
het examen slagen om als partijlid te worden toegelaten. De totale periode
van aspirantschap en ideologische opleiding, eventueel beginnend met de
jeugdbeweging, kan drie jaar bedragen.
Alleen volwaardige leden van de Baath-partij krijgen een echte
lidmaatschapskaart; voor de drie eerdere stadia op weg naar het volwaardige
lidmaatschap van de Baath-partij bestaan er identiteitsbewijzen. Het
lidmaatschap van de Baath-partij mag en kan nooit worden opgezegd. Het is
voor een lid van de Baath-partij streng verboden lid te worden van een
andere partij. Er bestaat een intern decreet dat zulk 'verraad' met de dood
kan worden bestraft. Er is echter geen voorbeeld bekend, waarbij daarvan
daadwerkelijk sprake is geweest.
Partij-organen
Tijdens het in januari l985 gehouden Achtste Congres van de Baath-partij
werd besloten het aantal leden van het Centraal Comité uit te breiden van 75
naar negentig leden. Bij diezelfde gelegenheid heeft het partijcongres de
organen van de Baath-partij in een nieuwe samenstelling bevestigd. Deze
organen zijn:
1. het Centraal Comité zelf, bestaande uit negentig leden, dat buiten de
partijcongressen de politieke lijn van de Baath-partij bepaalt. Tijdens het
in juni 2000 bijeengekomen Negende Congres van de Baath-partij werden 62
leden van het Centraal Comité vervangen. Er maken zestien vrouwen deel uit
van het Centraal Comité. Van dit orgaan zijn lid Ali Aslan (Chef Generale
Staf van de Syrische strijdkrachten), Maher Al-Assad (jongere broer van de
president), Manaf Tlass (zoon van minister van Defensie Mustafa Tlass), Ali
Al-Houri (Hoofd Directoraat Algemene Veiligheid), Adnan Badr Hassan (Hoofd
Directoraat Politieke Veiligheid) en Ibrahim Hawaijeh (Hoofd Luchtmacht
Inlichtingendienst).
2. het Regionale Commando (ter vervanging van het vroegere Regionale
Comité), dat een uitvoerend orgaan is. Van de 21 leden van het Regionale
Commando werden tijdens het Negende Congres van de Baath-partij twaalf
nieuwe leden gekozen. Het Regionale Commando bestaat uit de herkozen leden
Abdallah Al-Ahmar, Abdelhalim Khaddam (vice-president), Mohammed Zuhair
Masharqa (vice-president), Sulaiman Kaddah, Abdelkader Kadoura (Voorzitter
Syrisch Parlement), Fayez Al-Nasser, Ahmad Dergham en Mustafa Tlass
(minister van Defensie). De nieuw gekozen leden van het Regionale Commando
zijn Bashar Al-Assad (president), Mohammed Mustafa Miro (premier), Mohammed
Naji Al-Otari, Farouk Al-Shara'a (minister van Buitenlandse Zaken), Salam
Al-Yassine (minister voor Lokaal Bestuur), Ibrahim Al-Henaidi (gouverneur
van Suwayda), Farouk Abou Shamat, Majed Shdoud (universiteit van Hama),
Sa'id Bkhaitan (gouverneur van Hama), Mohammed Al-Hussein (professor aan de
Economische Faculteit universiteit van Aleppo), Walid Al-Buz (gouverneur van
Quneitra) en Ghiyath Barakat (deskundige op het gebied van de
informatietechnologie in Aleppo) .
het Inspectie- en Controle Comité, bestaande uit een vijf leden, met als
taak toezicht op de uitvoering van besluiten en op de interne
partijdiscipline.
De vijf kleinere partijen die samen met de Baath-partij het Nationaal
Progressief Front (NPF) vormen, zijn:
b. Syrische Communistische Partij (acht parlementszetels)
Deze partij is uiteengevallen in drie vleugels, namelijk
- een orthodoxe richting (vier parlementszetels) onder leiding van Wisal
Farah, weduwe van de voormalige leider Khaled Bakdash;
- een reformistische richting (vier parlementszetels) die in ideologisch
opzicht dichter bij de Baath-partij staat en geleid wordt door Yusuf
Al-Faisal;
- een illegale vleugel .
c. Arabisch-Socialistische Unie (acht parlementszetels)
Deze partij vormt een voortzetting van de Nasseristische Partij die tijdens de unie met Egypte (de Verenigde Arabische Republiek; l958 - l961) als enige partij optrad; wordt thans geleid door Safwan Al-Qudsi.
d. Socialistische Unionisten (zeven parlementszetels)
Deze partij vormt een afsplitsing van de Baath-partij en streeft herstel van de unie met Egypte na; wordt geleid door Fayiz Ismail.
e. Beweging van Arabisch-Socialisten (vijf parlementszetels)
Deze partij vormt een restant van de vroegere Socialistische Partij en wordt
geleid door Ghassan Abdelaziz Osman.
f. Partij van Sociaal-Democratische Unionisten (vier parlementszetels)
Dit is een meer liberale partij die wordt geleid door Ahmed Al-Assad.
Er is in Syrië een aantal politieke partijen officieel niet toegestaan
waarvan (marginale) activiteiten worden gedoogd. In de jaren tachtig, begin
jaren negentig kwam het regelmatig voor dat partijactivisten werden opgepakt
en voor een aantal weken of maanden werden vastgehouden, om daarna weer te
worden vrijgelaten zonder dat er een rechtszaak volgde. De laatste jaren
komt dit veel minder frequent voor. Onderstaand volgt een overzicht van deze
partijen. Voor zover valt na te gaan zijn er geen andere partijen of
groeperingen waarvan de Syrische autoriteiten (marginale) politieke
activiteiten oogluikend toestaan.
a. Syrische Socialistische Nationale Partij
Deze partij was vanaf l955 in Syrië verboden, omdat de partij door de
Syrische autoriteiten van betrokkenheid bij de moord op generaal Adnan
Al-Maliki, chef Generale Staf van de Syrische strijdkrachten, werd verdacht.
Jarenlang zijn leden en sympathisanten van deze partij vervolgd en leidde de
partij een schaduwbestaan. In de loop der tijd verbeterde de positie van
deze partij opmerkelijk toen de Syrische autoriteiten ervan overtuigd
raakten dat deze partij met de moord op Al-Maliki niets van doen had.
Langzamerhand verkreeg de partij van officiële zijde het groene licht om
zich in het land te manifesteren. Op 5 augustus 2001 kwamen de leden van
deze partij onder leiding van voorzitter Jebrane Ariji openlijk bijeen. Ook
werd een delegatie van deze partij door president Bashar Al-Assad ontvangen.
Waarnemers vermoeden dat deze presidentiële ontvangst een eerste stap zou
kunnen zijn op weg naar een officiële opname in het Nationaal Progressief
Front . De partij zou grote aanhang genieten onder de Syrische bevolking,
met name in de kuststreek. Ook in Libanon zou deze partij actief zijn. De
partij staat eenwording van de Arabische wereld voor .
b. Assyrische Democratische Organisatie (ADO)
Dit is een organisatie van Assyriërs die aandacht vraagt voor de
culturele identiteit van de Assyriërs in Syrië. De leider van deze
organisatie, Bashir Sa'adi, heeft als onafhankelijk lid zitting gehad in het
Syrische parlement. Hij was betrokken bij acties voor Assyrische dorpen aan
de rivier de Khabur . Hij werd daarvoor gearresteerd en zat vervolgens
een half jaar gevangen zonder proces.
Oppositiebewegingen zijn door de effectieve repressie van het bewind
gedwongen clandestien en vaak vanuit het buitenland te opereren. Groepen
verdwijnen soms van het toneel om later weer te verschijnen. Als er een tijd
weinig of niets van een groep wordt gehoord, hoeft dat niet te betekenen dat
deze niet meer bestaat of dat leden ervan niet meer worden vervolgd. Namen
van oppositiebewegingen zijn soms uitsluitend terug te vinden in hun
publicaties of verklaringen. Af en toe verschijnen er ook namen van nieuwe
groeperingen als gevolg van allianties die zijn georganiseerd rond een
politiek programma. Splitsingen en onenigheid binnen de groeperingen leiden
tot nieuwe groepen met dezelfde of andere namen.
Illegale groeperingen zijn veelal rond personen geclusterde kleinere
bewegingen die, althans in Syrië zelf, een schemerbestaan leiden. Veelal is
het streven van dergelijke groeperingen gericht op herstel van de in de
grondwet vastgelegde politieke vrijheden, c.q. beëindiging van de sinds l963
geldende staat van beleg.
Lidmaatschap van extreem-linkse groeperingen (met name diverse
communistische bewegingen), van dissidente Baath-organisaties en van andere
illegale groeperingen, kan langdurige detentie zonder vorm van proces tot
gevolg hebben. Verspreiding of bezit van clandestiene informatie kan
eveneens leiden tot langdurige gevangenisstraf.
Ondanks de aanwezigheid van een groot aantal kleine illegale
oppositiepartijen en groeperingen in Syrië, lijkt het regime in de eerste
plaats bezorgd te zijn over oppositie vanuit de hoek van de Moslimbroeders.
De sunnitische Moslimbroederschap ontstond rond l928 in Egypte, maar
verspreidde zich al snel buiten Egypte. In vele landen werd zij al spoedig
verboden. Zij streeft naar een islamitische staat, een op islamitische leest
geschoeide samenleving en de invoering van de shari'a als rechtssysteem. De
Syrische afdeling van de Moslimbroeders werd in l937 opgericht door Mustafa
Siba'i.
Sinds het aan de macht komen van wijlen president Hafez Al-Assad in l970
bestaan er spanningen tussen het Syrische regime en de Moslimbroederschap.
De beginselen van de Moslimbroederschap staan haaks op het gedachtengoed van
de Baath-partij. Tot l973 werd de Moslimbroederschap door de autoriteiten
toegestaan. In dat jaar braken er door de Moslimbroederschap geïnspireerde
opstanden uit in de steden Hama, Homs en Aleppo. Aanleiding tot deze
opstanden was een door de Syrische autoriteiten geïnspireerd voorstel tot
aanpassing van de Syrische grondwet. Volgens de oude grondwet moet het
staatshoofd moslim zijn . In zijn wijzigingsvoorstel liet president
Hafez Al-Assad deze voorwaarde echter weg. Daarop eisten de islamitische
schriftgeleerden met steun van de Moslimbroederschap dat deze
voorwaarde weer in de grondwet zou worden opgenomen. In februari l973 braken
daarop gewelddadige demonstraties uit, waarbij talrijke slachtoffers vielen.
Als gevolg van de druk van islamitische zijde zorgde de president ervoor dat
in een referendum de grondwet volgens de eisen van de 'ulama' en de
Moslimbroederschap werd aangepast. Dit incident markeerde echter het begin
van een gewelddadige repressie van de Moslimbroederschap door de
autoriteiten.
Op 7 juli l980 werd door de Syrische Volksraad besluit no. 49 van de
president bekrachtigd. Volgens artikel 1 van dit besluit worden personen die
betrokken zijn bij de Moslimbroederschap, beschouwd als crimineel en moeten
zij met de doodstraf worden vervolgd. Leden van de Moslimbroederschap die
zich binnen een maand na de inwerkingtreding van dit besluit van de
Moslimbroederschap zouden distantiëren, zouden amnestie krijgen. Van deze
amnestieregeling zouden in de praktijk voornamelijk niet-militante leden van
de Moslimbroederschap hebben gebruik gemaakt. Zij zouden door het
ondertekenen van een verklaring van verdere vervolging zijn gevrijwaard.
Begin jaren tachtig werd hard tegen de Moslimbroederschap opgetreden, met
als dieptepunt de aanval door het Syrische leger op de stad Hama in februari
l982 . Grote aantallen Moslimbroeders verlieten in die periode Syrië en
vestigden zich met name in Saoedi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten en
Jordanië. In Syrië werden veel aanhangers van de Moslimbroederschap
gemarteld, ter dood gebracht of langdurig gevangen gezet. Sommigen van hen
zouden tot op de dag van vandaag vastzitten. De toenmalige leider van de
Moslimbroederschap, Adnan Sa'deddin uit Homs, werd vanwege het voor de
Moslimbroederschap desastreus verlopen verzet tegen de Syrische autoriteiten
door zijn volgelingen gedwongen af te treden. Staten die gekant waren tegen
het regime in Syrië, lieten leden van de Syrische Moslimbroederschap toe.
Het omgekeerde vond echter ook plaats: op het moment dat de Verenigde
Arabische Emiraten hun relatie met Syrië weer verbeterden, werden vele
Syrische Moslimbroeders het land uitgewezen.
Naar verluidt verleent ook Irak onderdak en financiële steun aan Syrische
Moslimbroeders.
Andere amnestieregelingen
Op 26 januari l985 kondigde wijlen president Hafez Al-Assad amnestie af,
onder andere voor de in het buitenland verkerende leden van de Syrische
Moslimbroederschap. De belangrijkste voorwaarde die het Syrische regime
stelde aan in het buitenland in ballingschap levende leden van de Syrische
Moslimbroederschap voor terugkeer naar het moederland was dat zij in het
openbaar zouden verklaren dat zij verkeerd hadden gehandeld door zich tegen
het Syrische regime te verzetten. Voorts moesten zij de toezegging doen dat
zij in het vervolg met de Syrische autoriteiten zouden samenwerken. Voor de
overgrote meerderheid van de Syrische Moslimbroeders betekenden deze
voorwaarden een onaanvaardbaar verraad aan hun overtuigingen. Desondanks
schaarde een deel van hen, onder leiding van A dnan Okla van de militante
groep van de Moslimbroederschap, zich kort daarop achter het regime van
president Hafez Al-Assad.
Onder een algemene amnestie in het kader van het vijfentwintigjarige
regeringsjubileum van president Hafez Al-Assad in november l995 zijn naar
schatting 1650 politieke gevangenen (voor het merendeel Moslimbroeders)
vrijgelaten.
Verdere ontwikkelingen
Sinds eind l995 lijkt het beleid van de autoriteiten ten opzichte van de
Moslimbroederschap enigszins te zijn versoepeld. Van de vele duizenden
Moslimbroeders die begin jaren tachtig gevangen zijn gezet, is een deel de
afgelopen jaren vrijgelaten. Enige honderden zouden echter nog steeds in
gevangenschap verkeren.
De Moslimbroederschap wordt echter nog steeds als een staatsgevaarlijke
organisatie beschouwd. Alle activiteiten van de Moslimbroederschap zijn
categorisch verboden en alszodanig strafbaar. Tegen leden en sympathisanten
wordt hard opgetreden. Er worden nog steeds mensen op verdenking van
lidmaatschap van de Moslimbroederschap gearresteerd.
Hoewel het presidentiële besluit no. 49 van 7 juli l980 formeel nooit is ingetrokken, hebben zich sinds l993 voor zover bekend geen executies meer plaatsgevonden op grond van het lidmaatschap van de Moslimbroederschap.
Op 16 december l999 is sjeikh Mohammed Amin Yakan, een voormalig
plaatsvervangend controleur van de Moslimbroederschap, onder onbekende
omstandigheden in Aleppo om het leven gekomen.
Begin september 2001 keerde Abu Fateh Al-Bayanouni, vooraanstaand lid van de
Moslimbroederschap in S yrië terug na een langdurige ballingschap in het
buitenland. Voorafgaande aan zijn terugkeer naar Syrië had hij van de
autoriteiten desgevraagd clementie gekregen .
Structuur
De Moslimbroederschap is gestructureerd in landenafdelingen die geleid
worden door een algemeen inspecteur . De landenafdelingen vallen onder
het gezag van de internationale geestelijke leider die in Kairo zou
verblijven. Het bureau van de algemeen inspecteur van de Syrische
Moslimbroederschap is gevestigd in Amman.
Vanwege het feit dat de Moslimbroederschap ondergronds opereert en
bijeenkomsten in het diepste geheim plaatsvinden, is er geen duidelijk
inzicht in de verdere structuur van de Moslimbroederschap. Van activiteiten
buiten de eigen, beperkte kring lijkt nauwelijks sprake.
De raadgevende vergadering van de Moslimbroederschap houdt jaarlijks een vergadering buiten Syrië. Tijdens de jaarlijkse vergadering die in juli l999 in Bagdad werd gehouden, riep de leiding van de Moslimbroederschap de Syrische autoriteiten in een verklaring op alle politieke gevangenen vrij te laten, alsmede tot 'lifting the state of emergency, revoking martial law and the adoption of political pluralism'. In de verklaring werd ook de 'economic and social corruption which enlarged the circle of poverty and widened the gap between various classes of society' bekritiseerd.
Lidmaatschap
Het is niet bekend op welke wijze iemand lid van de Moslimbroederschap zou
kunnen worden. Voor zover bekend zijn er geen lidmaatschapskaarten,
ledenlijsten of openlijke bijeenkomsten waar leden geworven zouden kunnen
worden. De scheidslijn tussen sympathisant en actief lid zijn is niet
duidelijk.
Groepen
Binnen de Moslimbroederschap was in de jaren zeventig en tachtig onder
leiding van Adnan Okla een militante groep actief onder de naam Tali'a
Al-Muqatila . Deze groep die ook opereerde onder de namen Marwan Hadid
en Tali'a Mudjahedin, werd eind jaren zeventig, begin jaren tachtig
verantwoordelijk gehouden voor veelvuldige aanslagen op alawieten,
regeringsvertegenwoordigers en in Syrië aanwezige Russische adviseurs. De
'Voorhoedestrijders' worden ook verantwoordelijk gehouden voor de overval op
de artillerieschool in Aleppo in juni l979, waarbij vijftig alawitische
kadetten om het leven kwamen .
In l986 vond er binnen de Moslimbroederschap een splitsing plaats tussen
enerzijds een militante groep onder leiding van Adnan Sa'deddin, die vooral
in de noordelijke steden Homs, Aleppo en Hama haar aanhang had, en
anderzijds een gematigde groep onder leiding van Abdelfattah Abu Ghada, die
vooral in Damascus aanhang had. In l990 werd een coördinatie-commissie
opgericht om beide groepen met elkaar te herenigen. Ondanks het feit dat er
in l992 een hereniging tussen beide groepen tot stand kwam, blijven er
binnen de Moslimbroederschap verschillen bestaan die vooral voortkomen uit
onenigheid over het al dan niet gebruiken van geweld.
In de loop der tijd hebben groepen binnen de Moslimbroederschap
verschillende publicaties uitgegeven zoals Al-Nadhir van de Talia
Mudjahedin en
Al-Bayan van de Abdelfattah Abu Ghada-groep . Deze laatste
publicatie wordt nog steeds clandestien verspreid.
b. Nationaal Democratisch Verbond (NDV)
Deze linkse coalitie is opgericht in l979 en was vooral begin jaren tachtig
actief. Sinds 2000 lijkt de coalitie opnieuw actief te zijn geworden. De in
de coalitie deelnemende partijen zijn zelf onafhankelijk van de coalitie
actief. Leider van de coalitie is Hasan Abd Al-Azim . De coalitie en de
daarin samenwerkende partijen willen binnen de marges van de Syrische wet
legitieme oppositie voeren. Het NDV geeft een tijdschrift uit getiteld
Al-Mauwqif Al-Dimuqrati . Ook worden regelmatig verklaringen door het
NDV uitgegeven over binnenlandspolitieke ontwikkelingen. Aanhangers van het
NDV komen regelmatig in elkaars huizen bijeen. De achterban van het NDV
bestaat voornamelijk uit communisten en Nasseristen. Zolang het NDV van de
autoriteiten (nog) geen officiële toestemming krijgt om als erkende
politieke groepering op te treden, is het voor veel aanhangers (nog) niet
aantrekkelijk om zich officieel bij het NDV aan te sluiten.
In de praktijk wordt het NDV en de actieve aanhang door de autoriteiten
weinig in de weg gelegd. President Bashar Al-Assad zou recentelijk in een
interview in een Jordaanse krant hebben opgemerkt respect te hebben voor
het NDV als gematigde oppositiegroep.
De volgende partijen maken sinds begin jaren tachtig deel van het NDV uit:
Communistische Partij-Politiek Bureau (CP-PB) ;
Deze partij staat nog steeds onder leiding van Riyadh Al-Turk .
Informatie over deze partij, de activiteiten en de achtergrond van haar
leden is niet algemeen bekend.
Arabische Democratische Socialistische Baath-Partij ;
Deze partij vertegenwoordigt de marxistisch-georiënteerde vleugel van de Baath-partij, en was in Syrië aan de macht van l966 tot l970.
Arabische Socialistische Unie Partij in Syrië ;
Deze partij bestaat voornamelijk uit aanhangers van de overleden Syrische
president Jamal Atassi.
Arabische Socialistische Partij ;
Deze groepering heeft ook een legale pendant in de 'Arabische
Socialisten' .
Revolutionaire Arbeiderspartij ;
Van deze partij die zich in de jaren zestig zou hebben afgesplitst van de
Arabische Socialistische Partij, is voor wat betreft haar activiteiten al
jaren niets meer vernomen. Twijfel bestaat of deze partij thans nog wel
bestaat, dan wel onderdeel uitmaakt van het NDV.
c. Partij van Communistische Actie (PCA)
Deze partij werd in l976 opgericht en is buiten het NDV gebleven.
Lidmaatschap van deze partij vormt voldoende reden om door de Syrische
autoriteiten te worden opgepakt, en kan langdurige detentie door de geheime
diensten tot gevolg hebben, vaak zonder vorm van proces. Met name in l984 en
in l988 vonden er arrestaties van PCA-leden plaats. De PCA opereert geheel
ondergronds en verwerpt het gebruik van geweld. De PCA staat onder leiding
van Fatih Yamous.
d. Nationale Alliantie voor de Bevrijding van Syrië
In deze organisatie, die werd opgericht in Damascus in l982, werken
Nasseristen, islamisten en onafhankelijken samen. Ook een Syrische Baath-
groepering die de Iraakse lijn volgt is bij de alliantie aangesloten. Een
van de
bij deze alliantie aangesloten personen is generaal Amin Al-Hafez, president
van Syrië van l963 tot l966. Hij heeft zich in l990 opgeworpen als leider
van
de alliantie. Een andere leider van deze beweging zou Hammud Al-Shufi zijn,
ooit Syrisch ambassadeur bij de Verenigde Naties.
e. Assyrische Democratische Partij (ADP)
Deze partij wordt door de Syrische autoriteiten niet gedoogd. Zij beweegt
zich
geheel ondergronds.
f. Islamitische Bevrijdingspartij (Islamic L iberation Party)
Politieke ontwikkelingen
De nieuwe president heeft zich bij zijn aantreden in juli 2000 onder andere
tot taak gesteld Syrië te moderniseren. Daarbij heeft hij aangegeven
voorzichtig economische en maatschappelijke hervormingen te willen
doorvoeren. De president wist zich hierbij gesteund door een groep van
gelijkgezinde technocraten van zijn eigen leeftijd. In diezelfde periode
kwam ook een politieke dialoog op gang onder journalisten,
mensenrechtenactivisten en kritische intellectuelen over politieke en
economische hervormingen .
De bestaande politieke elite van generaals, hoofden van geheime diensten en
seniore politici was echter afkerig van een (te snelle) modernisering van de
samenleving. Dit zou schadelijk kunnen zijn voor de gevestigde politieke en
economische belangen van deze groep. Met argusogen werd van die kant dan ook
het moderniseringsproces gevolgd, dat onder leiding van de president op
voortvarende wijze ter hand was genomen. De gevestigde politieke elite zou
bepaalde hervormingsvoorstellen van de president wel kunnen aanvaarden, mits
deze voorstellen het bestaande politieke en economische systeem zouden
versterken. Door velen binnen de politieke elite wordt daarbij gekeken naar
het eigentijdse Chinese model, dat enerzijds economische hervormingen
aanmoedigt om een grotere welvaart in het land te bereiken, terwijl
anderzijds een strakke politieke controle wordt gehandhaafd.
Toen de monopoliepositie van de Baath-partij en de voorrechten van de
gevestigde machtselite echter in het geding kwamen werd aan de voorzichtige
hervormingen van de president een einde gemaakt. Uiteindelijk is daarbij de
manoevreerruimte die de president door de gevestigde politieke elite werd
geboden voor politieke en economische hervormingen te gering gebleken. Naar
buiten toe bestaat derhalve de indruk dat de president slechts het beleid
van zijn vader en voorganger voortzet. De tot nu toe totstandgekomen
administratieve en economische hervormingen versterken de positie van de
gevestigde politieke elite eerder dan dat deze positie erdoor ter discussie
wordt gesteld.
In november 2000 brak er in het zuiden van Syrië in de provincie As-Suwayda
een conflict over landrechten uit tussen druzen en lokale sunnitische
bedoeïnen, dat door het Syrische leger met de inzet van meer dan vijfduizend
manschappen kon worden bedwongen, ten koste van meer dan twintig doden en
talloze gewonden.
Na het ontslag van de eerste regering-Miro op 3 december 2001 heeft
President Bashar demissionair premier Mohammed Mustafa Miro opdracht gegeven
een nieuw kabinet te vormen. Op 22 december 2001 trad de tweede
regering-Miro aan. Hoewel de Baath-partij in de nieuwe regering zeven
ministersposten minder kreeg toegewezen, blijven de belangrijkste politieke
portefeuilles in handen van deze partij. Economische en minder belangrijke
portefeuilles werden toebedeeld aan hervormingsgezinde ministers of aan
ministers die niet partij-gebonden zijn of afkomstig zijn uit de vijf
kleinere partijen die samen met de Baath-partij het Nationaal Progressief
Front (NPF) vormen.
2.3 Veiligheidssituatie
---
Het binnenlandse beleid van het Syrische regime is gericht op
sociaal-economische ontwikkeling en handhaving van de politieke stabiliteit
binnen de bestaande machtsstructuren. Om het land in hun greep te houden
gebruiken de Syrische machthebbers een uitgebreid netwerk van geheime
diensten. De in l963 afgekondigde Wet op de Noodtoestand - die volgens
sommige onbevestigde berichten feitelijk zou zijn bevroren, maar in verband
met het feit dat Syrië zich met Israël in staat van oorlog bevindt, formeel
nog steeds van kracht is - biedt de geheime diensten een basis om buiten
enige justitiële of parlementaire controle om te kunnen opereren. De
onderlinge verhoudingen tussen de elkaar deels overlappende en controlerende
geheime diensten zijn veelal ondoorzichtig. Geen van de geheime diensten
heeft volledig toegang tot informatie over andere geheime diensten of over
de identiteit van medewerkers van andere geheime diensten. De geheime
diensten opereren onafhankelijk van elkaar en zijn vrijwel geheel
onafhankelijk van Syrische ministers, zodat deze laatsten geen werkelijke
invloed op hen kunnen uitoefenen. Wel zijn zij alle verantwoording schuldig
aan de Syrische president.
Er wordt streng opgetreden tegen alles wat wordt beschouwd als in strijd met
de door de Baath-partij gecreëerde ordening van de staat. Het regime in
Damascus heeft daarbij geheel Syrië onder controle . Via vele
tienduizenden medewerkers van geheime diensten wordt de ontwikkeling van
iedere vorm van oppositie voorkomen. Het komt dan ook veelvuldig voor dat
personen verdacht van oppositionele activiteiten willekeurig door geheime
diensten worden opgepakt en enige dagen incommunicado worden gehouden.
Medewerkers van geheime diensten zijn alom aanwezig in het Syrische
straatbeeld. Daarnaast maken deze diensten gebruik van een uitgebreid
netwerk van informanten.
Er zijn geen merkbare verschillen tussen het binnenlandse veiligheidsbeleid
van president Bashar Al-Assad en dat van zijn vader Hafez Al-Assad te
constateren. Bij zijn aantreden als president heeft Bashar Al-Assad te
kennen gegeven dat continuïteit van het (binnenlandse veiligheids) beleid
voorop staat en dat de bevolking geen drastische veranderingen in het te
voeren beleid moet verwachten.
De volgende vier belangrijkste geheime diensten kunnen worden onderscheiden:
a. Directoraat voor Politieke Veiligheid ('Political Security Directorate')
(PSD)
Deze dienst is verantwoordelijk voor het opsporen van iedere vorm van
georganiseerde politieke activiteit die ingaat tegen de belangen van het
Syrische regime. Dit brengt met zich mee het in de gaten houden van
verdachte politieke dissidenten. Ook de activiteiten van vreemdelingen in
Syrië alsmede hun contacten met de plaatselijke bevolking worden nauwlettend
in het oog gehouden. Hoofd van deze dienst is luitenant-generaal Adnan Badr
Hassan Ali Al-Zahir, een alawiet uit Homs, die deze positie sinds l987
bekleedt.
b. Directoraat voor Algemene Veiligheid ('General Security Directorate')
(GSD)
Deze dienst is de belangrijkste niet-militaire geheime dienst in Syrië.
Hoofd van het Directoraat voor Algemene Veiligheid is sinds december 2001
generaal-majoor Hisham Bakhtiyar. Plaatsvervangend hoofd van het GSD is
Mohammed Nassif, een voormalig officier uit de Syrische strijdkrachten, die
aan het hoofd staat van de machtige alawitische Khayr Bek clan. Mohammed
Nassif speelde gedurende enige tijd een centrale rol in de betrekkingen van
Syrië met Iran en met de Libanese sji'itische milities in het zuiden van
Libanon.
Het GSD bestaat uit de volgende afdelingen:
· Afdeling voor Binnenlandse Veiligheid
Deze afdeling is verantwoordelijk voor het in de gaten houden van de
Syrische bevolking in het algemeen, en overlapt daarmee de werkzaamheden van
het PSD . Het huidige hoofd van deze afdeling is Bahjat Suleiman, een
belangrijk politiek adviseur van Bashar Al-Assad; Bahjat Suleiman werd in
l999 in deze functie benoemd.
· Afdeling voor Buitenlandse Veiligheid
Het is onduidelijk wie het hoofd is van deze afdeling. Volgens onbevestigde
informatie zou generaal Ghazi Kanaan, hoofd van de Syrische militaire
inlichtingendienst in Libanon, deze functie bekleden.
· Palestina-afdeling
Deze afdeling houdt de activiteiten van Palestijnse groeperingen in Syrië en
in Libanon nauwlettend in de gaten.
c. Militaire Inlichtingendienst
Deze dienst heeft zijn hoofdkwartier in het ministerie van Defensie in
Damascus en is formeel verantwoordelijk voor informatie van belang voor
militaire operaties. Daarnaast is deze dienst verantwoordelijk voor
eventuele militaire en logistieke ondersteuning aan Palestijnse, Libanese en
Turkse extremistische groeperingen, politieke dissidenten in het buitenland,
alsmede voor coördinatie van de activiteiten van het Syrische en het
Libanese leger in Libanon. Deze dienst heeft verschillende onderafdelingen,
waaronder Fara' Al-Tahqiq Al-'Askari en Fara' Falastin . Het
huidige hoofd van de militaire inlichtingendienst is generaal Hassan Khalil,
een alawiet uit Latakia, die in maart 2000 hoofd, generaal Ali Douba,
opvolgde. Khalil fungeerde sinds l993 als plaatsvervanger van generaal
Douba. Volgens welingelichte kringen zou niet generaal Khalil in deze dienst
de voornaamste besluitvormer zijn, maar het in het voorjaar van 2000
benoemde plaatsvervangend hoofd van deze dienst, generaal Assef Shawkat, een
alawiet en echtgenoot van de oudste zus van president Bashar Al-Assad,
Bushra .
Een organisatie die organiek niet valt onder de militaire inlichtingendienst
maar wel nauw samenwerkt met deze dienst is Dabita Al-Fida'iyya in
Damascus. Het hoofd van deze afdeling zou rechtstreeks verantwoording moeten
afleggen aan het hoofd van de Palestine Branch van de Militaire
Inlichtingendienst.
Dabita Al-Fida'iyya stond vroeger bekend onder de naam Maktab Falastin
Al-Kifah Al-Musallah (in het Engels: Office for Palestine and the
Armed Struggle). Deze organisatie bestond uit Syriërs en Palestijnen die
deel uitmaakten van Palestijnse groeperingen die door de Syrische regering
werden gesteund. Palestijnen die naar Syrië willen terugkeren, moeten
machtiging voor toelating verkrijgen van deze organisatie. In het algemeen
worden Palestijnen die in Syrië worden vastgehouden, voorafgaande aan hun
vrijlating naar deze organisatie overgeplaatst. In het verleden was deze
organisatie nauw betrokken bij arrestaties van Palestijnen in Syrië. Een
belangrijke detentieplaats van deze organisatie ligt in de buurt van de
Bagdadstraat in het district Al-Qassa' in Damascus.
d. Luchtmacht-Inlichtingendienst
In tegenstelling tot wat de naam van deze dienst zou doen vermoeden, is deze
dienst niet in de allereerste plaats betrokken bij het verschaffen van
inlichtingen aan de Syrische luchtmacht. Deze dienst heeft zich ontwikkeld
tot de meest geheime en gevreesde geheime dienst van Syrië. Dit vloeit voort
uit het feit dat wijlen Hafez Al-Assad vroeger commandant van de Syrische
luchtmacht was. Nadat hij in l970 de macht in handen had gekregen, heeft
Hafez Al-Assad deze dienst - die werd gedomineerd door mannen die hij goed
kende en in de meeste gevallen ook zelf had benoemd - gebruikt om gevoelige
binnenlandse en internationale operaties te doen uitvoeren.
Gedurende bijna dertig jaar was het hoofd van deze dienst, generaal-majoor Mohammed Al-Khouli, een vertrouwde adviseur, wiens kantoor naast dat van de president in het presidentiële paleis lag. Tijdens de bijeenkomst van het Centraal Comité van de Baath-partij werd generaal Ibrahim Hawaijeh, een alawiet van de Haddadin-stam, op 17 juni 2000 in deze functie benoemd
In Syrië is de Luchtmacht-Inlichtingendienst vaak nauw betrokken geweest bij operaties tegen islamitische opponenten van het regime. Deze dienst speelde een belangrijke rol bij het neerslaan van opstanden van de Moslimbroederschap in de jaren zeventig en begin jaren tachtig van de vorige eeuw . Leden van deze dienst zouden ook leiding hebben gegeven aan de landelijke jacht op leden van de Hizb Al-Tahrir in december l999.
e. Speciale Eenheden .
Deze dienst, die onder leiding stond van 'Ali Haidar, heeft talrijke
arrestaties verricht van personen die verdacht werden van ongeoorloofde
politieke activiteiten in Syrië. Het werkterrein van deze dienst zou zich na
verloop van tijd hebben verplaatst naar Libanon.
De strijdkrachten nemen in de interne politieke constellatie van Syrië een
vooraanstaande positie in. Dit is hoofdzakelijk het gevolg van het feit dat
zij de voornaamste machtsbasis vormden voor het bewind van wijlen president
Hafez Al-Assad. Ook diens zoon en opvolger Bashar heeft de steun (van
onderdelen) van de strijdkrachten nodig om zijn binnenlandse machtspositie
te kunnen consolideren. De positie van de Syrische president is sterk
afhankelijk van de loyaliteit van de strijdkrachten. De president is
opperbevelhebber van de Syrische strijdkrachten. Luitenant-generaal Mustafa
Tlass is minister van Defensie en tevens plaatsvervangend opperbevelhebber.
Bevelhebber der landstrijdkrachten is luitenant-generaal Hasan Turkmani.
Schattingen over de omvang van de strijdkrachten lopen op tot ongeveer
220.000 manschappen landstrijdkrachten, 30.000 luchtverdedigingstroepen,
40.000 luchtstrijdkrachten en zesduizend marine.
De beste afgestudeerden van universiteiten en hogescholen komen uiteindelijk
terecht in het leger, waar de ware prioriteiten van het regime liggen. Een
baan in het leger is gewild. Immers, de salarissen zijn er hoger, medische
zorg beter, huisvesting gratis of zwaar gesubsidieerd, en militairen hebben
toegang tot speciale winkels waar zij (import)goederen tegen kostprijs
kunnen aanschaffen.
De Syrische strijdkrachten vervullen een ondersteunende rol in de
buitenlandse politiek van het Syrische regime. Hiervan getuigen onder andere
de Syrische militaire presentie in het buurland Libanon en de
frontpositie die de Syrische strijdkrachten innemen in de naar de mening van
de Syrische regering 'permanente confrontatie' met Israël. In dit opzicht
vormen de strijdkrachten een belangrijk instrument voor de buitenlandse
(militaire) politiek van de president.
Afgezien van de algemene veiligheidstaak van de reguliere eenheden van
land-, zee- en luchtmacht worden specifieke veiligheidstaken verricht door
speciale veiligheidseenheden, voor het merendeel aangevoerd door alawieten.
Te denken valt hierbij aan 'special forces' gerecruteerd uit militaire
commando's en de militaire politie, aan de Republikeinse Garde die speciaal
belast is met de beveiliging van de president en zijn familie, en aan de
Brigades ter Verdediging van de Revolutie .
2.4 Sociaal-economische situatie
---
Tot de ineenstorting van de Sovjet-Unie heeft Damascus altijd nauwe
politieke en economische banden onderhouden met Moskou. Nog steeds is de
Syrische economie op staats-socialistische leest geschoeid. In de tweede
helft van de jaren tachtig van de vorige eeuw vond mede ten gevolge van
lange periodes van aanhoudende droogte een ernstige financiële en
economische crisis plaats . Hierbij moest de Syrische regering de
schaarse financiële reserves aanspreken om grote hoeveelheden voedsel te
kunnen importeren. Deze tegenslag noopte het regime tezamen met het
wegvallen van de S ovjet-steun het economische beleid enigszins te wijzigen
en meer ruimte te scheppen voor particulier initiatief. Na de Golfoorlog
waarin Syrië de zijde van de anti-Irak coalitie koos, kwam er een geldstroom
richting Syrië op gang van gematigde Arabische landen uit de Golfregio. Deze
financiële injectie zorgde voor een belangrijke economische opleving van het
land. Mede dankzij een belangrijke toename van de olie- en landbouwproductie
groeide de economie in de periode van l990 tot l995 met gemiddeld zes
procent per jaar . De laatste jaren is er echter weer sprake van een
verslechtering van de economische situatie. Deze is onder meer te wijten aan
de politiek van import-substitutie die het land in een economisch
geïsoleerde positie heeft gebracht.
De Syrische economie wordt geplaagd door een slechte economische
infrastructuur, een corrupt bureaucratisch apparaat en een verouderde
regelgeving. Hierdoor wordt de ontwikkeling van de particuliere sector
afgeremd. Uitgebreide liberaliseringsmaatregelen zijn uitgebleven, terwijl
het land nog steeds een planeconomie naar Sovjet-voorbeeld voert. Er lijkt
angst te bestaan voor liberalisering van de economie, omdat dit de status
quo en sociale stabiliteit zou kunnen aantasten.
Gezien het slechte investeringsklimaat zijn er nauwelijks westerse
investeringen. Een uitzondering hierop wordt gevormd in de oliesector, waar
Shell een joint-venture heeft met de Syrische staatsoliemaatschappij .
Syrië lijkt, zolang de olie- en gassector voldoende inkomsten oplevert,
zowel het huidige economische beleid als de hoge lasten voor militaire
uitgaven te kunnen dragen.
De roep om aanpassingen van het beleid wordt echter steeds luider en wordt
mede ingegeven door een toenemende werkloosheid onder een sterk groeiende
bevolking. De hervormingsgezinden hebben hun hoop gevestigd op president
Bashar Al-Assad. In zijn inaugurele toespraak in juli 2000 riep de president
op tot modernisering van de economie en rationalisering van de maatschappij.
Een belangrijke stap werd daartoe genomen op 2 december 2000, toen de
Syrische Baath-partij besloot om het veertig jaar oude staatsmonopolie van
het bankwezen op te heffen en het opzetten van particuliere banken toe te
staan. De nieuwe wetgeving kan een belangrijke eerste stap in het economisch
hervormingsproces zijn. Totstandkoming van een associatie-overeenkomst met
de Europese Unie, verreweg de belangrijkste handelspartner van Syrië ,
zou een katalyserend effect kunnen hebben. De onderhandelingen daarover die
in l998 zijn begonnen, zullen waarschijnlijk veel tijd vergen.
Met een olie- en gasvoorraad waarvan de omvang op langere termijn onzeker
is, met een agrarische sector die sterk afhankelijk is van voldoende
regenval, en met toerisme , gastarbeid en donaties uit andere
Arabische landen als sterk politiek afhankelijke inkomstenbronnen, lijkt de
toekomst van de Syrische economie onzeker. De grootste uitdaging vormt de
enorme groei van de Syrische bevolking die met een gemiddelde van 2,9
procent per jaar een van de hoogste ter wereld is, en een flinke aanslag
vormt op infrastructuur en hulpbronnen. Eind 2005 zullen er naar schatting
twintig miljoen Syriërs zijn; thans wordt dit bevolkingsaantal geschat op
16½ miljoen personen, van wie bijna de helft vijftien jaar of jonger is
. Ieder jaar komen er naar schatting ongeveer 200.000 mensen bij die
op zoek zijn naar een baan . De werkloosheid in Syrië, die door
Westerse diplomaten wordt geschat op twintig procent van de
beroepsbevolking , wordt gemaskeerd door het instandhouden van een
groot leger en een omvangrijk overheidsapparaat. De salarissen lopen altijd
achter bij de inflatie, die volgens het Internationaal Monetair Fonds van
l994 tot l998 zo'n 6½ procent op jaarbasis bedroeg . Vele Syriërs zien
zich genoodzaakt een tweede baan als taxichauffeur, straatverkoper of ober
te zoeken. Tegelijkertijd wordt de kloof tussen arm en rijk groter ..
Er is een kleine rijke elite ontstaan van zakenlieden die hun positie te
danken hebben aan goede banden met het regime. Aangezien hun belangen vaak
niet verder reiken dan hun inkomsten, kan van deze groep nauwelijks worden
verwacht dat zij zich sterk zal inzetten voor hervorming en liberalisering
van de economie.
De politiek invloedrijke groep heeft gevestigde belangen in de staatsgeleide
sectoren van de economie en is daarom niet genegen deze te laten saneren.
Versterking van de vrije markt zou bovendien een bedreiging kunnen gaan
vormen voor de politieke structuur in het land. Eventuele economische
hervormingen van president Al-Assad zullen in tijd en omvang dan ook
slechts geleidelijk kunnen worden doorgevoerd. Veel hervormingsmaatregelen
uit de periode 2000/2001 dragen een ad-hoc karakter. Zij zijn te weinig
substantieel om de Syrische economie de noodzakelijke stimulans te geven, of
zijn zodanig ingrijpend dat, zonder voldoende economische steun, de
implementatie van die maatregelen nog jaren op zich zal laten wachten.
Strategische keuzes voor de lange termijn ten gunste van markteconomie,
liberalisering en toenadering tot de Europese Unie zijn (nog) niet gemaakt.
Samenvatting
De Baath-partij blijft dominant in het uit zes partijen bestaande Nationaal
Progressief Front (NPF) alsook in de volksvertegenwoordiging. Er is een
aantal politieke partijen officieel niet toegestaan waarvan de autoriteiten
(marginale) politieke activiteiten oogluikend toestaan. Daarnaast zijn er
illegale groeperingen waarvan het lidmaatschap langdurige detentie zonder
vorm van proces tot gevolg kan hebben.
Een netwerk van Baath-partij, geheime diensten en (para-)militaire organen
is voor de president van essentieel belang om zijn machtspositie te
handhaven.
Veel sleutelposities in leger en geheime diensten zijn in handen van
alawieten, de religieuze minderheid waartoe ook de president behoort.
Hoewel de nieuwe president bij zijn aantreden in juli 2000 de indruk gaf voorzichtig economische en maatschappelijke hervormingen te willen doorvoeren, is de manoevreerruimte die hem daartoe door de gevestigde politieke elite werd geboden, te gering gebleken. Naar buiten toe bestaat derhalve de indruk dat de president het beleid van zijn vader en voorganger slechts continueert. De tot nu toe totstandgekomen administratieve en economische hervormingen versterken eerder de positie van de oude garde dan dat deze positie erdoor ter discussie wordt gesteld.
De roep om echte economische en politieke hervormingen in het land is
evenwel groot. De economische groei - veelal gebaseerd op export van olie en
gas - neemt onvoldoende toe, terwijl de bevolkingsgroei explosief stijgt.
Ook de werkloosheid in het land is aanzienlijk.
3 Mensenrechten
---
3.1 Waarborgen
---
In de Syrische grondwet van maart l973 worden garanties gegeven met
betrekking tot de persoonlijke vrijheid van burgers, de onaantastbaarheid
van de wet, de gelijkheid voor de wet van iedere burger, een eerlijke
procesgang, de fysieke integriteit, de onschendbaarheid van de woning,
briefgeheim, vrijheid van beweging en geloof, en bescherming van politieke
vluchtelingen .
In de praktijk worden echter presidentiële decreten gehanteerd die op basis
van de sinds l963 geldende noodtoestand de in de grondwet aan burgers
toegekende waarborgen, rechten en vrijheden buiten werking stellen. Hoewel
volgens sommige onbevestigde berichten de Wet op de Noodtoestand van l963
feitelijk zou zijn bevroren, is deze formeel nog steeds van kracht.
Met betrekking tot de voornaamste internationale mensenrechtenverdragen is
Syrië alleen partij bij :
- het in New York op 7 maart l966 tot stand gekomen Internationaal Verdrag
inzake de Uitbanning van alle Vormen van Rassendiscriminatie;
- het in New York op 19 december l966 tot stand gekomen Internationaal
Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten;
- het in New York op 19 december l966 tot stand gekomen Verdrag inzake
Economische, Sociale en Culturele Rechten; en
- het in New York op 20 november l989 tot stand gekomen Verdrag inzake de
Rechten van het Kind.
Het Syrische parlement komt niet zelf met initiatief-wetgeving, maar geeft
slechts een oordeel over (en wijzigt soms) wetsvoorstellen afkomstig van de
president.
Het Syrische Wetboek van Strafrecht van 1 september l949 bevat onder meer
strafbepalingen inzake schendingen van de openbare orde en veiligheid van de
staat, alsmede strafbepalingen inzake misdragingen met betrekking tot de
religieuze gebruiken van andere bevolkingsgroepen.
Ondanks het feit dat Syrië partij is bij een aantal belangrijke
internationale verdragen op het gebied van de bescherming van de rechten van
de mens vinden er in de praktijk ernstige schendingen van mensenrechten
plaats . Het is echter moeilijk om de mensenrechtensituatie in Syrië
precies in kaart te brengen. De Syrische autoriteiten zijn nauwelijks bereid
om de mensenrechtensituatie in het land te bespreken; zij ontkennen
categorisch dat er schendingen van mensenrechten plaatsvinden.
Mensenrechtenorganisaties kunnen niet vrij werken en worden vaak niet
toegelaten. Alle (buitenlandse) niet-gouvernementele organisaties moeten
zich inschrijven bij het ministerie van Sociale Zaken. Het is voor
organisaties in Syrië verboden om zonder tussenkomst van de overheid gelden
van buitenlandse donoren te ontvangen.
In l995 heeft de internationale mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch
bij een bezoek aan Syrië voorgesteld om diplomaten politieke processen voor
het Hooggerechtshof voor de Staatsveiligheid (SSSC) te laten bijwonen.
In l997 werd van de zijde van de Europese Unie voorgesteld dat Syrische rechtskundigen of vertegenwoordigers van internationale mensenrechtenorganisaties naar politieke processen voor het SSSC zouden kunnen worden afgevaardigd. Syrië heeft deze voorstellen niet overgenomen.
De Syrische regering heeft sinds l997 geen delegatie van Amnesty
International meer tot het land toegelaten.
In maart 2001 heeft het Comité inzake Burger- en Politieke Rechten dat
ingevolge artikel 28 van het op 16 december l966 te New York totstandgekomen
Internationale Verdrag inzake Burger- en Politieke Rechten (ICCPR) is
opgericht, een tweede periodiek rapport van de Syrische regering bestudeerd
en besproken. Daarbij werd onder meer bezorgdheid uitgesproken over de sinds
l963 geldende noodtoestand, de toepassing van de doodstraf en de positie van
politieke gevangenen. Het gaat hierbij om voortgangsrapportage die iedere
verdragspartij regelmatig aan het Comité dient te overleggen over de
maatregelen die zij heeft genomen om uitvoering aan het Verdrag te geven. De
Syrische regering was deze voortgangsrapportage sinds l984 nog verschuldigd.
Naar verluidt heeft in juli 2001 een zestigtal personen de 'Organisatie voor de Rechten van de Mens in Syrië' opgericht. Onder de oprichters zouden zich vooraanstaamde politici en advocaten bevinden. Doel van deze nieuwe organisatie, waarvoor de Syrische autoriteiten nog hun goedkeuring moeten verlenen, is het begrip 'mensenrechten' in Syrië te verbreiden, het lot van verdwenen personen te achterhalen, politieke gevangenen in vrijheid te stellen en burgerlijke rechten aan voormalige gevangenen te herstellen. Op 26 juli 2001 vond een eerste bijeenkomst plaats van het oprichtingscomité van deze nieuwe mensenrechtenorganisatie. Tijdens deze bijeenkomst werd een bestuur van elf personen gekozen. Het bestuur zou sindsdien het opstellen van een officiële goedkeuringsaanvraag voor de organisatie bij het ministerie van Sociale Zaken en Arbeid in beraad hebben.
Vertegenwoordigers van de diplomatieke vertegenwoordigingen in Damascus van de lidstaten van de Europese Unie, Canada, Japan, Noorwegen, de VS en Zwitserland wonen de openbare processen bij tegen de onafhankelijke parlementariërs Mamum Al-Homsi em Riyadh Seif .
3.2 Naleving en schendingen
---
De Syrische grondwet biedt burgers het recht om zich vrijelijk in woord en
geschrift te uiten . In de praktijk worden deze rechten door de
Syrische autoriteiten in aanzienlijke mate beperkt. De Syrische regering
controleert op strikte wijze de verspreiding van informatie. Zij staat geen
kritiek toe - in woord noch in beeld - op de president, de familie van de
president, de Baath-partij, de strijdkrachten, of op de rechtmatigheid van
het Syrische regime.
Gedurende de tweede helft van 2000 en het begin van 2001 kwam er in Syrië
een discussie op gang onder journalisten, mensenrechtenactivisten en
kritische intellectuelen over de voor Syrië noodzakelijke politieke en
economische hervormingen. In het kader hiervan verscheen in Libanese
dagbladen in september 2000 een petitie, ondertekend door 99 Syrische
intellectuelen (waaronder de romanschrijver Abdel Rahman Munif, de dichter
Adonis en de professor in de filosofie Sadiq Al-Azm). In januari 2001
ondertekenden duizend Syrische burgers een petitie waarin de Syrische
president onder meer werd gevraagd om opheffing van de bestaande
noodwetgeving, vrijlating van alle politieke gevangenen, een democratisch
verkiezingssysteem en onafhankelijke rechtspraak. Er kwamen openbare
bijeenkomsten en vergaderingen binnenskamers (in zogenaamde 'salons') waar
academici, zakenlieden, journalisten en advocaten min of meer openlijk hun
mening durfden te uiten over de problemen waarmee het land worstelde. Van
openlijke kritiek op de overleden president of zijn zoon en opvolger was
geen sprake.
De machthebbers bleken deze ontwikkelingen als een bedreiging te ervaren
voor de monopoliepositie van de Baath-partij en de onaantastbaarheid van de
voorrechten van de machtselite. Ook vrees voor een groeiende invloed van
fundamentalistische en militante islamitische stromingen speelde daarbij een
rol. In februari 2001 kwam aan deze politieke dialoog dan ook vrij
onverwachts een einde. Leiders van discussiegroepen die voordien vrijelijk
over democratische hervormingen mochten spreken, werd medegedeeld dat deze
bijeenkomsten niet meer zonder voorafgaande goedkeuring van de autoriteiten
mochten worden gehouden . Daarbij dient tevoren een lijst van
aanwezigen, gespreksthema's en de plaats van samenkomst te worden ingediend.
Als gevolg hiervan is het openbare karakter van deze bijeenkomsten
afgenomen. Samenkomsten waaronder die van het Jamal Al-Atassi forum
zouden nog wel binnenshuis plaatsvinden.
Voor zover bekend zijn er in de eerste helft van 2001 geen journalisten,
mensenrechtenactivisten of kritische intellectuelen gearresteerd of
verdwenen.
Wel zijn sommigen van hen regelmatig lastiggevallen door de geheime
diensten .
Individuele gevallen/voorvallen
Op 9 augustus 2001 werd de onafhankelijke parlementariër Mamun Al-Homsi
gearresteerd en afgevoerd naar de Adra-gevangenis, twee dagen nadat hij een
hongerstaking was begonnen uit protest tegen corruptie, de voortdurende
noodtoestand en de almachtige Syrische veiligheidsdiensten. Hem werd onder
andere 'belediging van de grondwet, verzet tegen de regering en
betrokkenheid bij het verschaffen van informatie aan buitenlandse
mogendheden' tenlaste gelegd.
Op 20 maart 2002 werd Mamun Al-Homsi door een civiele rechtbank tot vijf
jaar gevangenisstraf veroordeeld .
Op 1 september 2001 werd advocaat en voormalig politiek gevangene (hij
verbleef van l980 tot en met l998 in gevangenschap ) en vooraanstaand
lid van de National Democratic Alliance , Riyadh Al-Turk, gearresteerd
en overgebracht naar de Adra-gevangenis. Er was in maart 2002 nog geen
aanklacht of beschuldiging bekend.
Onafhankelijk parlementariër Riyadh Seif werd op 6 september 2001, een dag
na een politiek seminar in zijn huis in Damascus waar zo'n vierhonderd à
vijfhonderd mensen aanwezig waren, gearresteerd en overgebracht naar de
Adra-gevangenis .
In november 2001 zijn openbare zittingen van de strafrechtbank in Damascus
tegen de parlementariërs Seif en Al-Homsi begonnen. Westerse diplomaten
hebben deze openbare zittingen tot nu toe steeds bijgewoond .
De voortgaande verharding van het beleid jegens mensenrechtenactivisten en 'civil society'-groepen en -fora leidde op 9 september 2001 tot de arrestatie van een vijftal personen . Over eventuele aanklachten of vermoedelijke verblijfplaats is niets bekend .
Voorts werd op 12 september 2001 een van de stichters van de Organisatie voor Mensenrechten in Syrië gearresteerd. Over eventuele aanklachten of vermoedelijke verblijfplaats is niets bekend .
Persvrijheid
De Syrische pers is ondergeschikt aan de regering en de Baath-partij. Er
bestaan in Syrië geen onafhankelijke dagbladen. Het Syrische ministerie van
Informatie houdt toezicht op alles wat van de drukpers komt. De W et op de
Noodtoestand biedt de regering uitgebreide bevoegdheden om te bepalen
wat op het gebied van opinievorming wel of niet geoorloofd is.
De belangrijkste dagbladen zijn Al-Baath , Al-Thawra , Khouli en
Tishrin . De Syrian Times is het enige Engelstalige dagblad in het
land. Het wordt verspreid door de uitgever van Tishrin in een oplage van
ongeveer vijfduizend. Voorts worden in de grootste steden buiten Damascus
nog uitgegeven Al-Jamahir en Al-'Arabiyya (beide in Aleppo), Al-Fidaa (in
Hama in een oplage van ongeveer vierduizend) en Al-'Uruba (in Homs in een
oplage van ongeveer vijfduizend).
In een resolutie van mei 2001 heeft de Baath-partij toegestaan dat de
overige leden van het Nationaal Progressief Front , met inbegrip van de
twee officiële vleugels van de Syrische Communistische Partij, hun eigen
kranten uitgeven en een eigen partijkantoor openen.
De factie van de Syrische Communistische Partij onder leiding van Yusuf Al-Faisal overwoog eerst tot heruitgave van het semi-clandestiene tijdschrijft Nidal Al-Sha'b . Uiteindelijk werd gekozen voor de wekelijkse publicatie in kleur van Al-Nur , dat wordt gedrukt in de Al-Wahda drukkerij, eigendom van de Syrische regering.
De factie van de Syrische Communistische Partij onder leiding van mevrouw Wisal Farah Bakdash brengt het dagblad Sawt Al-Sha'b uit.
De Socialistische Unionisten brengen sinds februari 2001 het dagblad
Al-Wahdawi uit.
Daarnaast werd door het ministerie van Informatie toestemming verleend voor
de publicatie van het tijdschrift Al-Iqtisadiyyah van de heer Waddah
Abd Rabbuh, en van het blad met politieke satire en karikaturen
Al-Doumari van karikaturist Ali Farzat. Voorts zou het Committee for
the Defence of Democratic Freedoms and Human Rights in Syria (CDF) van
Aktham Nu'aisa een nieuw blad verspreiden onder de naam Al-Amarji ..
Ofschoon de Syrische regering al in l999 een verbod op het verschijnen van
Jordaanse kranten in Syrië had herroepen en Jordaanse kranten in Syrië alom
verkrijgbaar waren, vroeg de Jordanian Press Association in juni 2001 aan
het Syrische ministerie van Informatie officieel toestemming voor het laten
verschijnen van Jordaanse kranten in Syrië. Minister Adnan Omran van
Informatiezaken verklaarde daarop dat het desbetreffende Syrische Arab
Institution for the Distribution of Publications op de hoogte was gesteld
van de officiële goedkeuring voor het laten verschijnen van Jordaanse
kranten in Syrië. Voorwaarden daarbij zijn voorafgaande goedkeuring en
verspreiding van de kranten door het eerdergenoemde Syrische instituut
.
Jordaanse journalisten dienen een maand vantevoren het Syrische ministerie
van Informatie op de hoogte te stellen van hun inreis in Syrië.
De radio- en televisiestations zijn in handen van de regering of de
Baath-partij.
Het thans wijdverbreide bezit van schotelantennes voor televisieontvangst
wordt door de Syrische autoriteiten gedoogd. Ontvangst van uitzendingen van
buitenlandse televisiestations is in Syrië mogelijk.
Het gebruik van internet is in Syrië beperkt en aan strenge
voorschriften onderhevig. Overtreding van deze voorschriften kan tot
afsluiting van de vereiste telefoonaansluiting leiden. President Bashar
Al-Assad heeft maatregelen aangekondigd om via aansluitingen op kantoren, in
particuliere internetcafés, in de Al-Assad Nationale Bibliotheek en op de
internationale luchthaven van Damascus een grotere toegang tot internet
mogelijk te maken. De Syrian Telecommunications Establishment (STE), de
enige internet-provider van het land, biedt nog steeds geen toegang tot
Israëlische websites of tot websites van de Syrische oppositie, zoals de in
Londen gevestigde Syrian Human Rights Committee. Er bestaat ook censuur op
het electronische berichtenverkeer. Het aantal abonnees op internet was in
april 2000 ongeveer vijfduizend . Om per maand vijftien uur toegang tot
internet te hebben moeten abonnnees in Syrië ongeveer 2400 Syrische ponden
betalen.
Op 22 september 2001 werd een presidentieel decreet afgekondigd inzake de
persvrijheid. In dit decreet, dat ter vervanging dient van een eerder
decreet uit l949, worden de beperkingen waaraan perspublicaties onderhevig
kunnen zijn, duidelijk omschreven. Ook zijn er straffen in opgenomen in
geval van overtreding. Perspublicaties waarbij de nationale veiligheid, de
eenheid van het land, de veiligheid van de strijdkrachten, de buitenlandse
betrekkingen, de waardigheid en goede naam van het land, de nationale
economie of de monetaire veiligheid in gevaar worden gebracht, zijn
verboden. Publicaties inzake omvang, bewapening en uitrusting van de
strijdkrachten zijn eveneens verboden, tenzij deze officieel zijn
vrijgegeven.
Een gevangenisstraf van maximaal drie jaar en een boete van maximaal één
miljoen Syrische ponden kan bij overtreding van dit decreet worden opgelegd.
Iedere publicatie die oproept tot een wijziging van de grondwet zonder de
daarbij te volgen constitutionele weg, of tot burgerlijke ongehoorzaamheid,
wordt inbeslaggenomen. Zij die verantwoordelijk worden gehouden voor
dergelijke publicaties, kunnen ingevolge het nieuwe decreet worden vervolgd
en bestraft .
Het oprichten van onafhankelijke politieke partijen is in Syrië niet
toegestaan.
De Syrische grondwet voorziet in het recht van vereniging . Het
oprichten van vakbonden wordt daaronder uitdrukkelijk begrepen. In de
praktijk is het echter niet toegestaan om een onafhankelijke vakbond of
enige andere vereniging op te richten. Alle Syrische vakbonden moeten zijn
aangesloten bij de Algemene Federatie van Vakverenigingen die wordt
gedomineerd door de Baath-partij. De GFTU maakt dan ook feitelijk onderdeel
uit van de regeringsbureaucratie.
Met uitzondering van de agrarische sector zijn stakingen bij wet toegestaan.
In de praktijk wordt het werknemers verhinderd deel te nemen aan stakingen.
De Syrische autoriteiten treden hard op tegen iedere vorm van georganiseerde
werkonderbreking. Voor zover bekend vonden de laatste stakingen, die waren
georganiseerd door vakverenigingen van onder andere artsen, ingenieurs en
advocaten, in l982 plaats. Deze resulteerden in arrestaties en langdurige
gevangenisstraffen.
Voor het houden van openbare bijeenkomsten, demonstraties of vergaderingen
is uitdrukkelijk toestemming van de Syrische autoriteiten vereist. Personen
die een bijeenkomst hebben bezocht waarvoor van de zijde van de Syrische
autoriteiten geen uitdrukkelijke toestemming was verleend, kunnen vervolging
te duchten hebben. Risico voor vervolging wordt nog groter indien de
desbetreffende bijeenkomst in de ogen van de autoriteiten als politiek
bedreigend wordt aangemerkt.
Om als legaal te kunnen worden aangemerkt moeten alle verenigingen en
organisaties bij de Syrische autoriteiten geregistreerd staan. Registratie
en goedkeuring (van activiteiten) van groeperingen die zich niet met
politieke of voor de openbare orde gevoelige aangelegenheden bezig houden,
is doorgaans zonder bezwaar mogelijk.
Niet-geregistreerde groeperingen mogen geen bijeenkomsten houden. Bij de
Syrische autoriteiten geregistreerde groeperingen dienen iedere keer voor
het houden van een bijeenkomst toestemming van de autoriteiten te
verkrijgen.
De grondwet voorziet in vrijheid van godsdienst . In de praktijk wordt
dit recht in het algemeen door de autoriteiten gerespecteerd. Leden van
religieuze minderheden worden niet louter vanwege hun religieuze achtergrond
door de autoriteiten vervolgd. Religieuze minderheden bezitten in Syrië het
recht om uitdrukking te geven aan hun eigen identiteit en geloofsbeleving.
Dit mag echter niet in strijd komen met het door de autoriteiten nauwgezet
gehanteerde beleid van het voorstaan en het handhaven van een religieus
evenwicht in het land. De autoriteiten zijn zeer gekant tegen welke vorm of
uiting van separatisme dan ook.
Vanuit een ideologie van seculier Arabisch socialisme staat het regime
traditioneel tegemoetkomend en coöperatief tegenover de diverse religieuze
minderheden in het land, mits hun activiteiten de doelstellingen van deze
ideologie niet doorkruisen. In essentie wordt het regime gedragen door
minderheden, in de eerste plaats door de alawieten, waartoe ook de president
behoort. Ook christenen en islamitische minderheden (zoals ismaëlieten,
druzen en sji'ieten) steunen over het algemeen de huidige politieke
status-quo in het land, niet in de laatste plaats uit angst voor een
eventuele vervanging van het huidige bewind door een regime van
sunnitisch-fundamentalistische signatuur.
De grondwet schrijft voor dat de president van Syrië moslim dient te
zijn .
Alle godsdiensten en sektes dienen officieel geregistreerd te staan bij de
autoriteiten die toezicht houden op bijeenkomsten en geldinzamelingsacties.
Bekering
Het is niet toegestaan om moslims tot het christendom te bekeren. Dergelijk
proselitisme wordt bij wet veroordeeld als een 'inbreuk op religie en
gezin', en is strafbaar als een vergrijp tegen de openbare orde .
Missie- en zendingsactiviteiten onder moslims worden in de praktijk dan ook ontmoedigd. Actieve bekeringswerkzaamheden passen niet in de door het regime gecreeërde staatsorde en de ruimte die daarbinnen is weggelegd voor religieuze en etnische minderheden. Dergelijke activiteiten worden door de autoriteiten gezien als een bedreiging voor het delicate religieuze evenwicht in het land. In voorkomende gevallen kan gebruik worden gemaakt van de artikelen 462 en 463 van het Wetboek van Strafrecht.
Net als in andere islamitische landen is de positie van moslims die openlijk
overgaan tot een ander geloof, problematisch. De burgerlijke wetgeving
spreekt zich over de gevolgen van een dergelijke apostasie niet uit. De
sociale druk vanuit de omgeving van de bekeerling om tot het islamitische
geloof terug te keren, is groot.
De Syrische geheime diensten houden zich voor zover bekend niet met
religieuze zaken bezig. Inmenging van geheime diensten in individuele
kwesties van apostasie is niet bekend.
Syrië kent christelijke, alawitische, druzische, ismaëlitische, joodse en
yezidi-minderheden.
Christenen
Er bevinden zich in Syrië diverse christelijke groeperingen, die in totaal
een minderheid van ongeveer tien procent (1,4 miljoen) vormen. Vele
christelijke kerken hebben een eigen onderwijssysteem dat loopt van de
kleuterschool tot en met het priesterseminarium. Ook hebben zij eigen
grondbezit.
Syrische christenen zijn relatief sterk vertegenwoordigd in de vrije
beroepen en in de zakenwereld. Hun levensomstandigheden steken over het
algemeen dan ook gunstig af bij die van andere categorieën van de Syrische
bevolking.
In mei 2001 bracht paus Johannes Paulus II in het voetspoor van de apostel
Paulus een officieel bezoek aan Syrië. Bij die gelegenheid werd hij
officieel ontvangen door de Syrische president. Bezoeken werden gebracht aan
diverse historische kerken, zoals de St. Pauluskerk in Damascus en de St.
Georgekerk in Al-Quneitra .
De christelijke gemeenschap in Syrië kan worden onderverdeeld in orthodoxe
en met Rome geunieerde kerken. De vier grootste christelijke kerken zijn de
Syrisch- en Grieks-orthodoxe en Syrisch- en Grieks-katholieke kerken.
Ongeveer tachtig procent van de christenen behoort tot één van deze kerken.
De overige twintig procent is verdeeld over vele kerken, waaronder de
protestante, de Armeense en de Assyrische kerken.
De volgende christelijke kerken kunnen worden onderscheiden:
Syrisch-orthodox
Evenals de andere oosterse kerken ziet de Syrisch-orthodoxe kerk zich als de
oorspronkelijke orthodoxe richting binnen het christendom, waarvan de andere
kerkgenootschappen zijn afgedwaald. Volgelingen van de Syrisch-orthodoxe
kerk (ongeveer 600.000 leden) worden ook wel 'jakobieten' genoemd naar de
Syrische monnik Jacobus Baradaeus, die in de zesde eeuw een van de
grondleggers van deze kerk was. De spreektaal en de liturgische taal zijn
vormen van het Aramees .
Ten tijde van de christenvervolging aan het einde van de Eerste Wereldoorlog
zochten de Syrisch-orthodoxe gemeenschappen hun heil voornamelijk in de
Franse mandaatgebieden Syrië en Libanon.
De Syrisch-orthodoxe kerk heeft een eigen patriarch. Dit is sinds l980 Zijne
Heiligheid Mar Ignatius Zaka I Iwas . Als Patriarch van Antiochië
claimt hij opvolger van de apostel Petrus te zijn. Patriarch Ignatius Zaka
was eerder de vertegenwoordiger van zijn kerk in het centraal comité van de
Wereldraad van Kerken in Genève. Het patriarchaat van de Syrisch-orthodoxe
kerk bevindt zich in de christelijke wijk van Damascus. De Syrisch-orthodoxe
kerk in Syrië telt bisschoppen in Aleppo, Homs, Al-Hassakah, alsmede twee in
Damascus.
De positie van Syrisch-orthodoxe christenen verschilt in zoverre van de
positie van andere christenen in Syrië dat eerstgenoemde christenen
voornamelijk woonachtig zijn op het platteland. Zij leven vooral in de
noordoostelijke streek Al-Jazirah, dat in economisch opzicht een achterstand
heeft ten opzichte van de rest van Syrië. In deze regio wonen ongeveer
60.000 tot 75.000 Syrisch-orthodoxe christenen.
Van alle christenen in Syrië zijn de Syrisch-orthodoxen tezamen met de
Assyriërs het minst goed geïntegreerd in de Syrische samenleving. Dit wordt
grotendeels veroorzaakt door het feit dat zij veelal in de geïsoleerde
noordoostelijke hoek van Syrië wonen. De streek Al-Jazirah ligt op 800 km
van de hoofdstad Damascus, waarbij de Syrische Woestijn nog een natuurlijke
barrière vormt. Hoewel de economie in Al-Jazirah niet florissant is, betreft
het een redelijk vruchtbaar landbouwgebied waar de lokale bevolking
niet verkommert. Deze bevolking bestaat in de grote provinciestad
Al-Qamishli en omliggende plaatsen in grote meerderheid uit christenen en
Koerden. Arabische moslims zijn er niet veel. De christenen spreken
gedeeltelijk nog Aramees.
Daar waar de christenen uit de grote steden in Syrië merendeels tot de
gegoede en gevestigde midden- en bovenklasse behoren, zijn Syrisch-orthodoxe
christenen uit de streek Al-Jazirah aanzienlijk armer, hoewel in het
algemeen nog wel relatief rijker dan hun niet-christelijke omgeving.
In tegenstelling tot de sunnitische Arabieren en Koerden om hen heen, hebben de Syrisch-orthodoxe christenen naar verluidt een sterke neiging om hun sociaal-economische situatie te verbeteren. Waar dit na de Tweede Wereldoorlog resulteerde in een migratie naar de grote steden in Syrië, leidt deze behoefte de laatste decennia van de afgelopen eeuw tot emigratie naar West-Europa, de Verenigde Staten, Canada en Australië.
Ook spanningen tussen (Syrisch-orthodoxe) christenen en Koerden in de streek
Al-Jazirah kunnen tot (e)migratie aanleiding geven. Langs de Turkse en
Iraakse grens met Syrië is sprake van een groeiende Koerdische bevolking.
Tegelijkertijd neemt de christelijke bevolking af door een lager kindertal,
maar vooral ook door eerder genoemde (e)migratie.
In steden als Al-Qamishli en Al-Hassakah betekent dit dat wijken die
oorspronkelijk volledig christelijk waren, en waar de (christelijke)
bewoners zich veilig en prettig voelden, nu in toenemende mate gemengd
worden, vooral door vestiging van Koerden die het onroerend goed van
vertrekkende christenen opkopen. Vertrekkende christenen weigeren soms hun
grondgebied aan de kerk te verkopen, soms is de kerk ook niet geïnteresseerd
in het aankopen van grond. Dit versterkt het gevoel bij (Syrisch-orthodoxe)
christenen niet meer onder elkaar te zijn en dat leidt tot een
(e)migratiespiraal. Doordat ondermeer veel christenen emigreren, waarbij
gemeenschappen van Syrisch-orthodoxe en andere oosterse christenen in
westerse landen - ook in Nederland - een grote aantrekkingskracht
uitoefenen, wordt door hen steeds meer land opgegeven. Hierdoor ontstaan er
landdisputen tussen christelijke en Koerdische bevolkingsgroepen.Voorts zijn
de christenen er beducht voor dat hun dochters mannen uit andere religieuze
groeperingen huwen, waardoor zij in hun ogen voor het (Syrisch-orthodoxe)
geloof verloren gaan.
De Syrisch-orthodoxe kerk is zelf tegen de emigratie uit Syrië, de
historische geboortegrond van deze kerk. De Patriarch en zijn bisschoppen
trachten hun volgelingen ertoe te bewegen te blijven. Volgens de
Syrisch-orthodoxe kerk zouden 'individuele spanningen' tussen leden van de
(Syrisch-orthodoxe) christelijke en Koerdische gemeenschappen voor sommige
christenen aanleiding kunnen vormen om te (e)migreren. Met de Koerden zouden
diepe culturele verschillen bestaan, dit in tegenstelling tot de
gemeenschappelijke cultuur die de (Syrisch-orthodoxe) christenen zouden
delen met het Arabisch-islamitische volksdeel van Syrië.
De verhouding tussen de (Syrisch-orthodox) christelijke en Koerdische
bevolkingsgroepen is derhalve niet bepaald vriendschappelijk te noemen. Maar
van een eventuele geloofsvervolging is allerminst sprake. Eerder valt te
constateren dat de christelijke groepen in Syrië zwaar leunen op het
Syrische regime, dat met zijn veiligheidsdiensten in het noordoosten van
Syrië alom aanwezig is. (Syrisch-orthodoxe) christenen kunnen - in het geval
dat zich problemen mochten voordoen tussen hen en de Koerden - een beroep
doen op de Syrische autoriteiten om bescherming. Dit kan echter niet
voorkomen dat onder de oppervlakte hevige spanningen aanwezig zijn tussen
beide gemeenschappen, waaruit incidenteel conflicten kunnen oplaaien. Om
zich hieraan te onttrekken kunnen (Syrisch-orthodoxe) christenen naar de
grote steden in Syrië migreren, waar dergelijke problemen zich niet of
nauwelijks voordoen.
Syrisch-katholiek
De Syrisch-katholieke kerk is in l781 ontstaan na afscheiding van de
Syrisch-orthodoxe kerk. Er zijn ongeveer 40.000 leden van deze kerk in
Syrië. Zij leven in kleine gemeenschappen, voornamelijk in Aleppo,
Al-Hassakah en Damascus.
Grieks-orthodox
De Grieks-orthodoxe kerk heeft in Syrië ongeveer 350.000 leden die
voornamelijk in en om Damascus, Latakia en de aangrenzende kuststreek
woonachtig zijn. Geestelijk leider is Zijne Heiligheid Ignatius Hazim,
Patriarch van Antiochië en het Gehele Oosten, die jurisdictie heeft over
Syrië, Libanon, Iran en Irak.
Grieks-katholiek
De Grieks-katholieke kerk telt in Syrië ongeveer 100.000 leden.
Geestelijk leider is Maximos V Hakim, Patriarch van Antiochië en het Gehele
Oosten, Alexandrië en Jeruzalem. Er zijn aartsbisdommen van deze kerk in
Aleppo, Busra, Hauran, Homs en Latakia.
Armeense kerken
Er zijn ongeveer 200.000 Armeniërs in Syrië, voornamelijk woonachtig in
Aleppo, maar ook in Damascus en in Al-Jazirah. De meeste leden (ongeveer
150.000) van deze religieuze groepering, die ook naar etniciteit te
onderscheiden valt, zijn aanhangers van de Armeens-Apostolischeof
Armeens-orthodoxe kerk. Voorts zijn er nog ongeveer 40.000 mensen lid
van de Armeens-katholieke kerk, en 3.500 mensen lid van de
Armeens-protestantse kerk.
Armeniërs genieten - evenals andere christelijke minderheden- in Syrië
volledige vrijheid in de uitoefening van hun geloof. Zij zijn met name
vertegenwoordigd in de handel en de middenstand. De sociaal-economische
positie van de Armeense gemeenschap in Syrië ligt duidelijk boven het
landelijk gemiddelde. Armeniërs hebben hun eigen scholen waar in de eigen
Armeense taal wordt onderwezen. Terwijl de meeste Armeniërs twee- of zelfs
drie- of viertalig zijn, is voor Armeens-orthodoxen binnen de eigen
geloofsgemeenschap het Armeens de omgangstaal.
De banden tussen Armeense christenen in Syrië en hun geloofsgenoten in
Armenië zijn sterk. Meer dan de helft van de Armeniërs in Syrië is verbonden
met de links-georiënteerde Pan-Armeense Daschnak- beweging , die
in Syrië niet politiek actief is en haar activiteiten vooral op Armenië zelf
richt. Voorts zijn er nog enige Armeense groeperingen binnen de
Armeense gemeenschap in Syrië actief, zonder dat dit evenwel problemen met
de Syrische autoriteiten oplevert.
ASALA
In de jaren tachtig bood Syrië onderdak aan de 'Armenian Secret Army for the
Liberation of Armenia' (ASALA). Deze gewapende beweging met sterk
terroristische inslag werd in de tachtiger jaren, toen in Libanon de
Palestine Liberation Organisation (PLO) militair sterk was, in Beiroet
opgericht op initiatief van en gefinancieerd door Yasser Arafat en Abu
Jihad. Sinds de onafhankelijkheid van Armenië en het einde van de koude
oorlog zijn er geen ASALA-acties op of vanaf Syrisch grondgebied
waargenomen. Er bevinden zich voor zover bekend ook geen Armeense politieke
gevangenen in Syrië. Dit vormt een sterke indicatie dat er ook geen sprake
(meer) is van ondergrondse activiteiten van ASALA tegen het Syrische bewind.
ASALA-activisten worden voor zover bekend niet meer waargenomen in Syrië.
ASALA is dus misschien wel latent aanwezig in Syrië, maar de organisatie is
er niet werkelijk actief. ASALA-activisten zijn overigens vooral in de
Verenigde Staten van Amerika en in Europa te vinden.
Of er daadwerkelijk nog oppositionele activiteiten van ASALA tegen de Syrische autoriteiten plaatsvinden, kan niet worden bevestigd. De positie van Armeniërs in Syrië is overigens bijzonder goed en beschermd te noemen. De Armeense regering zelf heeft tot nu toe de Armeense bevolkingsgroep in Syrië opgeroepen zich te onthouden van protestacties tegen het buurland Turkije. Dit heeft ertoe geleid dat de afgelopen jaren op 24 april Armeniërs geen kransen meer leggen bij de Turkse ambassade in Damascus.
Lidmaatschap van de Syrische Baath-partij van Armeniërs met een Syrisch
staatsburgerschap is wettelijk niet verboden, maar komt in de praktijk
eigenlijk niet voor.
Assyrisch
De Assyrische kerk die zich niet met de kerk van Rome kon verenigen, heeft
als liturgische taal een Aramees dialect. Christenen van Assyrische
oorsprong benadrukken behalve hun religieuze, ook hun etnische en
cultuur-historische eenheid. Zij voeren hun culturele identiteit terug op
het voor-christelijke volk van deze naam in Mesopotamië. De benadrukking van
een eigen identiteit komt in de praktijk tot uiting in pogingen om de eigen
taal en cultuur in stand te houden.
De meeste Assyriërs wonen in Irak dat zij als hun land van oorsprong
beschouwen. Er zijn ongeveer 25.000 Assyriërs in Syrië, met name in de
vallei van de rivier de Khabur in Al-Jazirah. Daar hebben zij begin jaren
dertig van de vorige eeuw op de vlucht uit Irak een tiental landbouwdorpen
gesticht. De meeste van hen behoren tot de Assyrische Oude Kerk van het
Oosten. Deze kerk wordt geleid door Patriarch Mar Aday die in Bagdad zetelt.
Aanhangers van deze kerk worden ook wel aangeduid met de naam
'Nestorianen' .
De levensomstandigheden voor de in Syrië woonachtige Assyriërs zijn beter
dan in de omringende landen Turkije en Irak. In tegenstelling tot andere
christenen in Syrië benadrukken de Assyriërs behalve hun religieuze, ook hun
etnische en hun cultuurhistorische eenheid. Van discriminerend optreden door
de Syrische autoriteiten tegen leden van de Assyrische gemeenschap in Syrië
louter op basis van religie en etniciteit is geen sprake.
Chaldeeuws
De oude Apostolische Kerk van het Oosten had als grondlegger de Griekse
theoloog Nestorius. Deze werd in 428 Patriarch van Constantinopel. Zijn
volgelingen werden ook wel 'Nestorianen' genoemd. Deze kerk viel in 1552
uiteen. Sommige Nestorianen bleven de oorspronkelijke kerk trouw, anderen
voegden zich bij de reeds bestaande Assyrische en Syrisch-orthodoxe kerken.
De Chaldeeuwse kerk verenigde zich vervolgens weer met Rome. Ongeveer 8.000
Assyriërs behoren tot de Chaldeeuws-katholieke kerk onder leiding van
Patriarch Mar Denkha IV in Chicago. De Chaldeeërs spreken net als de
Syrisch-orthodoxen het 'Suryani', een Aramese taal. Zij worden ook wel als
een etnische groep gezien .
Maronitisch
Maronieten zijn oorspronkelijk volgelingen van de kluizenaar Maron die in de
vijfde eeuw leefde. De paus wordt door de maronieten erkend als het opperste
gezag. De Maronitische ritus kent in Syrië ongeveer 35.000 volgelingen, die
vooral in Latakia woonachtig zijn. Kleine gemeenschappen zijn te vinden in
Aleppo en in Damascus.
Overige christelijke geloofsrichtingen
Naast de hierboven genoemde christelijke stromingen zijn er onder meer
Jehova's getuigen , aanhangers van de Pinkstergemeente en
Zevendedagsadventisten. De omvang van deze religieuze groepen is niet
bekend.
In l997 werden verscheidene Jehova's getuigen door de autoriteiten opgepakt
toen zij zich verzamelden voor het houden van godsdienstige
bijeenkomsten .
Alawieten
Alawieten zijn van oudsher uiterst zwijgzaam geweest over wat hun
religie precies inhoudt. Deze was dan ook slechts bekend bij een kleine
groep van ingewijden. Zeker is dat naast de profeet Mohammed, diens
schoonzoon Ali een cruciale rol speelt voor de alawieten. Ali wordt een
goddelijk karakter toegekend. Het geloof in de drie-eenheid (Ali - Mohammed
- Salman) en bepaalde pre-islamitische en christelijke elementen maakt dat
alawieten door anderen geacht worden ver af te staan van de oorspronkelijke
sunnitische hoofdstroming van de islam, voorzover zij überhaupt al worden
erkend als moslims en niet worden beschouwd als ketters. De alawitische
religie wordt gezien als een onderdeel van de 'twaalver-sji'itische' islam.
Bakermat van de alawieten ligt vooral in de Nusayri-bergketen bij de
havenstad Latakia. Aanzienlijke alawitische gemeenschappen zijn te vinden in
de vlakten bij de steden Homs en Hama. In totaal wonen er ongeveer 1,4
miljoen alawieten in Syrië. De kleine machtsgroep waarop het regime steunt,
behoort voor een belangrijk deel tot de alawieten. Ook de president behoort
tot de alawieten.
Druzen
De druzen zijn een islamitische sekte waarvan de leden vooral in Libanon,
Syrië en Israël wonen. Zij zien in Jethro, schoonvader van Mozes, de
belangrijkste profeet. Daarnaast vereren zij Mohammed, Mozes en Jezus. De
godsdienstige doctrine van de druzen, die alleen tot in details bekend is
bij een kleine groep ingewijden, is zeer complex, met tal van filosofische
en astrologische elementen. Druzen geloven onder andere in reïncarnatie
leer heeft zich ver van de oorspronkelijke islam verwijderd, en veel moslims
beschouwen de druzen als ketters.
Er wonen ongeveer 400.000 druzen in Syrië, voornamelijk aan de grens met
Jordanië . Er zijn ook aanzienlijke gemeenschappen op de
Golan-hoogvlakte, in zeventien dorpen in Jabal Al-A'la tussen Aleppo en
Antiochië, en in vier dorpen ten zuiden van Damascus.
Ismaëlieten
Ismaëlieten vormen een kleine minderheid binnen de sji'itische islam.
Er wonen ongeveer 200.000 ismaëlieten in Syrië, voornamelijk in Salamiyya,
ten oosten van de stad Hama. Er zijn kleine gemeenschappen in Masyaf en
Qadmus.
Joden
Tot l948 woonden er ongeveer vierduizend Arabisch-sprekende joden in Syrië,
voornamelijk in de steden Damascus en Aleppo. Hoewel er zich weinig
zionisten onder hen bevonden, trokken velen om economische redenen in de
jaren dertig naar Palestina. De achterblijvers raakten in een moeilijke
positie vanwege pogingen van zionistische zijde om hen te bewegen naar
Palestina te emigreren en eisen van Arabisch-nationalistische zijde tot
loyaliteit aan de Syrische staat. Door de gebeurtenissen in Palestina vonden
er twee grote aanvallen op joden en hun bezittingen plaats in Aleppo in l945
en l947. Ondanks een officieel verbod om Syrië te verlaten, verlieten nadien
toch velen heimelijk Syrië.
Op 27 april l992 werden de uitreisbeperkingen voor joden opgeheven. Wel
hebben zij uitdrukkelijk toestemming van de Syrische autoriteiten nodig om
te mogen (uit)reizen. Joden vormen overigens de enige minderheidsgroep in
Syrië, waarvan de godsdienst in paspoort of identiteitskaart staat vermeld.
Op deze documenten staat 'Musawi' ('Mozaïsch') gestempeld. Voor Syrische
joden zijn paspoorten slechts voor een periode van twee jaar geldig in
plaats van de gebruikelijke zes jaar.
Thans zouden er nog ongeveer honderd joden in Syrië woonachtig zijn .
Zij mogen het Hebreeuws op hun eigen scholen onderwijzen. Voor hen bestaat
er geen dienstplicht. Wel worden zij over het algemeen uitgesloten van werk
bij de overheid. Het onderhouden van contact met Israël is voor alle Syriërs
streng verboden.
Er bestaat in Syrië geen wet of wetsartikel waarin wordt gesteld dat
overname door particulieren van (on)roerende goederen van joden verboden is
en dat zulks uitsluitend is voorbehouden aan de Syrische autoriteiten. Vóór
1976 was het voor joden in Syrië wel verboden om (on)roerende goederen te
kopen of te verkopen.
Er worden nog twee synagoges gebruikt, in Damascus en in Aleppo. Bij
opgravings- en herstelwerkzaamheden van een 3000 jaar oude synagoge vlak
buiten Aleppo werd enige tegenwerking ondervonden van de plaatselijke
autoriteiten.
Leden van de joodse gemeenschap vertrekken vanwege het ontbreken van
gunstige economische perspectieven naar het buitenland.
Yezidi's
De ongeveer 50.000 yezidi's in Syrië wonen in diverse dorpen langs de
noordgrens met Turkije tot in de Afrin-streek noordelijk van de stad Aleppo.
Het yezidi-geloof is een godsdienst waarin elementen uit de religies van het oude Mesopotamië en Assyrië, alsmede oud-Iraans dualisme, zijn versmolten met christelijke en islamitische voorstellingen. De yezidi's zijn afkomstig uit Irak. Zij kennen een jaarlijkse pelgrimage naar een bepaald gebied in het noorden van Irak. Hun groepsverband heeft sterke tribale kenmerken. Zij huwen slechts binnen de eigen groep of clan. Aan het hoofd van zo'n clan staat een geestelijk leider die 'pir' wordt genoemd.
De yezidi's kennen een lange geschiedenis van discriminatie en vervolging
van de kant van de orthodoxe islam. Vaak worden zij uitgemaakt voor
duivels-aanbidders. Dit gaat terug op dualistische elementen in hun geloof
en hun interpretatie van het verhaal in de koran over de ongehoorzaamheid
van de gevallen engel ('satan') van God. In hun geloof neemt Malak Ta'us, de
engel Pauw, een belangrijke plaats in.
Aangezien hun geloof in tegenstelling tot de monotheïstische religies van
jodendom en christendom niet als zodanig door de islam wordt erkend, weet de
seculiere Syrische overheid niet goed raad met de geloofsovertuiging van de
yezidi's. Yezidi's worden in Syrië als moslims geregistreerd. Het gevolg is
dat kinderen van yezidi's op school islamitisch godsdienstonderricht
ontvangen. Leiders van de yezidi's vrezen dat hun gemeenschappen op die
manier worden geabsorbeerd door de islam.
In tegenstelling tot andere religeuze gemeenschappen in Syrië beschikken de
yezidi's niet over een eigen religieuze administratie die documenten kan
afgeven inzake familierechtelijke aangelegenheden als huwelijk, geboorte en
echtscheiding. Syrische burgers die het yezidi-geloof aanhangen, kunnen
alleen op civielrechtelijke wijze hun huwelijk laten registreren. Emigratie
van yezidi's naar westerse landen draagt er toe bij dat het aantal
yezidi's in Syrië afneemt.
Hoewel er in Syrië veel politie op straat aanwezig is, is het binnenlands
personenverkeer over het algemeen niet aan strenge controle onderhevig.
Syrische burgers die binnen Syrië willen reizen, hebben daarvoor geen aparte
vergunning nodig. Wel dienen Syrische staatsburgers altijd hun
identiteitsbewijs bij zich te dragen en hebben zij de verplichting
desgevraagd zichzelf te kunnen identificeren. Als er controleposten op de
wegen zijn, dan staan die meestal in de buurt van militaire installaties of
in zogenaamde 'restricted areas', zoals de Golan-hoogvlakte. Daarbij wordt
gecontroleerd op documenten en vracht in verband met smokkelwaar, wapens,
narcotica en subversieve literatuur. Bestuurders van vrachtwagens met fruit,
groente of katoen worden vaak gecontroleerd of zij wel de juiste vergunning
hebben.
Om Syrië op legale wijze te kunnen verlaten dient men in beginsel in het
bezit te zijn van identiteitskaart, een paspoort en een uitreisvisum.
Uitzonderingen hierop zijn reizen naar Egypte en Jordanië, waarbij een
uitreisvisum niet nodig is. In het geval dat men naar Libanon zou willen
reizen, is een identiteitskaart voldoende.
De Directie Immigratie en Paspoorten van het Syrische ministerie van
Binnenlandse Zaken draagt zorg voor de controle van passagiers en bagage op
de luchthaven van Damascus. Daarnaast bevinden zich op het vliegveld
functionarissen van verschillende geheime diensten, die een controlerende
functie hebben.
Aan de hand van landelijke gecomputeriseerde signaleringslijsten waarop de
namen staan vermeld van personen die wegens politieke activiteiten,
economische of commune delicten, desertie of dienstweigering worden gezocht,
wordt bepaald of passagiers Syrië mogen verlaten of inreizen. Op deze
gecombineerde lijsten kunnen ernstige en minder ernstige gevallen worden
onderscheiden. Politieke overtredingen behoren per definitie tot de ernstige
gevallen en worden op last van de geheime diensten in het bestand ingevoerd.
Personen die worden gezocht voor het plegen van commune delicten, worden aan
deze lijst toegevoegd op last van justitie en politie. De derde categorie
betreft personen die op last van de militaire autoriteiten bijvoorbeeld
wegens desertie op de signaleringslijsten zijn geplaatst.
Voorzover bekend wordt men weer van deze lijsten geschrapt als men de boete of straf heeft voldaan die bij het ten laste gelegde delict behoort.
Het is voor personen die door de Syrische autoriteiten worden gezocht,
nagenoeg onmogelijk om Syrië op legale wijze via de luchthaven van Damascus
te verlaten of binnen te komen. Ook is het vrijwel ondenkbaar dat personen
zonder de juiste documenten Syrië langs legale weg zouden kunnen verlaten of
binnenkomen.
Zelfs indien een persoon een paspoort heeft, kunnen de Syrische autoriteiten
een uitreisverbod tegen betrokkene uitvaardigen, en de naam van betrokkene
op de signaleringslijsten van de desbetreffende autoriteiten zetten. Dit
komt vooral voor bij personen die bij verstek zijn veroordeeld, bij personen
waarvan beslag is gelegd op hun bezittingen, bij kinderen van wie de vader
via de islamitische rechtbank een uitreisverbod heeft aangevraagd, alsmede
bij ex-politieke gevangenen.
Syrische vrouwen beneden de leeftijd van achttien jaar mogen het land niet
verlaten zonder toestemming van hun ouders. Gehuwde vrouwen behoeven formeel
de toestemming van hun echtgenoot om Syrië te mogen verlaten.
Wanneer een vrouw al eerder naar het buitenland heeft kunnen reizen, wordt aan deze regel in de praktijk vaak niet de hand gehouden. Niettemin heeft een echtgenoot altijd het recht bij de Syrische autoriteiten kenbaar te maken dat hij zijn vrouw verbiedt naar het buitenland te reizen.
Illegale overschrijding van de landsgrenzen is zeer gebruikelijk in Syrië.
De grenzen met Turkije, Jordanië en Libanon zijn in hoge mate poreus .
Er bestaan diverse sluipwegen. De plaatselijke bevolking bezoekt familie aan
de andere kant van de grens zonder gebruik te maken van paspoorten. In geval
van illegale grensoverschrijding kan men voor ondervraging worden
aangehouden en een boete opgelegd krijgen.
Identiteitskaart
De aanvraag voor een identiteitskaart bij het bevolkingsregister dat onder
het ministerie van Binnenlandse Zaken valt, dient persoonlijk te geschieden
en kan niet via de post of via een familielid plaatsvinden. Bij de aanvraag
moet het familieboekje worden getoond en dient een aantal pasfoto's te
worden ingeleverd. Ook moet een aantal formulieren worden ingevuld.
De identiteitskaart heeft een onbeperkte geldigheidsduur. Hierdoor lopen
veel Syriërs rond met een identiteitskaart met daarin een (pas)foto waar zij
niet of nauwelijks meer op lijken.
Bij verlies van een identiteitskaart moet een politierapport worden
opgemaakt. Dit rapport moet worden overhandigd aan het bevolkingsregister.
De geheime diensten zullen vervolgens nagaan hoe het verlies van de
identiteitskaart heeft plaatsgevonden. Dit onderzoek kan drie tot vijf
maanden in beslagnemen. Pas als de goedkeuring van de geheime diensten is
ontvangen, kan betrokkene een nieuwe identiteitskaart in ontvangst nemen. De
boete voor het verlies van een identiteitskaart bedraagt 60 Syrische
pond .
De meeste Syriërs dragen een kopie van hun identiteitskaart bij zich uit
vrees het origineel te verliezen. Originele identiteitskaarten worden veelal
thuis bewaard. Het niet bij zich dragen van de identiteitskaart is niet
strafbaar. In de praktijk komt het vrijwel niet voor dat iemand niet in het
bezit is van een identiteitskaart. Zonder identiteitskaart is een Syriër
niet in staat om bijvoorbeeld een paspoort aan te vragen en naar het
buitenland te reizen, te studeren of een examen af te leggen. Iedere
Syrische burger dient in het bezit te zijn van een identiteitskaart, ook
wanneer men beschikt over een geldig nationaal paspoort. Er bestaan straffen
voor degene die geen identiteitskaart heeft. De strafmaat bedraagt een
gevangenisstraf van drie maanden of een geldboete van 500 Syrische
ponden .
Paspoort
Teneinde een paspoort te verkrijgen dient men zich te wenden tot de Dienst
Immigratie en Paspoorten, die afdelingen in het gehele land heeft.
Een paspoort wordt afgegeven voor de geldigheidsduur van zes jaar ..
Bij de aanvraag voor een paspoort wordt door de Syrische autoriteiten een
antecedentenonderzoek ingesteld, waarbij wordt nagegaan of de aanvrager nog
verplichtingen heeft ten aanzien van militaire dienst, dan wel voorkomt op
lijsten van personen die het land niet mogen verlaten. In het algemeen kan
het paspoort al de volgende dag worden afgehaald. Paspoorten kunnen net als
identiteitskaarten alleen door de persoon in kwestie worden afgehaald. Wel
kan familieleden of vrienden worden gevraagd om afschriften of kopieën bij
de desbetreffende instanties te laten afhalen.
Het is voor jonge mannen die de achttienjarige leeftijd hebben bereikt en
die nog hun militaire dienstplicht moeten vervullen, vrijwel onmogelijk om
een uitreisvisum te verkrijgen. In geval van studie in het buitenland kan
hierop een uitzondering worden gemaakt. Wel kan een dienstplichtige een
paspoort krijgen met een geldigheidsduur van maximaal drie maanden.
Als een Syriër een paspoort bezit vormt dat geen indicatie dat hij niet
strafrechtelijk of anderszins door de Syrische autoriteiten wordt vervolgd.
Het is denkbaar dat hij/zij een paspoort kan hebben gekregen op het moment
dat er nog een juridische zaak tegen hem/haar liep, die nog niet was
afgerond.
Het is niet waarschijnlijk dat een persoon na veroordeling voor een politiek
delict alsnog een paspoort heeft gekregen. Ex-politieke gevangenen krijgen
over het algemeen geen paspoort van de Syrische autoriteiten. De datum van
afgifte van een paspoort zou wel een aanwijzing kunnen zijn of de houder van
dat paspoort recentelijk nog problemen heeft gehad met de Syrische
autoriteiten .
De Syrische grondwet voorziet in een onafhankelijke rechterlijke macht
. Het Syrische rechtssysteem is gebaseerd op het Franse rechtsstelsel en is
als volgt opgebouwd.
Opbouw rechtssysteem
Bovenaan het rechtssysteem staat het Hoge Constitutionele Hof, dat onder
meer is belast met het toetsen van wetgeving aan de grondwet. Het Hof is
samengesteld uit een 'chief justice' en vier rechters. Zij worden per
decreet benoemd door de Syrische president voor een periode van vier jaar.
Na deze periode zijn zij hernoembaar.
Een Hof van Cassatie, bestaande uit een president, zeven vice-presidenten en
31 raadsheren, buigt zich op verzoek van de verdediging of de openbare
aanklager over uitspraken gedaan in burgerlijke of strafrechtszaken door
Hoven van Appèl.
Er zijn 54 Hoven van Appèl, die ieder een eigen geografische jurisdictie
bezitten ten aanzien van een provincie . Ieder Hof van Appèl is weer
verdeeld in burgerlijke en strafrechtskamers, en buigt zich in beroep over
uitspraken gedaan door Hoven van Eerste Aanleg en Vredesrechtbanken. Ieder
Hof van Appèl bestaat uit een president, een aantal vice-presidenten
en raadsheren.
Iedere provincie kent een of meerdere Hoven van Eerste Aanleg, die elk weer
zijn verdeeld in verschillende kamers voor burgerlijke en strafrechtszaken.
Elke kamer bestaat uit een rechter. Er zijn in totaal 72 Hoven van Eerste
Aanleg.
In de hoofdstad van elke provincie en in elk district bevinden zich een of
meerdere Vredesrechtbanken die jurisdictie bezitten over gewone burgerlijke
en strafrechtszaken. Er zijn in totaal 227 Vredesrechtbanken.
Personal status courts
Voor de verschillende bevolkingsgroepen bestaan er voorts in Syrië
zogenaamde 'personal status courts'. Dit zijn religieuze rechtbanken die
zich bezighouden met personen- en familierechtelijke aangelegenheden als
huwelijk en echtscheiding. Voor moslims bestaat zo'n rechtbank uit een
rechter . Ook druzen hebben een soortgelijke rechter . Voor
niet-moslims zijn er rechtbanken voor rooms-katholieken, voor aanhangers van
orthodoxe religies, voor protestanten en voor joden.
Berechting van delicten die geen binnenlandspolitieke of veiligheidsdimensie
hebben, geschiedt in het algemeen volgens de regels van de procesgang zoals
die is neergelegd in de wet. De verdediging kan bij gewone burgerlijke of
strafrechtprocessen verzoeken om vrijlating op borgtocht. Dit geldt evenwel
niet voor degenen die beschuldigd worden van vergrijpen tegen de nationale
veiligheid. Aangezien in Syrië de staat almachtig is, kunnen de autoriteiten
evenwel interveniëren ten voordele of ten nadele van een beschuldigde,
indien de belangen van de Syrische autoriteiten of de Syrische staat in het
geding zijn.
Militaire rechtbanken
Er zijn in Syrië militaire rechtbanken die speciaal belast zijn met
strafrechtelijke aangelegenheden tegen militairen van lagere rang, en tegen
militairen met een officiersrang. In sommige gevallen kunnen ook burgers
door deze rechtbanken worden berecht. Dit laatste is het geval wanneer er
sprake is van een conflict tussen burgers en het leger. Ook in gevallen van
overtredingen begaan door een groep, waarvan één of meerdere militairen deel
uitmaken, wordt de groep als geheel door een militaire rechtbank berecht.
Voor de categorie van militairen van lagere rang bestaan er in iedere provincie rechtbanken, die gevormd worden door elk een rechter. Voor de categorie van militairen met een officiersrang bestaan er rechtbanken in Damascus en in Aleppo, die elk uit drie rechters bestaan.
Tegen uitspraken van de militaire rechtbanken kan bij het Hof van Cassatie
in beroep worden gegaan.
Buitengewone veiligheidsrechtbanken
Syrië kent een tweetal buitengewone veiligheidsrechtbanken die opereren op
grond van decreten die onder de huidige staat van beleg zijn uitgevaardigd.
Het recht op juridische bijstand in processen voor deze speciale rechtbanken
is zeer beperkt. Advocaten krijgen doorgaans voorafgaande aan de zitting
geen toegang tot hun clienten.
De speciale rechtbanken kunnen alsvolgt worden onderverdeeld:
· Hooggerechtshof voor de Staatsveiligheid
Dit hof behandelt zaken van politieke en nationale veiligheid, en werd
ingesteld bij Legislative Decree no. 47 van 28 maart l968. Krachtens dit
decreet werden de buitengewone militaire rechtbanken vervangen door het
Hooggerechtshof voor de Staatsveiligheid (SSSC). Dit hof dat werd
vrijgesteld van de procedurele regels die voor de rechtspraak in Syrië van
toepassing zijn, is slechts verantwoording schuldig aan de minister van
Binnenlandse Zaken, 'who is, by delegation, the martial law governor in
charge of overseeing the implementation of the state of emergency law'
Het recht op verdediging blijft van kracht, maar het hof is niet gehouden aan de Syrische wetgeving omtrent procesrecht, ondervragings- en opsporingsmethoden . E en gedaagde voor dit hof dient zijn advocaat/verdediger eerst een machtiging te verschaffen alvorens deze juridisch gemachtigd is voor hem/haar als raadsman te kunnen optreden . Deze machtiging dient door betrokkene in aanwezigheid van zijn advocaat en een vertegenwoordiger van de Bar Association te worden getekend. Ook moet er een honorarium voor deze machtiging worden betaald.
De kamers van het hof bestaan uit twee burgerrechters en een militaire
rechter, die allen worden benoemd door de Syrische president. Tegen
uitspraken van dit hof is geen beroep mogelijk. De tenlastelegging tegen
degene die voor dit hof dient te verschijnen, is vaak vaag geformuleerd. Zo
kan ingevolge de onder de staat van beleg van krachtzijnde wetgeving een
ieder worden vervolgd die wordt verdacht van 'opposing the goals of the
revolution', 'shaking the confidence of the masses in the aims of the
revolution', of 'trying to change the economic or social structure of the
state' .
Vaak dient men voor dit hof te verschijnen om te worden berecht in
aangelegenheden die te maken hebben met de uitoefening van gewone politieke
rechten, zoals het recht op vrijheid van meningsuiting. Elk politiek
vergrijp wordt beschouwd als ondermijning van de staatsveiligheid. Op het
politieke vergrijp van het behoren tot de Moslimbroederschap staat in
principe nog steeds de doodstraf. Ook in het geval van spionage voor de
vijand of gewelddadig verzet tegen de staatsorde heeft het hof de
bevoegdheid om doodvonnissen uit te spreken. Over de laatste jaren zijn
hiervan echter geen voorbeelden bekend.
Aangeklaagden worden in principe berecht onder de decreten van de
noodwetgeving. Niets belet het hof echter om ook nog gebruik te maken van
artikelen uit het gewone strafrecht. De decreten uit de noodwetgeving zullen
echter altijd blijven prevaleren, waardoor artikelen uit het gewone
strafrecht mogelijk uit hun verband kunnen worden getrokken.
Vonnissen van het hof worden slechts mondeling medegedeeld. Vonnissen betreffende politieke delicten worden niet bij verstek geveld, indien de betrokkene niet fysiek aanwezig is. Betrokkene staat dan wel op de opsporingslijsten vermeld, maar er vindt echter geen rechtszitting plaats zonder dat de verdachte lijfelijk aanwezig is. Het schriftelijke vonnis wordt in het archief van het hof opgeslagen. Van dit originele vonnis worden geen afschriften verstrekt. Verzoeken om afschriften van schriftelijke vonnissen worden door het hof afgewezen. Het is derhalve feitelijk niet mogelijk dat een (bij verstek) veroordeelde in het bezit is van een op hem of haar betrekking hebbend afschrift van een authentiek vonnis van dit hof.
Het kwam voor vooral in de jaren tachtig van de vorige eeuw dat politieke
gevangenen vaak niet eens werden berecht. Pas in l992 is het hof begonnen
met het in behandeling nemen van zaken van personen die reeds lange
tijd om politieke redenen zonder enige vorm van proces in detentie
verkeerden. Er bestaan geen betrouwbare cijfers over het aantal zaken dat
door het hof wordt behandeld. De door het hof opgelegde straffen voor
vermeend lidmaatschap van verboden politieke groeperingen kunnen
oplopen tot wel vijftien jaar gevangenisstraf. In enige tientallen zaken
volgde soms evenwel vrijspraak, in een aantal gevallen echter nadat de
desbetreffende personen vaak al jarenlang zonder enige vorm van proces
hadden vastgezeten.
Hoewel Amnesty International toestemming heeft gekregen van de Syrische
autoriteiten om in l997 een zitting van het hof bij te wonen, hebben er
sindsdien geen bezoeken van internationale mensenrechtenngo's meer
plaatsgevonden.
· Gerechtshof voor Economische Veiligheid
Dit hof behandelt alleen delicten van financieel-economische aard. Personen
verdacht van overtredingen van wetgeving met betrekking tot de buitenlandse
valutahandel of andere financieel-economische vergrijpen, dienen zich voor
dit hof te verantwoorden. Vervolging van financieel-economische vergrijpen
vindt echter niet eenduidig plaats. Zo blijven sommige
regeringsfunctionarissen of zakenlieden met nauwe banden met het Syrische
regime, die de strenge Syrische financieel-economische regelgeving hebben
geschonden, soms gevrijwaard van justitiële vervolging. Tijdens de
amnestieverlening in november 2000 werd aan personen die waren
veroordeeld voor economische delicten, hun straf met eenderde
kwijtgescholden .
De wet op de noodtoestand verstrekt de Syrische autoriteiten onbeperkte
bevoegdheden om naar believen preventieve aanhoudingen te doen
verrichten . De bepalingen van de strafwet die er op zijn gericht om
willekeurige aanhouding en detentie tegen te gaan, worden door deze wet
buiten werking gesteld. Willekeurige aanhouding en detentie komen in Syrië
dan ook voor . In gevallen van politieke vergrijpen of vergrijpen tegen
de nationale veiligheid worden arrestaties in het algemeen in het geheim
uitgevoerd. De verdachten worden daarbij voor onbepaalde tijd incommunicado
zonder enige vorm van proces vastgehouden.
Ieder politiebureau en elke afdeling van de diverse geheime diensten kan een
arrestatiebevel afgeven. Een arrestatiebevel wordt niet aan de in hechtenis
te nemen persoon afgegeven. De bij een arrestatie betrokken instantie wil
niet een mogelijke arrestant van te voren waarschuwen voor een ophanden
zijnde arrestatie. Het is vrij onwaarschijnlijk dat een persoon een
origineel arrestatiebevel in zijn bezit kan hebben. Ook strookt het
bepaaldelijk niet met de werkwijze van de geheime diensten in Syrië om
arrestatiebevelen of oproepbrieven te verstrekken aan familieleden van
personen die door de Syrische autoriteiten worden gezocht. Personen die om
politieke redenen worden gezocht, worden door de geheime diensten zonder
meer gearresteerd, ondervraagd en vaak in verband met het onderzoek voor
onbepaalde tijd vastgehouden.
Voorafgaande aan of tijdens de ondervraging van arrestanten die om politieke
redenen zijn gearresteerd, is juridische ondersteuning niet toegestaan. Vaak
verschaffen de politiële instanties nauwelijks of geen informatie aan
familieleden over het welzijn van arrestanten of de locatie van hun
detentie. Bij eventuele navraag door familieleden ontkennen noch bevestigen
de Syrische autoriteiten vrijwel altijd dat een persoon is gedetineerd en om
welke reden. Door de onafhankelijk van elkaar opererende geheime diensten is
het voor de familie vaak onmogelijk te achterhalen in welke gevangenis een
familielid is gedetineerd. Er zijn dientengevolge hiervan de afgelopen jaren
talrijke personen verdwenen die waarschijnlijk zonder enige vorm van proces
in langdurige detentie werden vastgehouden, of die mogelijkerwijs in
gevangenschap zijn overleden. Bij de tenuitvoerlegging van straffen wordt in
Syrië echter geen hechtenis van familieleden van politieke tegenstanders
toegepast .
Ondanks het feit dat zij de termijn van hun straf allang hebben uitgezeten,
worden waarschijnlijk nog talloze gevangenen in gevangenschap vastgehouden.
In sommige gevallen zou het gaan om een periode van meerdere jaren ..
Vrijgelaten politieke gevangenen kunnen hun burgerrechten verliezen voor een
periode die gelijkstaat aan de opgelegde straf. Ook kunnen politieke
gevangenen na hun vrijlating nog worden onderworpen aan allerlei beperkende
maatregelen, zoals een meldingsplicht. Ook komt het voor dat politieke
gevangenen na hun vrijlating een verklaring moeten ondertekenen waarbij zij
moeten beloven van verdere politieke activiteiten af te zien. Soms worden
personen bij hun vrijlating geronseld om als informant voor een van de
geheime diensten te gaan werken.
In de voornaamste stad of plaats van elk van de twaalf provincies van
Syrië bevinden zich minstens één burgergevangenis , één gevangenis van
de staatsveiligheidsdienst' en één militaire gevangenis ..
Het aantal politieke gevangenen in Syrië is niet exact bekend, doch wordt
geschat op enige honderden. De Syrische autoriteiten hebben zich in het
verleden altijd op het standpunt gesteld dat hoewel het oogmerk van sommige
gevangenen een politieke achtergrond had, hun activiteiten (inclusief
subversie) crimineel van aard waren. Met betrekking tot de officiële
bekendmaking van de vrijlating van zeshonderd (politieke) gevangenen in
november 2000, hebben de autoriteiten voor het eerst expliciet toegegeven
dat er politieke gevangenen in Syrië zijn. Tot deze politieke gevangenen
kunnen worden gerekend aanhangers van de Partij van Communistische Actie
(PCA), de Communistische Partij/Politiek Bureau (CP/PB), de
Moslimbroederschap, de Democratische Socialistische Arabische Baath-Partij
en de Arabische Socialistische Unie in Syrië. Bij mensenrechtenorganisaties
zijn honderden gevallen bekend . De meeste politieke gevangenen
verblijven sinds hun arrestatie in de jaren zeventig en tachtig van de
vorige eeuw onder erbarmelijke omstandigheden (vaak incommunicado) en zitten
langdurige straffen uit in speciale gevangenissen, zoals de gevangenis van
Tadmor in de Syrische Woestijn of de Sednaya gevangenis bij
Damascus . Gezondheidsproblemen of geestelijke problemen komen onder
gevangenen vaak voor. In november 2000 werd de beruchte Mezzeh-gevangenis
bij Damascus waar talloze politieke gevangenen gedetineerd hebben gezeten,
gesloten. In december 2000 plaatste een mensenrechtenorganisatie een open
brief in een Libanees dagblad waarin om sluiting van de
Tadmorgevangenis werd gevraagd. Voormalige (politieke) gevangenen
worden vaak na hun vrijlating nog onderworpen aan de zogenaamde 'rights
ban', die ingaat op de dag van de veroordeling tot tenminste 10 jaar na
afloop van de straf. Personen die met een 'rights ban' te maken hebben,
mogen niet stemmen, (bepaald) werk zoeken of in dienst treden bij de
overheid; ook krijgen zij geen paspoort .
In december l999 en januari 2000 zouden enige honderden mensen in Syrië zijn
gearresteerd in verband met hun verzet tegen de hernieuwde onderhandelingen
met Israël, onder wie (vermeende) leden van de Moslimbroederschap en de
Islamitische Bevrijdingspartij . Onder de arrestanten zouden zich veel
mensen hebben bevonden die vanwege hun islamitische kleding en/of uiterlijk
waren opgepakt, maar die vrij snel daarna weer zijn vrijgelaten. Of en
hoeveel mensen vanwege de arrestaties in januari 2000 nog vastzitten, is
niet bekend. Een groot aantal van hen zou evenwel nog steeds gevangen worden
gehouden .
Niet-Syrische gevangenen
Tijdens de Libanese burgeroorlog (l975-l990) en met name gedurende de
gewapende strijd in Libanon tussen door Syrië gesteunde shi'itische
groeperingen als de Amal en Hezbollah enerzijds, en de Palestine
Liberation Organisation (PLO) anderzijds, hebben zich talloze willekeurige
aanhoudingen en verdwijningen voorgedaan van mensen die werden beschouwd als
een bedreiging voor de Libanese, c.q. Syrische veiligheid, of louter alleen
ter verkrijging van informatie . Veel van degenen die zijn verdwenen of
werden vastgehouden, werden gearresteerd of weggevoerd door Syrische
strijdkrachten in Libanon, of door rivaliserende milities aan de Syrische
strijdkrachten overgedragen.
Na beëindiging van de burgeroorlog in Libanon werden nog Libanese
ingezetenen door de Syrische strijdkrachten naar Syrië weggevoerd, of
daarheen overgebracht door de Libanese militaire inlichtingendienst .
En marge van de Libanese burgeroorlog werden Libanezen, Palestijnen en
Jordaniërs door Syrische veiligheidstroepen aangehouden aan de grens met
Libanon of in Syrië. Vaak waren er geen getuigen ten tijde van deze
aanhoudingen. Slechts jaren later vernamen sommige families dat verwanten
van hen nog in leven waren en zich in gevangenschap bevonden in geheime
detentieoorden. Ondanks de vrijlating van enige honderden politieke
gevangenen in de afgelopen jaren bestaat het vermoeden dat nog talrijke
Syrische, maar ook niet-Syrische politieke gevangenen zich in gevangenschap
bevinden in Syrië .
Op 20 december l995 hebben de Syrische autoriteiten een amnestie
afgekondigd, waarin onder andere alle straffen werden kwijtgescholden wegens
ongeoorloofd vertrek uit de overheidsdienst. Voorwaarde hierbij was wel dat
men zich binnen één jaar vanaf de datum van afkondiging van deze
amnestieregeling weer voor hervatting van het werk beschikbaar zou stellen.
Hoewel na het verstrijken van de amnestietermijn de wet met betrekking tot
het ongeoorloofd vertrekken uit overheidsdienst opnieuw van kracht is
geworden, zijn sindsdien geen gevallen bekend geworden waarin daadwerkelijk
vervolging zou hebben plaatsgevonden.
Regelmatig worden in Syrië op grond van amnestiewetten grote aantallen
politieke gevangenen vrijgelaten. In l991 betrof het circa 2700
Palestijnen, voornamelijk aanhangers van Arafat. In l992 bedroeg het aantal
circa 2800, voornamelijk aanhangers van de Moslimbroederschap, maar ook
dissidente Baath-leden, leden van verboden communistische groeperingen en
leden van de Libanese sunnitisch-fundamentalistische Tawhid-beweging .
Tijdens de algemene amnestie in het kader van het 25-jarig regeringsjubileum
van president Hafez Al-Assad in november l995 werden ruim tweeduizend
politieke gevangenen vrijgelaten. Ook nu betrof het merendeels aanhangers
van de Moslimbroederschap.
Voorjaar l998 hebben de Syrische autoriteiten dertig meer prominente,
hoofdzakelijk linkse politieke gevangenen vrijgelaten . Daaronder
bevonden zich enkele bekende gevallen die bij Amnesty International en
andere mensenrechtenorganisaties bovenaan de lijst van gewetensgevangenen
stonden. Zo werd bij die gelegenheid advocaat Riyadh Al-Turk
vrijgelaten, de bekendste politieke gevangene van Syrië en voormalig
secretaris-generaal van de illegale fractie van de Syrische communistische
partij (Communistische Partij - Politiek Bureau (CP-PB). Hij werd sinds l980
zonder enige vorm van proces gevangen gehouden, naar verluidt de laatste
jaren in eenzame opsluiting in een ondergrondse kerker van de Al-Mezzeh
gevangenis in Damascus. Inmiddels is hij in september 2001 weer
gearresteerd .
Ook Aktham Nu'aisa, een bekend advocaat en voorman van de Committee for the
Defence of Democratic Freedoms and Human Rights (CDF) , waarvan de
leden eind l99l waren gearresteerd en wegens staatsgevaarlijke propaganda
waren veroordeeld tot gevangenisstraffen van vijf tot tien jaar, werd
voorjaar l998 vrijgelaten. Hij was tot negen jaar gevangenisstraf
veroordeeld.
In februari l998 waren al vijf leden van de CDF na het uitzitten van hun
straf vrijgelaten en werd Mustafa Tawfiq Al-Falla uit de Al-Mezzeh
gevangenis vrijgelaten . Deze laatste behoorde tot de pro-Iraakse Arab
Ba'ath Socialist Party en had in totaal 27 jaar gevangen gezeten.
Op de vrijlating begin l998 van een selecte groep van dertig politieke
gevangenen is volgens betrouwbare bronnen nog die van enige honderden
politieke gevangenen gevolgd, waaronder ook Moslimbroeders. Namen en
precieze aantallen zijn hierbij evenwel zoals gebruikelijk niet bekend
gemaakt.
Bij presidentieel decreet no. 3 van 12 juli l999 is een algemene amnestie
afgekondigd met betrekking tot misdrijven die zijn begaan voor 11 maart
l999, dat wil zeggen de dag waarop de nieuwe ambtstermijn van wijlen
president Hafez Al-Assad was ingegaan. Hoewel politieke gevangenen in eerste
instantie niet onder het mandaat van dit decreet vielen, zouden er bij die
gelegenheid ongeveer driehonderd Moslimbroeders, honderd tot
honderdenvijftig Palestijnen, en ongeveer driehonderd Libanese, Jordaanse en
Iraakse gevangenen zijn vrijgelaten. Van andere categorieën gevangenen
zouden er maar enkelen zijn vrijgelaten.
Eind april 2000 is nog een drietal andere politieke gevangenen die vanwege
betrokkenheid bij de verboden Partij voor Communistische Actie (PCA)tot vijftien jaar gevangenisstraf waren veroordeeld, na het uitzitten van hun straf op vrije voeten gesteld. Het ging hierbij om 'Abd Al-Haliem Remieh, Basel Hourani en 'Isam Dimashqi. In de loop van 2000 vonden nog enkele vrijlatingen plaats van politieke gevangenen die hun gevangenisstraf erop hadden zitten of na een langdurige detentieperiode zonder rechtszaak, waaronder na een gevangenisstraf van vijftien jaar Fateh Jamus en Aslan 'Abd Al-Karim, beiden voormannen van de PCA. Voorts werden nog meer dan twintig Jordaanse en Palestijnse gevangenen vrijgelaten. In 2000 werden nog vier leden van de PCA vrijgelaten . Deze waren gedetineerd in verband met de verspreiding van een CDF-pamflet waarin aandacht werd geschonken aan de verjaardag van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.
President Bashar Al-Assad heeft per decreet no. 17 van 21 november 2000 ongeveer zeshonderd politieke gevangenen amnestie verleend vanwege de dertigste verjaardag van de staatsgreep waarbij wijlen president Hafez Al-Assad aan de macht was gekomen. Hieronder bevonden zich leden van de Moslimbroederschap en personen die verdacht werden van betrokkenheid bij de verboden PCA en de CPPB, zoals Faraj Ahmad Birqdar, Jurays Yusuf Al-Talli, Nu'man 'Ali 'Abdu en 'Umar Al-Haych . Deze amnestieregeling leidde ook tot de vrijlating van zo'n 46 Libanese gevangenen.
Een ander vooraanstaand lid van de CDF en uitgever van het dagblad Sawt
Al-Dimuqratiyya ('De Stem van de Democratie'), Nizar Nayyuf ,werd in
mei 2001 vrijgelaten en is in juli 2001 naar Parijs gegaan voor medische
verzorging. Hij is nog niet naar Syrië teruggekeerd. Nizar Nayyuf heeft
wegens betrokkenheid bij de CDF en in verband met beschuldigingen aan het
adres van de Syrische autoriteiten inzake onregelmatigheden bij de algemene
verkiezingen van l99l een gevangenisstraf van meer dan tien jaar (onder
andere in de beruchte Mezzeh gevangenis) uitgezeten. Op 3 mei 2000 ontving
hijter gelegenheid van de 'International Press Freedom Day' de 'Unesco
Freedom of the Press Award'. Eerder had hij al in gevangenschap
onderscheidingen mogen ontvangen van andere organisaties als 'Reporters sans
Frontières' en de Tunesië-sectie van Amnesty International. Op 1 september
2001 werd Nizar Nayyouf voor een Syrische onderzoeksrechter gedagvaard op
beschuldiging van 'belediging van de grondwet, verzet tegen de regering en
betrokkenheid bij het verschaffen van informatie aan buitenlandse
mogendheden'; deze aanklachten zouden kunnen resulteren in een
gevangenisstraf van maximaal vijftien jaar .
Hoewel het aantal politieke gevangenen in Syrië belangrijk is afgenomen door
de diverse vrijlatingen, zouden er nog talrijke politieke gevangenen in
detentie verkeren, onder meer in verband met betrokkenheid bij de
Moslimbroederschap. Wel zouden alle politieke gevangenen die tot vijftien
jaar gevangenisstraf waren veroordeeld in verband met het lidmaatschap van
de CPPB, in de loop van 2000 zijn vrijgelaten .
In het kader van een amnestie door president Bashar al-Assad ter gelegenheid van de eenendertigste verjaardag van het aan de macht komen van zijn overleden vader in l970 werden in november 2001 in totaal 122 politieke gevangenen vrijgelaten Onder de vrijgelatenen zijn verscheidene leden van de Moslimbroederschap, de Syrische Communistische Partij, de Syrische Baath-groepering die de Iraakse lijn volgt , en negen leden van de PCA. Thans zouden er geen PCA-leden meer in de gevangenis zitten
Mishandeling en foltering, hoewel expliciet bij wet verboden, komen voor,
met name tijdens verhoren in voorarrest door de veiligheidsdiensten .
Politieke gevangenen die men hoe dan ook aan het praten wil krijgen, worden
aan zware foltering onderworpen. Bij gewoon politieverhoor is al gauw van
hardhandige bejegening sprake.
De wreedheden tijdens gevangenschap bestaan voorts uit vaak erbarmelijke
sanitaire omstandigheden en uit het verbieden van bezoek door familie of
vrienden. Ook komt het voor dat gevangenen hun medegevangenen moeten
mishandelen, met name uit de eigen politieke groepering.
Uit verschillende mensenrechtenrapportages blijkt dat tijdens
ondervragingen door de geheime diensten bekentenissen worden afgedwongen die
vervolgens worden gebruikt in zaken voor het Hooggerechtshof voor de
Staatsveiligheid (SSSC). Deze praktijken zijn in het kader van de politieke
repressie heel gangbaar.
Of politiek gemotiveerde verdwijningen in Syrië daadwerkelijk plaatsvinden
of in het verleden hebben plaatsgevonden, is niet bekend. Ondanks herhaalde
verzoeken van internationale mensenrechtenorganisaties en buitenlandse
regeringen om informatie, hebben de Syrische autoriteiten tot nog toe weinig
gegevens verstrekt over het welzijn en omstandigheden van personen die al
jaren incommunicado worden vastgehouden, of van wie alleen de aanvangsdatum
van hun detentie bekend is.
Overlijden tijdens detentie is in het verleden voorgekomen. Deze gevallen
zijn door de Syrische autoriteiten nooit onderzocht. Het aantal of de
identiteit van personen die sinds de jaren tachtig in gevangenissen zijn
overleden, blijft onbekend. Als gevolg van foltering en mishandeling tezamen
met ziekte zou 'Attiyab Diab 'Attiyah, die in l989 in Libanon vanwege
betrokkenheid bij Al-Fatah was gearresteerd en naar Syrië was overgebracht,
in februari 2001 in de Tadmor-gevangenis zijn overleden .
Het Syrische civiele strafrecht kent de doodstraf voor moord; het militaire
strafrecht kent de doodstraf voor desertie of muiterij tijdens
oorlogshandelingen. De uitvoering van de doodstraf moet door het staatshoofd
worden bekrachtigd. De doodstraf kan in de praktijk worden voltrokken.
Informatie over het aantal doodvonnissen en terechtstellingen is niet
voorhanden.
3.3 Positie van specifieke groepen
---
Louter het behoren tot één van de in deze paragraaf omschreven specifieke
groepen zal voor zover bekend niet leiden tot een onevenredige of
discriminatoire bestraffing of tenuitvoerlegging van een straf die wordt
opgelegd bij (strafrechtelijke) vervolging wegens een commuun delict.
Vrouwen participeren zonder beperkingen in het politieke systeem in Syrië. Zo zijn er twee vrouwelijke ministers en 26 vrouwelijke parlementariërs procent van de Syrische rechters bestaat uit vrouwen, evenals twintig procent van de hoogleraren aan universiteiten. De Syrische regering bevordert onderwijs voor vrouwen. Een belemmering voor de gelijkwaardige ontplooiing van vrouwen in de Syrische samenleving wordt gevormd door de toepassing van het traditionele islamitische familierecht. Hierdoor hebben vrouwen, met name in geval van echtscheiding, een achtergestelde positie. Zo kan een vrouw slechts voor een achtste deel erven van haar man. Kinderen worden volgens islamitisch recht in geval van echtscheiding toegewezen aan de vader; dit geldt voor jongens vanaf zevenjarige leeftijd en voor meisjes vanaf negenjarige leeftijd. Mannen zijn volgens het islamitische recht (de shari'a) verplicht hun ongetrouwde zusters te onderhouden.
Van de familierechtelijke aangelegenheden vallen huwelijk, echtscheiding en
voogdijschap onder de bevoegdheid van religieuze rechtbanken: shari'a
rechtbanken voor moslims, canonieke ('ruhi') rechtbanken voor de
verschillende christelijke kerken, een een aparte Druzische rechtbank.
Christenen vallen voor wat betreft echtscheidingen onder het canonieke
recht. Christelijke kerken in Syrië staan echtscheiding niet of nauwelijks
toe. Voor het overige valt het familierecht onder het Syrische burgerlijke
recht. Het burgerlijk familierecht is in Syrië evenwel in hoge mate ontleend
aan de shari'a.
Registratie huwelijken
Een Syriër is wettelijk niet verplicht zijn in het buitenland gesloten
huwelijk in Syrië te laten registreren. In Syrië kunnen behalve christelijke
en islamitische, ook andere (bijvoorbeeld joodse) huwelijken worden
geregistreerd. Voor een islamitische man vormt het geen probleem om iemand
van een ander geloof tot vrouw te nemen. In principe zou hij evengoed een
jodin of een christelijke vrouw kunnen huwen. Immers het jodendom is in
Syrië waar zich een kleine joodse gemeenschap bevindt, een erkende religie.
De vrouw in kwestie behoeft zich daarbij niet tot de islam te bekeren. Het
is echter voor een niet-islamitische man streng verboden een islamitische
vrouw te huwen.
Een Syrische man kan een verblijfsvergunning voor zijn buitenlandse vrouw
verkrijgen door steeds opnieuw een gelegaliseerde buitenlandse huwelijksakte
over te leggen. Een Syrische verblijfsvergunning op grond van een huwelijk
heeft een looptijd van een jaar. Wanneer een buitenlandse vrouw die in het
bezit is van een Syrische verblijfsvergunning Syrië uitreist, vervalt deze
verblijfsvergunning en moet zij voor terugkeer naar Syrië weer een nieuwe
verblijfsvergunning aanvragen. Als men echter blijft nalaten een in het
buitenland gesloten huwelijk in Syrië te laten registreren en als de
betrokken buitenlandse vrouw toch regelmatig binnen een jaar weer uitreist
naar haar geboorteland, kan dat voor de Syrische autoriteiten aanleiding
zijn voor de desbetreffende vrouw een verblijfsvergunning slechts voor een
half jaar te verstrekken. Onder bepaalde omstandigheden is die
verblijfsvergunning evenwel gemakkelijk met nog een half jaar verlengbaar
zonder dat die vrouw Syrië moet verlaten. De optie om het in het buitenland
gesloten huwelijk in Syrië te laten registreren is wel veel gebruikelijker.
Immers, jaarlijkse verlenging van de verblijfsvergunning wordt dan vrijwel
automatisch en zonder veel bureaucratische rompslomp verstrekt.
Familie-aangelegenheden
Erewraak
Erewraak komt in de Arabische wereld, alsook in Syrië voor. Bij erewraak
gaat het meestal om wraak vanwege seksuele omgang voor het huwelijk of
vanwege seksuele omgang met iemand anders dan de huwelijkspartner .. Het
huwen met een man zonder (uitdrukkelijke) toestemming van de eigen familie
(van de vrouw) vormt in Syrië over het algemeen geen reden voor erewraak. De
vraag of een vrouw te vrezen heeft van haar familie omdat zij in het geheim
en zonder toestemming van haar familie met een ander huwt dan met degene die
door haar familie voor haar is uitgezocht, valt moeilijk te beantwoorden.
Wel kan in dit kader worden gesteld dat de betrokken vrouw niet tegen de
Syrische wet handelt door als volwassen vrouw met iemand te huwen tegen de
wil van haar eigen familie. Een in dit kader tegen haar begaan misdrijf door
haar eigen familie zal dan ook onder het normale Syrische strafrecht vallen.
Voor moord kan hierbij maximaal de doodstraf worden opgelegd. Er is in dit
geval geen sprake van strafvermindering of een uitzonderingssituatie omdat
het hierbij om erewraak zou gaan.
Bloedwraak
Bloedwraak is een gewoonterechtelijk gebruik dat in het verleden veel
voorkwam onder bedoeïenenstammen. Het ligt voor de hand dat dit ook het
geval is geweest in Syrië.Voor de komst van de islam leidde bloedwraak vaak
tot langdurige vetes tussen twee families. Er is daarbij altijd sprake van
wederkerigheid, waarbij de ene familie de daad wreekt van de andere familie
volgens het principe 'oog om oog, tand om tand'. In het geval van
bijvoorbeeld moord op een familielid is het de morele verplichting deze
moord te wreken door een familielid uit de stam van de dader te vermoorden.
Dit leidde regelmatig tot een geweldspiraal, omdat daarna weer een moord
moest worden gewroken. In de koran staan regels die paal en perk stellen aan
deze geweldspiraal. In het geval van bloedwraak is het aanbevelenswaardig
dat de betrokken families bij elkaar komen om te bespreken wat de geleden
schade is. Via overleg moeten de betrokken families tot overeenstemming zien
te komen over de (hoogte van) schadevergoeding . Omdat het bij
bloedwraak in feite gaat om normale strafbare feiten, zullen de Syrische
autoriteiten personen die betrokken zijn bij bloedwraak, zeker juridisch
vervolgen. Er bestaat voorts te veel risico dat bloedwraak tussen twee
families uit de hand gaat lopen, en destabiliserende gevolgen zou kunnen
hebben voor de veiligheidssituatie in de desbetreffende regio. Hoewel het
niet aannemelijk is dat bloedwraak in Syrië nog voorkomt, moet zulks echter
niet geheel worden uitgesloten. Aan de andere kant zijn in gebieden in het
noord-oosten van Syrië rond de steden Al-Qamishli en Al-Hasakah permanent
veel veiligheidsdiensten aanwezig. Het is daarom praktisch onmogelijk dat
gevallen van bloedwraak daar, maar ook elders in het land aan de aandacht
van deze veiligheidsdiensten zouden kunnen ontsnappen, en dat vervolgens
deze veiligheidsdiensten daartegen geen juridische stappen zouden
ondernemen.
Vanaf achttien jaar is een persoon in Syrië wettelijk meerderjarig. Vanaf
achttien jaar wordt een persoon in Syrië geacht handelingsbekwaam te zijn.
Een minderjarige kan een zelfstandig identiteitsdocument krijgen vanaf zijn vijftiende jaar. Voor paspoorten geldt dat minderjarigen tot vijftien jaar toestemming moeten hebben van hun wettige voogd voor de aanvraag van een eigen document. De aanvraag moet worden ingediend door de wettige voogd.
Bij afwezigheid van de ouders (door overlijden of verblijf buiten Syrië)
worden minderjarigen vrijwel altijd door familieleden opgevangen. In eerste
instantie zal dit de familie van vaderszijde zijn; als die niet aanwezig is
of afziet van deze verplichting, kan de familie van moederszijde opvang
aanbieden.
Er zijn diverse opvanghuizen voor minderjarigen, vaak gelieerd aan een
moskee of een kerk. In het algemeen zijn er voldoende plaatsen beschikbaar.
De kwaliteit van de geboden opvang loopt erg uiteen. Sommige opvanghuizen
bieden goede voorzieningen op het gebied van scholing en gezondheidszorg,
andere opvanghuizen zijn van zeer bedenkelijke kwaliteit. In het algemeen
zal de familie van een minderjarige er alles aan doen om een minderjarige
niet in een opvanghuis terecht te laten komen.
Voor zover bekend zijn er geen speciale overheidsinstellingen belast met de
opvang van alleenstaande minderjarigen en de opvang van repatrianten.
Als er geen familieleden zijn die de voogdij op zich kunnen nemen, is de
familierechter verantwoordelijk.
Diverse ngo's die zich bezighouden met charitatieve doeleinden, bekommeren
zich om de opvang van wezen. Daarnaast zijn er ook kerken en moskeeën
betrokken bij de opvang van wezen en minderjarigen. SOS Kinderdorpen (SOS
Children's Villages) is in Syrië actief.
Na de arrestatiegolf van september 2001 waarbij een tiental
mensenrechtenactivisten, advocaten en parlementsleden werd aangehouden, is
sprake van grote onrust onder de Syrische intelligentsia over mogelijke
verdere arrestaties of intimidaties door de geheime diensten. Niet alle
personen die in 2000/2001 bij forumdiscussiegroepen aanwezig zijn geweest,
hebben daadwerkelijk vrees voor vervolging. Alleen degenen die zich
prominent hebben opgesteld door bijvoorbeeld het schrijven van artikelen of
het geven van voordrachten tijdens forumdiscussiegroepen bevinden zich in
een kwetsbare positie.
De speelruimte voor een kritische houding van vooraanstaande intellectuelen
en schrijvers is bijzonder gering. Zo durven journalisten niet of nauwelijks
meer over gevoelige onderwerpen in de lokale pers te schrijven. Alleen in
pan-Arabische kranten als Al-Hayat en in Libanese kranten als Al-Safir en
Al-Nahar verschijnen met enige regelmaat stukken over de
mensenrechtensituatie en over de situatie van Koerden.
In sommige gevallen worden intellectuelen, advocaten of journalisten
belemmerd om Syrië uit te reizen.
De Syrische wet stelt het hebben van 'tegennatuurlijk seksueel contact'
strafbaar met maximaal drie jaar gevangenisstraf . Het is daarom niet
waarschijnlijk dat er bescherming zal worden gezocht bij de autoriteiten
indien een persoon wordt lastig gevallen vanwege zijn of haar
homoseksualiteit. In de praktijk vindt geen actief vervolgingsbeleid plaats,
tenzij er sprake is van homoseksuele relaties met minderjarigen. Hoewel er
in de Arabische context een formeel taboe rust op homoseksualiteit, is het
in het algemeen mogelijk uiting te geven aan homoseksuele gevoelens, mits
men daarbij de nodige discretie betoont.
Over de positie van Palestijnen in Syrië is in januari 2002 een separaat
algemeen ambtsbericht verschenen.
De Koerdische bevolkingsgroep wordt niet louter op grond van haar etnische
afkomst vervolgd, dan wel discriminatoir gestraft. Individuele leden van de
Koerdische bevolkingsgroep worden niet vervolgd louter vanwege hun
Koerdische afkomst.
Van oudsher waren de in Syrië woonachtige Koerden geïntegreerd in het
maatschappelijke leven. In de Ottomaanse tijd bekleedden veel Koerden
bestuurlijke of administratieve functies. Ook na het uitroepen van de
Syrische onafhankelijkheid in l941 ondervond de Koerdische bevolking in
Syrië van overheidswege geen problemen. Deze ontstonden pas ten tijde van de
Unie van Syrië met Egypte (l958-l961). De Baath-partij die in het begin van
de zestiger jaren in Syrië aan de macht kwam, voerde een zogenaamde
'Arabische gordel '-politiek . Daarbij stond centraal de gedachte
dat de grote concentraties Koerden die zich langs de Syrische grens met
Turkije en Irak ophielden, ongewenst waren. Deze grensgebieden zouden door
Arabieren moeten worden bewoond. Daarbij werd aangenomen dat het merendeel
van de in deze grensgebieden verblijvende Koerden afkomstig zou zijn uit de
buurlanden.
Decreet nr. 93
Op 5 oktober l962 werd ingevolge decreet nr. 93 van 23 augustus l962 van de
Syrische overheid in de provincie Al-Hasakah een volkstelling uitgevoerd.
Daarbij werd nagegaan hoeveel personen illegaal de grens tussen Syrië en
Zuidoost- Turkije waren overgestoken. Koerden moesten kunnen aantonen dat
zij op zijn minst sinds l945 in Syrië hadden verbleven, een en ander op
straffe van verlies van het Syrische staatsburgerschap. Als gevolg van het
resultaat van de volkstelling werd van zo'n 120.000 Koerden , ongeveer
twintig procent van de toenmalige Koerdische bevolking in Syrië, de Syrische
nationaliteit ontnomen. Ingevolge deze maatregel zijn deze Koerden de facto
staatloos en worden door de Syrische autoriteiten aangemerkt als
'vreemdeling'. Omdat deze ontneming van de Syrische nationaliteit aan
Koerden op een volkomen willekeurige wijze plaatsvond, kwam het voor dat
binnen een Koerdisch gezin er leden waren met en zonder de Syrische
nationaliteit. In l967 werd in een 35-tal dorpen Koerdisch land onteigend.
Dit geschiedde vooral in het gebied Amouda - Qahtaniyya - Al-Malikiyya. Het
onteigende land werden vervolgens aan Arabische Syriërs overgedragen. Deze
door de Syrische autoriteiten ondernomen Arabiseringscampagne had betrekking
op de 375 km lange grensstrook tussen Ras Al-Ayn en Al-Malikiyya .
Toen Hafez Al-Assad in l970 aan de macht kwam en een verbreding van zijn
smalle politieke basis zocht, leidde dit tot een verbetering van de situatie
van de Koerden in Syrië. Ondanks petities van de kant van de Koerden werd
het gewraakte decreet nr. 93 niet ongedaan gemaakt. Dit had een politieke
achtergrond. In het noord-oosten van Syrië woonden zo'n 650.000
Koerden, 450.000 Arabieren en 100.000 christenen. De grote concentratie
Koerden in dit aan olievoorraden rijke gebied werd geacht een bedreiging
voor het centrale gezag te zullen vormen in verband met eventuele
separatistische tendensen onder de Koerdische bevolking. Door een
vermindering te bewerkstellingen van het aantal geregistreerde Koerden
werden de Koerdische en Arabische bevolkingsgroepen in dit gebied in formele
zin getalsmatig in evenwicht gebracht.
Momenteel wonen er meer dan één miljoen Koerden in Syrië, wat zou neerkomen
op ongeveer tien procent van de bevolking . Zij leven voornamelijk op
het platteland in gebieden langs de Turkse en Iraakse grens, met name
ten noord-oosten van de stad Aleppo: de zogenaamde 'Koerdische Berg'
met Afrin als centrum, het gebied van Ayn Al-Arab, het gebied tussen de
plaatsen Ras Al-Ayn - Darbasiyya - Amoudah, en het gebied van Al-Qamishli
tot aan de grens met Irak bij Al-Malikiyya .
Medio l993 zou tussen Syrië, Turkije en Iran een trilateraal
uitleveringsverdrag tot stand zijn gekomen. De tekst van artikelen uit dit
verdrag zou van toepassing kunnen zijn met name op de Koerdische
bevolkingsgroep in deze landen. Dit draagt bij tot toenemende onzekerheid
onder deze bevolkingsgroep.
Registratie
Over de praktijk rond het unieke identiteitsnummer dat onder meer voorkomt
op Syrische identiteitskaarten, is in december 2001 een separaat algemeen
ambtsbericht verschenen. In hoofdstuk 3 van dat ambtsbericht wordt aandacht
besteed aan registratie van Koerden.
Indeling naar status
Koerden in Syrië kunnen naar status als volgt worden onderscheiden:
a. Koerden die de Syrische nationaliteit bezitten, een Syrisch paspoort (kunnen) bezitten en niet als Koerd geregistreerd staan;
b. Uit Syrië afkomstige Koerden die niet de Syrische nationaliteit hebben en
die als 'vreemdeling' geregistreerd staan in de
vreemdelingenregistratie van de provincie Al-Hasakah en een oranjekleurige
identiteitskaart hebben;
c. Uit Syrië afkomstige Koerden die niet de Syrische nationaliteit hebben,
maar die in hun woonplaats elders in Syrië geregistreerd staan en op
basis van deze registratie over identiteitsdocumenten zouden kunnen
beschikken;
d. Uit Syrië afkomstige Koerden die niet de Syrische nationaliteit hebben,
niet geregistreerd staan en geen identiteitsdocumenten hebben ;
e. Koerden die bijvoorbeeld uit Irak of Turkije afkomstig zijn, en over reisdocumenten van het land van herkomst zouden kunnen beschikken;
f. Iraakse Koerden met of zonder reisdocumenten. Deze categorie wordt sinds begin l994 door de onder Syrische controle staande Iraakse afdeling van de Baath-partij nog slechts in zeer speciale gevallen voorzien van identiteitskaarten die zijn uitgegeven voor Iraakse vluchtelingen. Deze kaarten die wit van kleur zijn, houden een vorm van registratie in;
g. Iraakse Koerden, die als identiteitsbewijs alleen hun in Irak uitgegeven
identiteitskaart en een zogenaamde 'reisbrief' met stempel van de Syrische
veiligheidscontrole ter goedkeuring van binnenkomst in Syrië via de
onofficiële overgang bij Fish Khabour aan de grens met Noord-Irak kunnen
tonen.
Nationaliteitsprobleem
De nationaliteitskwestie vormt voor de Koerdische gemeenschap in Syrië een
groot probleem. De groep Koerden zonder nationaliteit telt momenteel, mede
door natuurlijke aanwas, meer dan 250.000 personen. Zij staan als
vreemdelingen geregistreerd in het register voor vreemdelingen van de
provincie Al-Hasakah. Dit register dat zich bevindt in het provinciekantoor
in de stad Al-Hasakah, geldt alleen voor de inwoners van deze provincie. Het
was namelijk daar dat het probleem van de staatloze Koerden met de
volkstelling van l962 zijn oorsprong vond. Aan de ingeschrevenen wordt een
oranje identiteitskaart verstrekt, afgegeven door het ministerie van
Binnenlandse Zaken. Deze kaart geeft recht op verblijf en onderwijs. Koerden
hebben op basis van hun oranje identiteitskaarten recht op lager,
middelbaar, hoger en universitair onderwijs.
Voor de wet staat een Koerd zonder de Syrische nationaliteit te boek als
vreemdeling. Dit houdt in dat zo'n Koerd geen onroerende zaken als een eigen
huis kan bezitten, of een bedrijf of grond in eigendom kan hebben. Men kan
geen contracten sluiten of aktes laten opmaken. Ook kan men niet in
overheidsdienst werkzaam zijn, of het beroep van arts of ingenieur
uitoefenen. Slechts loondienst of een kleine negotie is mogelijk. Men heeft
voorts geen stemrecht en men kan zich niet verkiesbaar stellen. Voor
militaire dienst wordt men niet opgeroepen. Ook kan men met een oranje
identiteitskaart niet legaal naar het buitenland reizen of een geldig
reisdocument verkrijgen. Het feit dat Koerden ook in andere delen van Syrië
kunnen wonen, heeft met zich gebracht dat oranje identiteitskaarten ook op
andere plaatsen kunnen worden aangevraagd en na een machtiging daartoe van
de binnenlandse veiligheidsdienst worden afgegeven.
In principe hebben staatloze Koerden evenals andere buitenlanders de mogelijkheid om zich in bepaalde situaties te wenden tot de Syrische autoriteiten. In de praktijk houdt dit echter weinig in. Staatloze Koerden zijn, meer dan Koerden die het Syrische staatsburgerschap bezitten, in sociale situaties afhankelijk van de goedgunstigheid van deze autoriteiten. Weliswaar hebben zij in principe recht op kosteloos staatsonderwijs voor hun kinderen en mogen zij ook gebruik maken van de kosteloze medische verzorging van staatswege, maar hiervoor moeten zij eerst bij de desbetreffende overheidsinstanties te rade gaan. Bovendien moeten zij voor elke reis toestemming zien te krijgen van de binnenlandse veiligheidsdienst.
Het is vooral op het gebied van werk en wonen dat de situatie voor staatloze Koerden erg gevoelig ligt. Zij mogen geen land of huizen bezitten, kunnen geen rechtsgeldige contracten sluiten en worden niet in overheidsdienst aangenomen. Om aan huisvesting te komen, nering te kunnen hebben en zich in het algemeen een bestaan te verzekeren, zal men vaak bij overheidsinstanties moeten gaan pleiten. Bij gebrek aan burgerrechten ontbreekt het echter aan normale sociale zekerheden, en in conflictsituaties aan juridische bescherming. De nationaliteitskwestie als gevolg van decreet nr. 93 zou als een vorm van discriminatie kunnen worden beschouwd. Nog afgezien van hun juridische status worden de circa 250.000 Koerden door hun staatloosheid de facto geconfronteerd met problemen van wettelijke en praktische aard.
Zoals hierboven al is aangegeven staan sommige Koerden in het geheel niet
geregistreerd. Hun aantal thans zou meer dan 75.000 personen betreffen
. Deze groep werd oorspronkelijk gevormd door Koerden die zich hebben
onttrokken aan de volkstelling van l962. Later breidde de groep zich uit.
Door de dorpshoofden worden 'identiteitsdocumenten' afgegeven, waarin
staat vermeld dat zij niet-geregistreerd zijn. Niet alleen de kinderen van
niet-geregistreerden, maar ook kinderen waarvan beide ouders wel
geregistreerd staatloos zijn (en in het bezit van een oranje
identiteitskaart), worden niet opgenomen in het register voor vreemdelingen,
en krijgen geen oranje kaart of enig ander document . Laatstgenoemde
kinderen worden slechts ingeschreven in het register van de geboorteplaats
zonder dat dit recht op een identiteitskaart geeft. Wel is vaak bevestiging
van de inschrijving mogelijk . Kinderen waarvan de moeder een oranje
kaart heeft en de vader de Syrische nationaliteit, krijgen wel een oranje
kaart.
Culturele uitingen
Veel Koerdische culturele activiteiten spelen zich af in een schemergebied
tussen hetgeen is toegestaan, dat wat wordt getolereerd en datgene wat is
verboden.
Het bestaan van een eigen Koerdische identiteit wordt door de Syrische
autoriteiten niet erkend . Koerden die de Syrische nationaliteit
bezitten, worden evenals andere in Syrië verblijvende minderheden, in de
bevolkingsregisters ingeschreven als behorende tot de Arabisch-Syrische
bevolking. Hoewel culturele rechten niet worden erkend, is het in de
praktijk mogelijk binnen zekere grenzen blijk te geven van een Koerdische
identiteit. Zo mag Koerdisch worden gesproken, doch niet op school worden
onderwezen. Koerdische teksten en boeken mogen niet worden gepubliceerd.
Koerdische teksten doen wel in het openbaar de ronde. In de registers voor
de burgerlijke stand in Syrië worden geen Koerdische namen toegestaan,
alleen Arabische of verarabiseerde namen. Het feest van het nieuwe jaar
('aanvang van de lente') , dat op 21 maart valt, kan worden gevierd
mits de festiviteiten geen demonstratief karakter dragen en vantevoren
hiervoor toestemming is verkregen van de autoriteiten. Het dragen van
Koerdische kleding is wel toegestaan.
Op 11 november l986 vaardigde de gouverneur van de provincie Al-Hasakah een
decreet uit waarbij het spreken van de Koerdische taal op de werkvloer werd
verboden. Twee jaar later voegde hij daar een decreet aan toe waarbij het
tevens verboden werd Koerdische liederen te zingen op bruiloften en
feestelijke bijeenkomsten. Bij een decreet begin l992 werd het ouders
verboden Koerdische namen aan hun kinderen te geven . Al deze decreten
worden echter niet consequent nageleefd. Al naar gelang de gelegenheid zich
voordoet wordt de toepassing van repressieve maatregelen verzacht of
verscherpt.
Het uitdragen van het verlangen naar een vorm van Koerdische autonomie of
onafhankelijkheid wordt door de Syrische autoriteiten niet getolereerd.
Evenals voor andere Syriërs is de enige mogelijkheid voor Koerden om deel te
nemen aan de landelijke politiek zich aan te sluiten bij een van de
politieke partijen die deel uitmaken van het Nationaal Progressief
Front , dan wel zich onafhankelijk kandidaat te stellen. Enkele Koerden
hebben thans zitting in het parlement als onafhankelijken. Na de laatste
parlementsverkiezingen eind l998 hebben thans veertien personen van
Koerdische afkomst zitting in het parlement.
Op 5 oktober l992 werd een pamflet verspreid door enkele Koerdische
partijen, waaronder de KDPS-tak onder leiding van Shayk Baqi en de
KoerdischeProgressieve Democratische Partij in Syrië van Hamid Darwish. Het
vestigde de aandacht op de dertigste verjaardag van decreet nr. 93 en
bevatte een publieke oproep de Koerden te steunen in de strijd om hun
fundamentele burgerrechten. Naar aanleiding hiervan werd in oktober en
november l992 een groot aantal Koerden gearresteerd. De
Yeketi-partijverspreidde in l993 een rapport waarin de misstanden die hun
oorsprong vonden in de 'Arabische gordel'-politiek van de jaren zestig en
zeventig aan de kaak werden gesteld. Dit rapport dat tevens aan diverse
buitenlandse ambassades werd aangeboden had tot gevolg dat tientallen
Yeketi-leden werden gearresteerd.
Koerdische partijen
Er bestaat een veelheid aan kleine Koerdische partijen in vaak wisselende
coalities. Door interne politieke verdeeldheid, tribalisme en ontwikkelingen
in Koerdische gebieden buiten Syrië, zijn coalities veelvuldig aan
verandering onderhevig.
De belangrijkste coalitie is thans de Democratische Koerdische alliantie in
Syrië die in l998 werd opgericht. Aan deze coalitie nemen de volgende
partijen deel:
· Koerdische Democratische Partij in Syrië , de KDPS-tak onder leiding
van Kamal Ahmad Agha;
· Koerdische Democratische Partij in Syrië , de KDPS-tak onder leiding
van Shayk Baqi;
· Partij van de Koerdische Volksunie in Syrië onder leiding van Salih
Badr Al-Din, die zich in Duitsland zou ophouden. 'Hevgirtina Gel' is de
krant van deze partij; deze is echter nauwelijks verkrijgbaar;
· Linkse Partij , de KDPS-tak onder leiding van Yusuf Dibo. Onder
leiding van Murad Hair Al-Din heeft zich weer een subgroep afgescheiden;
· Koerdische Progressieve Democratische Partij in Syrië onder leiding
van Abdulhamid Darwish en Rashid Hammo.
Een afsplitsing van de Partij van de Koerdische Volksunie in Syrië onder
leiding van Fuad Ali Kuh vormde in het verleden tezamen met enkele andere
Koerdische groeperingen (zoals de Linkse Partij, de Koerdische
Arbeiderspartij in Syrië en de Koerdische Partij van de Arbeid in Syrië) een
nieuwe coalitie onder de naam Koerdische Democratische Eenheidspartij in
Syrië . Deze coalitie staat ook bekend onder de Koerdische benaming
Yeketi, dat nauwe banden impliceert met de Noord-Iraakse Patriottische Unie
van Koerdistan (PUK) .
Yeketiis voorzover bekend een zelfstandige partij geworden en maakt geen
deel meer uit van een gelijknamige coalitie. Yeketizou sinds begin maart
2000 een naamsverandering hebben ondergaan en thans officieel de Koerdische
Yeketi Partij in Syrië heten.
De Koerdische Socialistische Partij in Syrië onder leiding van Salih
Qaddo, en de in l995 in Duitsland opgerichte Koerdistan Democratische Unie
in Syrië zijn nog enkele andere kleinere Koerdische partijen in Syrië
deze partijen is weinig bekend.
In december l998 heeft een rijke zakenman van Koerdische afkomst, Mohammed
Marvan Al-Zarki, een partij opgericht onder de naam Syrische
Nationaal-Democratische Coalitie (SNDC). Deze politieke groepering wil een
partij zijn voor Koerden die de nationale eenheid en loyaliteit aan het
leiderschap van president Al-Assad voorop stellen. De SNDC heeft een
oprichtingscongres in Damascus gehouden, waar werd verklaard dat de partij
een actieve rol zou gaan spelen in de Syrische politiek. Een en ander is
uiteraard alleen mogelijk met de uitdrukkelijke toestemming van de Syrische
autoriteiten.
Op 25 maart 2001 zouden een drietal Koerdische politieke partijen (de Linkse
Partij, de Koerdische Progressieve Democratische Partij in Syrië en de
Koerdische Democratische Partij in Syrië) hun krachten hebben gebundeld; zij
zouden zijn gaan samenwerken in het Koerdische Democratische Front in Syrië.
Hoewel hun eenzelfde behandeling ten deel zal kunnen vallen als andere
Syriërs die wegens (vermeende) politieke activiteiten worden opgepakt, zijn
veel Koerden ook buiten de toegestane marge politiek actief. Het is echter
onduidelijk hoe ruim het Syrische gedoogbeleid is voor Koerdische politieke
activiteiten.
In de houding van de Syrische autoriteiten ten opzichte van Koerdische
partijen is na het aantreden van president Bashar Al-Assad geen merkbare
verandering opgetreden. Koerdische partijen zijn officieel niet toegestaan.
In de praktijk wordt enige politieke activiteit van alle hierbovenvermelde
Koerdische partijen gedoogd . De marges waarbinnen politieke
activiteiten van Koerdische partijen op Syrisch grondgebied worden gedoogd,
zijn niet duidelijk te definiëren. Het hangt soms van de gemoedsgesteldheid
van een lokaal lid van de geheime diensten af of iemand die bekend staat
actief te zijn voor een Koerdische partij wel of niet wordt opgepakt.
Openlijke politieke activiteiten georganiseerd door Koerdische partijen
vinden in Syrië niet plaats.
De Yeketi-partijverspreidt min of meer vrijelijk haar partijblad Yeketi
Al-Wahda, de Democratische Koerdische Alliantie in Syrië doet hetzelfde met
haar blad Al-Tahaluf Hevbendi. Voorzover bekend betrachten Koerdische
partijen in Syrië echter wel de nodige voorzichtigheid bij het verspreiden
van partijvlugschriften. Zij gaan er daarbij van uit dat de Syrische
autoriteiten niet al hun activiteiten zonder meer zullen gedogen. Hoewel zij
regelmatig bijeenkomsten hebben, geschiedt zulks niet al te openlijk.
Koerdische partijen gaan er vanuit dat de Syrische autoriteiten op de hoogte
zijn van hun activiteiten en bijeenkomsten. Het is evenwel niet duidelijk
wanneer en om welke redenen de Syrische autoriteiten zullen ingrijpen.
Sommige vertegenwoordigers van Koerdische partijen kunnen zonder probleem
naar Europa reizen om daar deel te nemen aan conferenties over Koerden.
Koerdische Arbeiderspartij (PKK)
Na bemiddeling van Egypte en Iran hebben in de Turkse stad Adana op 19 en 20
oktober l998 tussen delegaties van Syrië en Turkije besprekingen
plaatsgevonden om te komen tot nauwere samenwerking tussen beide landen ter
bestrijding van terrorisme. Als gevolg hiervan is de situatie voor de PKK
in Syrië radicaal gewijzigd. Tot najaar l998 stond de PKK onder
officieuze bescherming van de Syrische autoriteiten. PKK-leider Abdullah
Öcalan verbleef in Damascus en het Syrische regime verleende heimelijk steun
aan PKK-acties tegen Turkije. Het lijkt echter te ver te gaan om te stellen
dat de PKK ooit zijn invloed kon doen gelden in geheel Syrië. Er zijn echter
voorbeelden van aanslagen als interne afrekening. In het najaar van l998
besloot Turkije aan deze situatie een einde te maken door Syrië onder zware
militaire druk te zetten. Syrië heeft onder deze dreiging moeten zwichten.
PKK-leider Öcalan die al enige jaren verblijf hield in Damascus, werd
gedwongen het land te verlaten. Voorts werd er resoluut een einde gemaakt
aan PKK-activiteiten in Syrië. Hierbij zouden PKK-kampen zijn gesloten en
zou PKK-strijders zijn aangezegd het land te verlaten . Er zouden op
Turks verzoek PKK-leden zijn uitgeleverd. In het kader van de
Adana-overeenkomst zouden zich enkele Turkse ambtenaren in Syrië bevinden,
die toezicht moeten houden op PKK-activiteiten in Syrië . Er zouden
zich nog wel PKK-sympathisanten in Syrië ophouden, maar dezen kunnen geen
politieke activiteiten ondernemen zonder hun eigen veiligheid in gevaar te
brengen.
In Syrië geldt een algemene dienstplicht voor mannen vanaf achttien jaar die
2½ jaar duurt. In theorie kan men daarna tot zijn vijftigste jaar worden
opgeroepen om voor een periode van zes maanden als reservist te dienen. Dit
komt op dit moment in de praktijk niet voor. Vrouwen kunnen op vrijwillige
basis bepaalde militaire taken vervullen. De dienstplicht voor soldaten bij
speciale eenheden duurt sinds augustus l999 2½ jaar. Voorheen bedroeg die
diensttijd een periode van drie jaar. Er worden speciale eisen gesteld aan
diegenen die (willen) dienen binnen deze speciale eenheden. Zij moeten met
name trouw aan het Syrische gezag zijn. Personen waarover de geringste
twijfel bestaat over hun trouw aan het staatsgezag, worden niet tot deze
eenheden toegelaten. Of men daarnaast nog aan bijzondere recruteringseisen
zou moeten voldoen, en zo ja welke, is niet bekend. Syriërs die tot een
religieuze of etnische minderheid behoren, zijn net als andere Syriërs
dienstplichtig, met uitzondering van leden van de joodse gemeenschap en
staatloze Koerden die al dan niet geregistreerd zijn. Het wordt overigens
zeer onwaarschijnlijk geacht dat ex-politieke gevangenen na hun vrijlating
nog hun dienstplicht moeten vervullen. Staatloze Palestijnen vervullen in
principe hun dienstplicht in het Palestijnse Bevrijdingsleger (PLA)
(of 'Yarmouk Brigades' ), een Palestijns onderdeel van het Syrische
leger. Het kan echter ook voorkomen dat ze in het reguliere Syrische leger
worden opgenomen. Bij in diensttreding dient een Syriër zijn
identiteitsbewijs in te leveren.
Het is mogelijk om voor de gehele periode van de militaire dienst
vervangende dienst in het leger te verrichten als arts of ingenieur.
Daarvoor ontvangt men een normaal salaris. Een arts of ingenieur die heeft
gestudeerd op kosten van de staat, moet vervolgens drie jaar in
regeringsdienst werken om dat af te betalen. Het is eventueel mogelijk om
beide periodes achter elkaar te doen. Er is een speciale
dienstplichtregeling voor studenten. Deze komt erop neer dat men slechts
twee jaar in het leger behoeft te dienen, in plaats van 2½ jaar. Zes maanden
worden kwijtgescholden indien men voldoet aan de verplichting tijdens de
studie elke maand een uur militair onderricht te volgen. In geval van studie
(ook studie in het buitenland) kan uitstel van opkomst voor de eerste
militaire oefening worden verkregen tot het 26e jaar; in geval van een
studie medicijnen tot het 29e jaar.
De Syrische wetgeving voorziet niet in vrijstelling op grond van
gewetensbezwaren. Vrijstelling van militaire dienstplicht wordt alleen in de
volgende gevallen verleend:
· indien men de enige zoon in het gezin is;
· wegens een ernstige lichamelijke of geestelijke handicap;
· indien men reeds in een ander land zijn dienstplicht heeft vervuld .
Op 29 juli 2000 heeft de nieuwe Syrische president Bashar Al-Assad per
decreet no. 11 bepaald dat Syrische en Palestijnse militaire recruten die
buiten Syrië verblijfhouden, onder de volgende voorwaarden hun militaire
dienstplicht kunnen afkopen:
· Voor degenen die vijftien jaar of langer achtereen in het buitenland
verblijfhouden, dan wel ouder zijn dan veertig jaar, bestaat een
afkoopbedraag van US$ 15.000.
· Voor degenen die tien jaar of langer achtereen in het buitenland
verblijfhouden en hun geld willen beleggen in Syrië, dan wel houder zijn van
een universitair diploma op wetenschappelijk-technisch gebied, bestaat een
afkoopbedrag van US$ 10.000.
· Voorts is de mogelijkheid om voor US$ 5.000 de militaire dienstplicht af
te kopen ook uitgebreid tot degenen die langer dan vijf jaar achtereen in
niet-Arabische landen verblijf hebben gehouden. Dit was tot voor kort alleen
mogelijk, indien men langer dan vijf jaar achtereen in louter Arabische
landen (met uitzondering van Libanon) woonachtig is geweest. Dit gold met
name voor Syrische gastarbeiders in de Golfstaten en Syrische studenten die
thans in de Arabische wereld studeerden.
Dienstweigering
Dienstweigering is strafbaar. Volgens de Syrische wet wordt de dienstplicht
van iemand die niet of te laat gehoor geeft aan een oproep om voor de
militaire keuring te verschijnen, met drie maanden vermeerderd. Daarnaast
kan een boete van 150 Syrische ponden worden opgelegd. Dit geldt ook voor
personen die geen gehoor hebben gegeven aan de oproep en naar het buitenland
zijn vertrokken. Een dienstplichtige die zich niet of niet tijdig na een
definitieve oproep meldt en opgepakt wordt, wordt bestraft met ten hoogste
een verdubbeling van de militaire diensttijd. Een militaire gevangenisstraf
wordt slechts zelden opgelegd en zeker niet toegevoegd aan een dubbele
militaire diensttijd.
De Syrische autoriteiten voeren een actief opsporings-en vervolgingsbeleid
ten aanzien van dienstweigeraars in die zin dat een dienstweigeraar zal
worden geregistreerd op diverse signaleringslijsten; ook zal er een bevel
tot aanhouding worden uitgevaardigd.
Desertie
Indien een dienstplichtig militair deserteert, staat hierop een
gevangenisstraf van één tot vijf jaar indien men in Syrië is gebleven, en
vijf tot tien jaar indien men het land heeft verlaten. Pas na drie maanden
militaire dienst wordt ongeoorloofde afwezigheid als desertie in de zin van
de wet beschouwd.Voor die tijd vindt bestraffing plaats als beschreven onder
dienstweigering (verdubbeling van de (overige) diensttijd of in een aantal
gevallen een gevangenisstraf van een tot zes maanden. Indien een
dienstplichtig militair deserteert, dient hij naast zijn straf zijn
overgebleven diensttijd verdubbeld uit te dienen. De gevangenisstraf kan een
maximum van vijftien jaar bereiken indien er sprake is van recidive of het
meenemen van wapens. Op desertie tijdens daadwerkelijke gevechtshandelingen
staat de doodstraf.
De Syrische autoriteiten voeren een actief opsporings- en vervolgingsbeleid
ten opzichte van deserteurs in die zin dat een deserteur zal worden
geregistreerd op diverse signaleringslijsten; ook zal er een bevel tot
aanhouding worden uitgevaardigd.
In Syrië worden bij tijd en wijle amnestiewetten afgekondigd die ook op
deserteurs van toepassing zijn. Dit geschiedde in l988, l992 en, voor zo ver
bekend, laatstelijk in l999. Men is dan vaak verplicht om zich binnen zestig
dagen te melden teneinde gebruik te kunnen maken van de geboden
amnestieregeling.
3.4 Samenvatting
---
Hoewel exacte en eenduidige informatie over schendingen van mensenrechten
niet altijd te achterhalen valt, worden de mensenrechten stelselmatig en op
grote schaal geschonden.
De beginselen van de rechtsstaat worden door het Syrische regime niet
nageleefd. Constitutionele bepalingen, nationale wetgeving en het
partij-zijn bij diverse internationale verdragen op het gebied van de
bescherming van de rechten van de mens blijken in de praktijk weinig waarde
te hebben. Van een adequaat toezicht op naleving van de mensenrechten in
Syrië is geen sprake.
Vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vereniging en vergadering zijn
aan restricties onderhevig.
In Syrië wordt de vrijheid van godsdienstbeleving in de praktijk over het
algemeen geëerbiedigd. Er is geen sprake van vervolging louter op basis van
religie of etniciteit.
Van een eerlijke rechtsgang en rechtseenheid is vaak geen sprake. Regelmatig
vinden er willekeurige arrestaties en detenties plaats. De toestand in
gevangenissen is slecht.
Mishandeling, foltering, verdwijningen en buitengerechtelijke moorden komen
voor. De doodstraf kan in de praktijk worden voltrokken.
4 Vluchtelingen en ontheemden
---
4.1 Binnenlands vestigingsalternatief
---
Het Syrische staatsgezag strekt zich over het gehele grondgebied van het
land uit . Er is geen verschil in toepassing van besluiten of
maatregelen op regionaal niveau of met betrekking tot bijzondere groepen.
Het is daarom niet mogelijk om zich aan eventuele vervolging door de
Syrische autoriteiten te onttrekken door zich naar een bepaald gebied of
streek te begeven. In geval van sociale problemen (bij burenruzie of bij
huwelijk tegen de wens van de familie) zou men zich aan deze problemen
kunnen onttrekken door naar een andere streek te gaan.
4.2 Vluchtelingen
---
In Syrië bevinden zich naast Palestijnen nog circa 37.000
vluchtelingen. Deze zijn grotendeels afkomstig uit Irak. Voor hen is Syrië
land van eerste opvang; een permanente verblijfstatus wordt niet toegekend.
Voor zover bekend zijn er geen officiële nationale niet-gouvernementele
organisaties in Syrië die zich bezighouden met de opvang van vluchtelingen
en ontheemden.
UNHCR, de International Organisation of Migration (IOM), het United Nations
Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA)
en het International Committee of the Red Cross (ICRC) zijn de
internationale organisaties die zich in Syrië elk binnen hun eigen mandaat
met het vluchtelingenprobleem bezighouden.
UNHCR draagt in Syrië zorg voor 1523 Iraqi's, 748 Jemenieten, 443 Somaliërs,
91 Sudanezen en 172 Afghanen . Onder hen bevinden zich talrijke
vluchtelingen die al eerder in een ander land hebben verbleven. UNHCR
verschaft geen bijstand noch zet zij zich in voor hervestiging, indien de
desbetreffende vluchtelingen geen gegronde vrees voor vervolging hebben in
het land van eerder verblijf of niet uit dat land zijn gedeporteerd. Sinds
l995 is de repatriëring van Iraakse vluchtelingen stopgezet. In 2000 keerden
wel zestien personen (drie families) vrijwillig terug naar Noord-West
Somalië, Jemen en Noord-Irak.
Sinds medio 2001 is het IOM officieel vertegenwoordigd in Syrië. Het IOM
houdt zich momenteel vooral bezig met de logistieke afhandeling van de
diverse hervestigingsprogramma's van de Amerikaanse, Canadese en
Australische ambassades in Damascus. Daarnaast is het IOM ook betrokken bij
de vrijwillige terugkeer van Syrische uitgeprocedeerde asielzoekers naar
Syrië.
Ook het ICRC houdt zich indirect met de positie van vluchtelingen bezig. Het
ICRC is verantwoordelijk voor het faciliteren van contacten tussen de
bevolking van de Golan-hoogvlakte aan de Syrische kant van de Golan en het
door Israël bezette gedeelte van de Golan. Ook geeft het ICRC reisdocumenten
uit aan vluchtelingen die via hervestigingsprogramma's naar Europa of
Noord-Amerika vertrekken.
4.3 Beleid andere westerse landen
---
Uit onderzoek naar het beleid van een aantal andere westerse landen inzake
Syrische asielzoekers is het volgende gebleken.
België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Ierland, Italië, Oostenrijk,
Noorwegen, Zweden en Zwitserland hebben geen algemeen geldend bijzonder
beleid met betrekking tot Syrische asielzoekers. Uitgeprocedeerde
asielzoekers worden in beginsel naar Syrië verwijderd. Daarbij wordt geen
onderscheid gemaakt tussen de verschillende categorieën of
bevolkingsgroepen, maar wordt het individuele risico van iedere
asielaanvrager dat hij of zij bij verwijdering naar Syrië zou lopen,
meegewogen.
4.4 Terugkeer
---
In het kader van een identiteitsonderzoek is het standaardprocedure dat een
uitgezette Syriër bij terugkeer naar Syrië aldaar wordt aangehouden ter
controle van zijn gegevens. Dit vindt in ieder geval plaats bij die Syrische
onderdanen die niet in het bezit zijn van een paspoort, maar reizen op een
laissez-passer.
Bij binnenkomst in Syrië wordt, evenals bij uitreis, nagegaan of men niet op
de landelijke signaleringslijsten voorkomt. Deze controle kan enkele uren
tot dagen duren, gedurende welke men in detentie verblijft. De
signaleringslijsten worden nauwgezet bijgehouden en gecontroleerd. Iemand
die op een dergelijke signaleringslijst voorkomt, kan niet zonder meer op
legale wijze het land binnenkomen dan wel verlaten. Het is echter wel
mogelijk dat iemand via omkoping toch op een eigen reisdocument kan
vertrekken .
In geval van illegale grensoverschrijding kan men voor ondervraging
aangehouden worden en een boete krijgen.
Er zijnenige gevallen bekend van teruggezonden asielzoekers afkomstig uit
W esteuropese landen die bij terugkeer naar Syrië voor ondervraging door de
geheime diensten werden aangehouden, omdat hun naam op de landelijke
signaleringslijsten voorkwam. Het betrof personen die de militaire
dienstplicht dan wel de arbeidsplicht niet vervuld hadden. Ook is een
geval bekend van een teruggezonden asielzoeker die na terugkeer werd
aangehouden omdat hij in het buitenland politiek actief was .
Er zijn geen gevallen bekend van in Westeuropese landen uitgeprocedeerde asielzoekers die bij terugkeer in Syrië ernstige problemen hebben ondervonden, louter vanwege het feit dat zij Syrië zonder toestemming hadden verlaten of omdat zij in het buitenland asiel hadden aangevraagd.
Hoewel de mogelijkheid bestaat dat men een gevangenisstraf tussen de twee en vijf jaar krijgt opgelegd wegens het gebruik van valse documenten of tenminste drie jaar gevangenisstraf en een boete omdat men zonder toestemming niet op het werk aanwezig is geweest, vindt deze bestraffing in de praktijk niet plaats. Er zijn slechts gevallen bekend waarin illegaal uitgereisde Syriërs die in het buitenland asiel hadden aangevraagd, bij terugkeer een geringe geldboete opgelegd kregen. Resumerend zijn er geen aanwijzingen dat het enkele feit dat men asiel aangevraagd heeft in het buitenland tot bestraffing bij terugkeer in Syrië leidt .
4.5 Beleid UNHCR
---
De United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) heeft geen bezwaar
tegen de terugkeer van Syrische asielzoekers naar Syrië, die na een
zorgvuldige asielprocedure zijn afgewezen. UNHCR dringt er daarbij op aan
dat 'each case be handled with causion allowing for individual circumstances
to be considered.'. Daarentegen geldt volgens UNHCR 'a safe and dignified
return of a rejected asylum seeker with a islamist profile cannot be
guaranteed. UNHCR would therefore recommend that asylum seekers with a
islamist profile be granted continued protection.'.
UNHCR beschikt voorzover bekend niet over informatie inzake terugkeer naar Syrië van uitgeprocedeerde asielzoekers afkomstig uit Syrië.
4.6 Samenvatting
---
Personen die moeten vrezen voor vervolging door de autoriteiten in Syrië
hebben geen mogelijkheid zich aan deze vervolging te onttrekken door
vestiging elders in Syrië. UNHCR benadrukt de noodzaak van voorzichtigheid
en terughoudendheid bij het eventueel terugsturen van uitgeprocedeerde
Syrische asielzoekers met een militant islamitische achtergrond.
5 Samenvatting
---
Met het aantreden van een nieuwe president in juli 2000 was er in Syrië
korte tijd sprake van een politieke dialoog onder journalisten,
mensenrechtenactivisten en kritische intellectuelen over de voor het land
noodzakelijke politieke en economische hervormingen. Uitspraken van de
president en daarbij gewekte verwachtingen over een modernisering van de
samenleving droegen het nodige hiertoe bij. Toen deze ontwikkelingen op den
duur een bedreiging bleken te vormen voor de monopoliepositie van de
Baath-partij en de voorrechten van de machtselite werd aan deze voorzichtige
hervormingen een einde gemaakt.
De manoevreerruimte die de president werd geboden voor politieke en
economische hervormingen bleek gering te zijn. Naar buiten toe bestaat
derhalve de indruk dat de president het beleid van zijn overleden vader en
voorganger slechts voortzet.
De roep om echte economische en politieke hervormingen in het land is echter
groot. De economische groei - veelal gebaseerd op export van olie en gas -
neemt onvoldoende toe, terwijl de bevolkingsgroei explosief toeneemt. Ook de
werkloosheid neemt in het land grote vormen aan.
Hoewel exacte en eenduidige informatie over schendingen van mensenrechten
niet altijd te achterhalen is, kan worden gesteld dat de mensenrechten
regelmatig worden geschonden. Van een adequaat toezicht op eerbiediging van
de mensenrechten is geen sprake.
Vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vereniging en vergadering zijn
aan beperkingen onderhevig. De vrijheid van godsdienstbeleving wordt in de
praktijk over het algemeen geëerbiedigd. Er is geen sprake van vervolging
louter op basis van religie of etniciteit.
Van een eerlijke rechtsgang en rechtseenheid is vaak geen sprake, terwijl
willekeurige arrestaties en detenties plaatsvinden. De toestand in Syrische
gevangenissen is slecht. Mishandeling, foltering, verdwijningen,
buitengerechtelijke executies en moorden komen voor. De doodstraf kan ten
uitvoer worden gelegd.
Personen die moeten vrezen voor vervolging door de autoriteiten in Syrië
hebben geen mogelijkheid zich aan deze vervolging te onttrekken door
vestiging elders in Syrië. Er zijn geen gevallen bekend van in Westeuropese
landen uitgeprocedeerde asielzoekers die bij terugkeer in Syrië ernstige
problemen hebben ondervonden louter vanwege het feit dat zij Syrië zonder
toestemming hadden verlaten of omdat zij in het buitenland asiel hadden
aangevraagd.
De Engelse werkvertaling van de op 1 januari l963 afgekondigde wet op de
noodtoestand luidt als volgt:
Legislative decree number 51 - December 22, l962 - Law for a state of
emergency
The cabinet issued and the president of the republic broadcast the following
legislative decree.
Part one
The proclamation of a state of emergency
Article 1
a) A state of emergency may be announced in a situation of war or one in
which war threatens to break out or one in which public security and order
in the territory of the republic or part of it is exposed to danger through
the occurrence of internal disturbances or general catastrophes.
b) The state of emergency can extend to the whole of the Syrian territory or
to part of it.
Article 2
a) The state of emergency shall be proclaimed by a decree from the cabinet,
presided over by the president of the republic. It must be carried by a
majority of two-thirds and be made known to the chamber of deputies at its
next meeting.
b) The decree shall define the restrictions and measures which the martial
law governor may adopt and which are stipulated in article 4 of the
legislative decree without violation of the ruling of article 5 of the same
decree.
Article 3
On proclamation of a state of emergency the president of the republic shall
name a martial law governor and all powers of internal and external security
shall be placed at his disposal.
The martial law governor shall appoint, by decree, one or two deputies to
work with him.
The deputies of the martial law governor shall carry out tasks delegated to
them in the areas assigned by him.
Article 4
The martial law governor or his deputy shall issue written orders to adopt
some or all of the following restrictions and measures and he shall bring
anyone who violates them before military courts:
The placing of restrictions on freedom of individuals with respect to
meetings, residence, travel and passage in specific places or at particular
times. Preventive arrest of anyone suspected of endangering public security
and order. Authorization to investigate persons and places. Delegation of
any person to perform any of these tasks.
The censorship of letters and communications of all kinds. Censorship of
newspapers, periodicals, publications, drawings, printed matter, broadcasts
and all means of communication, propaganda and publicity before issue; also
their seizure, confiscation and suspension, the denial of their rights and
the closure of the places in which they were printed.
The fixing of opening and closing times for public places.
The withdrawal of licenses for weapons, ammunition and all kinds of
explosives and the ordering of their surrender and seizure. The closure of
weapons stores.
The evacuation of areas of their isolation, the organisation of the means of
transport, the restriction of communications and their limitation between
areas.
The requisitioning of movable property and real estate and the temporary
sequestration of companies and establishments with delay in the settlement
of debts and obligations due either to or from the requisitioned body.
The imposition of punishments for the contravention of these orders provided
these do not exceed three years imprisonment and 3,000 lira or either of
these two. If an order does not impose the punishment for the contravention
of its rulings, such contraventions shall be punished with imprisonment for
not more than six months and a fine of not more than 500 lira or with one or
the two. This all being with the proviso that the maximum penalties
specified in other laws are not exceeded.
Article 5
Where necessary the cabinet, in session under the chairmanship of the
president of the republic, may extend the field of the restrictions and
measures listed in the previous paragraph through decree to be submitted to
the chamber of deputies at its first meeting.
The cabinet may also limit the field of the restrictions measures referred
to in accordance with the situation which called for the announcement of the
state of emergency.
Article 6
In the areas where a state of emergency has been declared, the following
offenses shall be referred to military courts whatever the rank of those
committed them, incited their commission, or participated in them.
Contravention of orders issued by the martial law governor.
Offenses against the security of the state and public order (articles
260-339 of the Penal Code) .
Offenses against public authority (articles 369-387).
Offenses which disturb public confidence (articles 427-461) .
Offenses which constitute a general danger .
Article 7
The martial law governor may exempt some of the offenses defined by the
previous article from the jurisdiction of military courts.
Article 8
Where there is a dispute regarding jurisdiction between civil and military
courts, the martial law governor shall act as a final arbiter.
Article 9
Death sentences in the process of confirmation shall only be carried out
where they have been approved by the martial law governor after he has
consulted the pardons committee of the ministry of justice.
Part two
The termination of the state of emergency.
Article 10
The state of emergency shall be terminated by the authority responsible for
proclaiming it in accordance with the provisions in article 2 of this
legislative decree.
Article 11
After the termination of the state of emergency, military courts shall
continue to deal with cases under their jurisdiction whether or not they are
assigned to them.
Part three
(Part three abolishes the emergency law 162 of September 27, l958 and
establishes jurisdiction over cases committed under the former law).
Bijlage - 2. Relevante grondwetsartikelen
De Engelse werkvertaling van enkele relevante grondwetsartikelen luidt als
volgt:
Chapter IV - Freedoms: public rights and obligations
Article 25
Freedom is a sacred right. The state shall guarantee the personal freedom of
citizens and safeguard their dignity and security.
Supremacy of the law shall be a basic principle of society and the state.
Citizens shall be equal before the law in rights and obligations.
The state shall guarantee to citizens the principle of equal opportunities.
Article 26
Every citizen shall have the right to participate in the political,
economic, social and cultural life of the country. The law shall organize
their participation.
Article 27
Citizens shall exercise their rights and enjoy their freedoms within the
limits of the law.
Article 28
Every accused person shall be presumed to be innocent until he is condemned
by a final judicial decision.
No one shall be subjected to a search or inquiry, or taken into custody,
except as provided by the law.
No one shall be subjected to physical or moral torture, or to treatment
outrageous to dignity. The law shall define the penalties of such actions.
The right of litigation, of recourse to a court of law and of defence before
it, are guaranteed by law.
Article 29
There shall be no crime or punishment except as laid down by provisions of
the law.
Article 30
Provisions of the law shall not apply except to acts that follow the date of
their coming into effect. They shall not have retroactive effect. The law,
however, may provide otherwise in non-penal matters.
Article 31
Houses are inviolable and shall not be entered, or searched except in cases
defined by law.
Article 32
Privacy of postal correspondence and telephonic communications shall be
guaranteed in accordance with provisions of the law.
Article 33
A citizen may not be expelled from the territories of the homeland.
Every citizen shall have the right of free movement within the territories of the state, unless restricted by a judicial decision or by the implementation of laws or public health and safety.
Article 34
Political refugees shall not be surrendered because of their political
principles or of actions they may take in defence of the cause of freedom.
Article 35
Freedom of belief shall be guaranteed. The state shall respect all
religions.
The state shall guarantee the performance of all religious rituals provided
this does not violate public order.
Bijlage - 3. Literatuurlijst
Naast de in de inleiding genoemde bronnen is gebruik gemaakt van de volgende
bronnen en publicaties:
Agence France Presse (AFP)
Al-Hayat
Al-Majalla
Al-Quds Al-Arabi
Al-Sharq Al-Awsat
Amman Al-Dustur
Amnesty International, Syria, caught in a regional conflict: Lebanese,
Palestinian and Jordanian political detainees in Syria, AI index MDE
24/01/99 (Londen, 27 januari l999)
Amnesty International, Syria, double injustice: prisoners of conscience
detained beyond expiry of their sentences, AI index MDE 24/10/99 (Londen, 27
juli l999)
Amnesty International, Syria: torture, despair and dehumanization in Tadmur
military prison, AI index MDE 24/014/2001 (Londen, 19 september 2001)
Amnesty International, brief aan VluchtelingenWerk Nederland (Amsterdam, 11
april 2000)
Amnesty International, Jaarboek 2000
Amnesty International, annual report 2001 (Londen, mei 2001)
Amnesty International, urgent actions 2002 (Londen, 15 en 30 januari 2002)
Amnesty International, urgent actions 2001 (Londen, 30 april, 8 en 23 mei, 25 juni, 18 juli, 3, 9 en 10 augustus, 3, 7, 11, 20 en 28 september 2001)
Amnesty International, urgent actions 2000 (Londen, 1, 21 en 24 februari, 21
en 27 maart, 27 april en 22 mei)
Amnesty International, urgent actions l998 (Londen, 11 maart, 7, 12 en 13
mei, 10, 11 en 15 juni, 10 en 11 augustus, 10 september en 5 oktober)
Amnesty International, urgent actions l997 (Londen, 24 juli, 5 augustus, 9
en 30 september, 12 november)
Amnesty International, News Release, MDE 24/003/2001 65/01 (Londen, 9 april
2001)
Amnesty International, News, no. 1, vol. 31 (Londen, januari 2001)
Amnesty International, News Release, MDE 24/033/2000 234/00 (Londen, 12
december 2000)
Amnesty International, News Release, MDE 24/031/2000 217/00 (Londen, 16
november 2000)
Amnesty International, News Service, nr. 102/98 (Londen, 1 juni l998)
Amnesty International, News Service, nr. 41/98 (Londen, 9 maart l998)
Amnesty International, Medical letter writing action (Londen, 15 september
1998)
Amnesty International, Wordt vervolgd, nr. 4, jrg. 34 (Amsterdam, april
2001)
Amnesty International, brief 26 juni 2001
ANP
Associated Press (AP)
Az-Zaman
Battu, Hanna, Syria's Peasantry, the Descendants of its Rural Notables and
their Politics (New York, l999)
BBC News - Middle East, Bashar: a year of cautious reform (Londen, 17 juli
2001)
Beijing Xinhua Domestic Service
Beker, M. , Oordt, R. van, Soeterik, R., Het Midden-Oosten, een politiek
handboek (Amsterdam, l997)
Berger, Maurits S., The Legal System of Family Law in Syria, in: Bulletin
d'études orientales, tome XLIX (Damascus, l997)
Bonne, E., Justice: institutions et contrôle politique, monde arabe maghreb
machrek (Parijs, december l997)
Boukhaima, Sakina, Bachar El-Assad: chronique d'une succession en Syrie,
monde arabe maghreb machrek, no. 169 (Parijs, juli-september 2000)
Butter, D., Time for a fresh start, middle east business weekly, jaargang
42, nr. 30 (24 juli l998)
Cairo Weekly
Çandar, Cengiz, A Turk in the Palestinian Resistance, Journal of Palestine
Studies, jrg. 30, nr. 1 (najaar 2000)
Central Intelligence Agency (CIA), World Factbook 2000 - Syria (Washington,
14 december 2000)
Chevalérias, A., Assad, est-il immortel?, politique internationale, nr. 80
(Parijs, l998)
CNN
Code Penal Syrien, édition l979
Collet, André, Le Golan, un enjeu majeur au coeur du proche-orient, défense
nationale, jrg. 57, nr. 3 (Parijs, maart 2001)
Dam, N. van, The struggle for power in Syria: politics and society under
Assad and the Ba'th party, 3 edition (Londen/New York, l996/l997)
Dam, N. van, en Keulen, J., De vrede die niet kwam (Amsterdam, l998)
Economist Intelligence Unit, Country profile Syria 2001 (Londen, 15 mei
2001)
Economist Intelligence Unit, Country reports Syria 2001 (Londen, 2001)
Foreign Report
Hendriks, A., Tielman, R., Veen, E. van der, The Third Pink Book - a global
view of lesbian and gay liberation and oppression, Prometheus Books
(Buffalo/New York, l993)
Het Financieel Dagblad
Hourani, Albert, A History of the Arab Peoples, (Londen, l991)
Human Rights Watch - Middle East, Syria, the price of dissent, vol. 7, no
(Washington, juli l995)
Human Rights W atch - Syria's Tadmor Prison, dissent still hostage to a
legacy of terror, vol. 8, no. 2 (Washington, april l996)
Human R ights Watch - Middle East, Syria, the silenced kurds, vol. 8, no. 4
(E) (Washington, oktober l996)
Human Rights Watch - Middle East, Syria, human rights developments, world
report 2001
Human Rights Watch, Newsletter (New York, 20 februari 2001)
Istanbul Hurriyet (Ankara edition)
Jane's Foreign Report
Jeruzalem Al-Quds
Kienle, E., Vers un ajustement structurel et stratégique de l'autoritarisme:
le politique dans la Syrie des années l900, monde arabe maghreb machrek
(Parijs, december l997)
Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT), Landenreeks, 'Syrië' (Amsterdam,
l997)
Kwarten, L., Syrië, Koninklijk Instituut voor de Tropen, Amsterdam/Novib
('s-Gravenhage, l997)
Le Monde
Ma'oz, Moshe, Middle East minorities: between integration and conflict,
Washington Institute for Near East Policy (Washington, l999)
Mideast Mirror
Middle East Intelligence Bulletin, Syria's intelligence services: a primer,
no. 6, vol. 2 (Washington, 1 juli 2000)
Middle East Intelligence Bulletin, Syria arrests leading dissidents, no. 9,
vol. 3 (Washington, september 2001)
Middle East International
Ministerie van Buitenlandse Zaken, Het Midden-Oosten ('s-Gravenhage, januari
l998)
Ministerie van Buitenlandse Zaken, algemeen ambtsbericht Syrië/Palestijnen,
DPV/AM-707220 ('s-Gravenhage, 31 januari 2002)
Ministerie van Buitenlandse Zaken, algemeen ambtsbericht
Syrië/identiteitsnummer, DPV/AM-746495 ('s-Gravenhage, 21 december 2001)
Minority Rights Group International, World Directory of Minorities (Londen,
l997)
Minority Rights Group International, The Kurds (Londen, l996)
Multilateral Treaties deposited with the Secretary-General of the United
Nations, status as at 31 December l996
NRC Handelsblad
Pacini, Andrea (ed.), Christian communities in the Arab Middle East - the
challenge of the future, Clarendon Press (Oxford, l998)
Peaslee, Amos J., Constitutions of nations, volume II - Asia, Australia and
Oceania, revised fourth edition, Martinus Nijhoff Publishers
(Dordrecht/Boston/Lancaster, l985)
Perthes, Volker, The political economy of the Syrian succession, Survival,
vol. 43, no.1 (Londen, voorjaar 2001)
Perthes, Volker, Syrien nach dem Wechsel: innere und äussere Factoren der
politischen Entwicklung, Stiftung Wissenschaft und Politik , Deutsches
Institut für Internationale Politik und Sicherheit (Berlin, maart 2001)
Radio Monte Carlo
Ramallah Al-Ayyam
Reuters
Revolutionary & Dissident Movements of the World - an international guide,
third edition (Londen, l997)
Seale, Patrick, Asad of Syria: the struggle for the Middle East (Londen,
l988)
Seale, Patrick, Dramatic Initiatives, The World Today, jrg. 57, nr. 3
(Londen, maart 2001)
Simon, Steven, Après Hafez El-Assad, politique internationale, nr. 88
(Parijs, zomer 2000)
Syrian Human Rights Committee (SHRC) (www.shrc.org), Political Detainees in
Syria (Londen, februari 2000)
The Economist
The International Monetary Fund (IMF), International Financial Statistics
(Washington, maart 2000)
The Jordan Times
The Middle East and North Africa 2001, Syria, 46th edition, E uropa
Publications Ltd (Londen, 2000)
The Statesman's Yearbook, statistical and historical annual of the states of
the world for the year l999-2000, Macmillan Press Ltd. (Londen, l998)
The Syrian Times
The World Bank Group, At a glance - tables 2000: Syria (Washington, 2000)
Trouw
Ulkomaalaisviraston julkaisuja 1/Directorate of Immigration, Kurdistan,
Helsinki, 5 augustus l999
UNHCR, Syria - 2000 annual protection report (Washington, 2001)
US Committee for Refugees (USCR), Country report: Syria - 2000 (Washington,
2001)
US Department of State, Background notes: Syria, (Washington, februari 2002)
US Department of State, Syria - country report on human rights practices for
2001 (Washington, 4 maart 2002)
US Department of State, Annual report on international religious freedom for
2000: Syria (Washington, 5 september 2000)
Volkskrant
Zisser, Eyal, The 'Alawis, lords of Syria: from ethnic minority to ruling
sect, in: Minorities and the state in the Arab world, uitgegeven door Ofra
Bengio en Gabriel Ben-Dor (Boulder/Colorado/Londen, l999)
Onderstaande gegevens zijn ontleend aan de uitgave 'Syrië' uit de Landenreeks van het Koninklijk Instituut voor de Tropen (Amsterdam, l997).
Al-Jumhuriyya Al-'Arabiyya Al-Suriyya.
Jibal Al-Ansariyya of Jibal Al-Salihiyya.
Jibal Lubnan.
Jibal Lubnan ash-Sharqi.
Al-Jawlan.
Jibal Al-'Arab of Jibal Al-Duruz.
Nahr Al-Asi.
Arabisch voor 'het eiland'.
De Syrische Woestijn.
Al-Furat.
The Economist Intelligence Unit, 'Country Profile Syria 2001'
(Londen, 15 mei 2001); officiële schatting medio 2000.
US Department of State, '2000 Annual Report on International Religious Freedom: Syria' (Washington, 5 september 2000).
Sunnieten volgen 'de sunna', dat wil zeggen de dagelijkse gedragslijn
van de profeet Mohammed. Deze is tot in het grootste detail schriftelijk
vastgelegd in de verzameling van mondelinge overleveringen over hem (de
zogenaamde 'hadith'). De grote meerderheid van alle moslims in de wereld,
ongeveer negentig procent, is sunnitisch.
Sji'ieten wonen in de Arabische wereld behalve in Libanon vooral ook
in Irak, de Golfstaten en Jemen. Iran is overwegend sji'itisch. De
sji'itische islam ontstond in de zevende eeuw toen een conflict uitbrak over
de opvolging van de profeet Mohammed. Deze had vier dochters maar geen
zonen. Het nageslacht van zijn dochter Fatima en haar man Ali, die behalve
schoonzoon ook neef van de profeet was, speelde een cruciale rol bij het
opvolgingsconflict. De 'Partij van Ali' ('Sji'at Ali') stond erop dat de
kaliefen (Mohammeds opvolgers) nakomelingen zouden zijn van Ali en Fatima.
De sji'ieten erkennen vanaf Ali een reeks van imams en worden
'twaalver-sji'ieten' genoemd. De twaalfde iman verdween in het jaar 874.
Volgens de sji'ieten is deze iman niet gestorven, maar zal hij als 'mahdi'
(dat wil zeggen 'verlosser') terugkeren.
Zie subparagraaf 3.2.3.
Ibidem.
Ibidem.
Ibidem.
US Department of State, '2000 Annual Report on International
Religious Freedom: Syria' (Washington, 5 september 2000).
Zie subparagraaf 3.2.3.
US Department of State, '2000 Annual Report on International
Religious Freedom: Syria' (Washington, 5 september 2000).
Ibidem.
Zie subparagraaf 3.2.3.
CIA, 'The W orld Factbook 2000 - Syria' (Washington, 14 december
2000).
Ibidem.
Zie subparagraaf 3.3.4.
Zie subparagraaf 3.2.3.
De Turkmenen zijn voornamelijk woonachtig ten noorden van Aleppo en
langs de grens met Turkije. Zij zijn afstammelingen van Turkssprekende
nomadenstammen die zich in de elfde eeuw in dit gebied vestigden.
De Circassiërs (ook bekend onder de namen Tsjerkessen, Kabardiërs en
Adigezen) zijn een Kaukasisch volk waarvan het grondgebied na vele
veldslagen uiteindelijk in l864 door de Russen werd ingelijfd. Tussen l850
en l880 emigreerden 800.000 tot één miljoen Circassiërs naar het Ottomaanse
rijk. De Circassische gemeenschap in Syrië wordt geschat op ongeveer circa
50.000 personen, die voornamelijk woonachtig zijn in dorpen in het noorden
van het land.
CIA, 'World Factbook 2000 - Syrië' (Washington, 14 december 2000).
Bilad Al-Sham. Dit gebied was in de loop der tijd onderverdeeld in
allerlei administratieve eenheden zoals Jaffa, Jeruzalem, Damascus, Aleppo,
Beiroet en Sidon.
Beter bekend als 'Lawrence of Arabia'.
Zijn broer Abdullah zou later koning van Jordanië worden.
Ruwweg omvattende het gebied dat omsloten werd door het
Taurus-gebergte in het tegenwoordige Turkije in het noorden, de rivier de
Eufraat in het oosten, de Arabische woestijn in het zuiden en de
Middellandse Zee in het westen.
De huidige Syrische grondwet dateert van 13 maart l973.
'Baath' (de schrijfwijze in het Arabisch wordt juister weergegeven met 'Ba'th') betekent 'reveil, wederopstanding, heropleving' (vergelijk in het Engels 'resurrection, awakening, revival, arousal, evocation').
Vanaf l948 tot de machtsovername in l970 door Hafez Al-Assad vonden
er in Syrië in totaal al vijftien staatsgrepen plaats (zie ook:interview met
de politieke analist en onderzoeker Abd Al- Qadir Yas in het weekblad
Al-Majallah van 24 juni 2000).
Zie subparagraaf 2.2.1.3.
Nikolaos van Dam, 'The Struggle for Power in Syria', derde editie
(Londen/New York, l996/l997), blz. 111 t/m 117.
Sarayah Al-Difaa.
Nikolaos van Dam, 'The Struggle for Power in Syria', derde editie
(Londen/New York, l996/l997), blz. 118 t/m 123.
Sakina Boukhaima, 'Bachar El-Assad: chronique d'une succession en
Syrie', Monde arabe maghreb machrek, nr. 169 (Parijs, juli-september 2000),
blz. 3.
Ibidem
Deze zoon, van beroep oogarts in het Hammersmith Hospital in Londen
en aldaar opgeleid in het Saint Mary's Hospital, had na door zijn vader tot
een militaire vorming aan de Militaire Academie in Homs te zijn gedwongen,
aan invloed gewonnen. In militaire rang inmiddels bevorderd tot kolonel had
hij naast de taak van het behartigen van de Syrisch-Jordaanse betrekkingen
het voor Syrië belangrijke Libanon-dossier overgenomen van vice-president
Khaddam, die op zijn beurt door wijlen president Hafez Al-Assad met het
Irak-dossier werd belast.
Jane's Foreign Report, no. 2566 (Londen, 28 oktober l999) , blz. 5
t/m 7.
Sakina Boukhaima, 'Bachar El-Assad: chronique d'une succession en
Syrie', Monde arabe maghreb machrek, nr. 169 (Parijs, juli-september 2000).
De leeftijd die Bashar Al-Assad in juni 2000 had.
Sakina Boukhaima, 'Bachar El-Assad: chronique d'une succession en Syrie', Monde arabe maghreb machrek, nr. 169 (Parijs, juli-september 2000).
Sakina Boukhaima, 'Bachar El-Assad: chronique d'une succession en Syrie', Monde arabe maghreb machrek, nr. 169 (Parijs, juli-september 2000).
Ibidem.
Ibidem.
In de tussentijd had de verbannen broer van de overleden president,
Rifaat, die zich in Marbella (Spanje) zou ophouden, verklaard zichzelf te
beschouwen als de enige legitieme opvolger van de overleden president. Hij
riep daarbij op tot een revolutie die 'de vrijheid en de democratie' in
Syrië moesten terugbrengen; ook verklaarde hij leiding te willen geven aan
'de beweging voor wederopbouw'. Met deze woordkeuze gebruikte Rifaat
Al-Assad de officiële Syrische terminologie over de staatsgreep in oktober
l970 van wijlen zijn broer.
Na de beëdiging van Bashar Al-Assad als president van Syrië was Rifaat
echter veel gematigder van toon en stelde hij de beleidsuitgangspunten van
de nieuwe president van harte te ondersteunen.
Zie subparagraaf 3.2.3.
Zie subparagraaf 3.2.2.
Zie subparagraaf 2.5.2.
Zie subparagraaf 2.5.1.
Zie subparagraaf 2.2.1.
Arabisch: Majlis Al-Sha'b.
Zie ook subparagraaf 3.2.2.
Bij deze verkiezingen werden 174 nieuwe parlementsleden gekozen;
daarvan zijn 129 onder de vijftig jaar en hebben 137 een academische
opleiding genoten. Het aantal vrouwelijke parlementariërs is gestegen van 24
naar 26. Ook zijn er veertien parlementsleden van Koerdische afkomst
gekozen, tegen zes in het vorige parlement.
Artikel 8 van de grondwet luidt: 'The Baath Arab Socialist Party
shall be the leader party in society and the state, and shall lead a
National Progressive Front that works to unite the capacities of the masses
of the people to serve the interests of the Arab Nation.'.
Zie subparagraaf 3.2.1.
In het Arabisch: Al-Tajammu min ajl Al-Dimuqratiyyah wa Al-Wahdah.
Zie ook algemeen ambtsbericht Syrië/Palestijnen van 31 januari 2002
(kenmerk DPC/AM-707220).
Naar schatting is zo'n zeven à acht procent van de Syrische bevolking
lid van de Baath-partij.
Arabisch: Shabiba Al-Thaura, dat wil zeggen 'de Jeugd van de
Revolutie'. Met 'de Revolutie' wordt in dit verband 'de Revolutie van de
Baath-partij' bedoeld.
Arabisch: nasir.
Sakina Boukhaima, 'Bachar El-Assad: chronique d'une succession en
Syrie', monde arabe maghreb machrek, nr. 169 (Parijs, juli-september 2000).
Arabisch: Al-Hizb Al-Shuyu'i.
Deze partij opgericht in de jaren twintig van de vorige eeuw, heeft
wijlen president Hafez Al-Assad vanaf l970 gesteund en maakt sinds l972 deel
uit van het NPF.
De splitsing binnen de Syrische Communistische Partij dateert van
begin jaren zeventig. De factie onder leiding van Khaled Bakdash die in l995
overleed, steunde de Baath-partij, terwijl het Politiek Bureau van deze
partij (CP-PB) onder leiding van Riyadh Al-Turk zich tegen het regime
keerde.
Zie verder subparagraaf 2.2.1.3.
Arabisch: Al-Ittihad Al-Ishtiraki Al-'Arabi.
Arabisch: Al-Wahdawiyyun Al-Ishtirakiyyun.
Arabisch: Harakat Al-Ishtirakiyyun Al-'Arabi.
Arabisch: Al-Wahdawiyyun Al-Dimuqratiyyun Al-Ijtima'iyyun.
Behalve nog enkele gedoogde Iraakse, Koerdische en Palestijnse
partijen (zie subparagraaf 3.3.4).
Arabisch: Al-Hizb Al-Qaumi Al-Ijtima'i Al-Suri.
Al-Hayat, 7 augustus 2001; Paris Radio Monte Carlo, 1 september 2001.
Arabisch: Al-Munazzama Al-Ashuriya Al-Dimuqratiyya.
Zie ook subparagraaf 3.2.3.
In l997 hebben zich problemen voorgedaan met betrekking tot de
watervoorziening van dorpen die oorspronkelijk aan de rivier de Khabur
lagen. Door een wijziging van de loop van deze rivier raakten deze dorpen
die voor een groot deel door Assyriërs worden bewoond, verstoken van
voldoende water. Naar aanleiding van protestacties tegen deze waterschaarste
werden diverse actievoerders, onder wie ADO-partijvoorzitter Aziz Ahe,
aangehouden. Zij werden na verloop van tijd weer vrijgelaten.
Arabisch: Al-Ikhwan Al-Muslimun.
Artikel 3 van de Syrische grondwet bepaalt: '(1) Islam is the
religion of the president of the Republic.'.
In het Arabisch: 'ulama'.
Zie ook subparagraaf 2.1.2.
Middle East International, 28 september 2001.
Arabisch: muraqib 'amm.
Arabisch: murshid.
Arabisch: Majlis Al-Shura.
Human Rights Watch - Middle East, 'Syria: Human Rights Developments',
World Report l999.
Arabisch voor 'de Voorhoedestrijders'.
Nikolaos van Dam, 'The Struggle for Power in Syria', derde editie
(Londen/New York, l996/l997), blz. 91 en 92.
Arabisch voor 'de Raadsman'
Zie onder 'groepen' in deze paragraaf.
Arabisch voor 'de Verklaring'.
Zie onder 'groepen' in deze paragraaf.
In het Arabisch: Al-Tajammu Al-Watani Al-Dimoqrati;
In het Frans: Rassemblement (Nationale) Démocratique.
In een interview (Al-Hayat, 7 november 2001) heeft Hasan Abd Al-Azim
verklaard dat het NDV op vreedzame wijze zal blijven strijden voor de
verdediging van democratische vrijheden, de rechten van de burger op
vrijheid en sociale rechtvaardigheid.
In het Nederlands: het Democratische Standpunt.
In het Arabisch: Hizb Al-Shuyu'i Al-Maktab Al-Siasi.
Zie ook subparagraaf 3.2.1.
In het Arabisch: Hizb Al-Baath Al-Dimoqrati Al-Ishtiraki Al-'Arabi.
In het Arabisch: Hizb Al-Ittihad Al-'Arabi Al-Ishtiraki fi Suriyya.
In het Arabisch: Hizb Al-Ishtiraki Al-'Arabi.
Zie subparagraaf 2.2.1.1.
In het Arabisch: Hizb Al-'Ummal Al-Thawri Al-'Arabi.
In het Arabisch: Hizb Al-'Amal Al-Shuyu'i.
In het Arabisch: Hizb Al-Dimuqrati Al-Ashuri.
In het Arabisch: Hizb Al-Tahrir Al-Islami.
Zie verder ook subparagraaf 3.2.1.
Voor de Engelse vertaling van de Wet op de Noodtoestand zie bijlage
1.
De door Israël bezette Golan-hoogvlakte niet meegerekend.
In het Arabisch: Idarat Al-Amn Al-Siyasi.
In het Arabisch: Idarat Al-Mukhabarat Al-Amn.
Deze dienst staat ook wel bekend als Amn Al-Dawla (in het Nederlands:
Staatsveiligheidsdienst).
Arabisch: Idarat Al-'Amn Al-Dakhili.
Volgens Hanna Battu in zijn boek 'Syria's Peasantry, the Descendants
of its Rural Notables and their Politics (Princeton University Press, New
York, l999, blz. 240) was het oogmerk van deze overlapping '..... to ensure
that Assad has always in the security field two strings to his bow ......
acting in a manner not unlike that of Napoleon, who pressed into service a
secret police under Fouché and simultaneously organized a counterpolice to
check on Fouché.'.
Arabisch: Fara' Al-Kharijiyya.
In de Syrische pers wordt nauwelijks melding gedaan van het bestaan
van deze afdeling.
Arabisch: Fara' Falastin.
In de Syrische pers wordt nauwelijks melding gedaan van het bestaan
van deze afdeling.
In het Arabisch: S hu'bat Al-Mukhabarat Al-'Askariyya.
In het Engels: Military Interrogation Branch.
In het Engels: Palestine Branch.
Sakina Boukhaima, 'Bachar El-Assad: chronique d'une succession en
Syrie', Monde arabe maghreb machrek, nr. 169 (Parijs, juli-september 2000),
blz. 3.
In het Engels: Commando Police.
In het Engels: Office for Palestine and the Armed Struggle.
In het Arabisch: Idarat Al-Mukhabarat Al-Jawwiyya.
Zie subparagraaf 2.2.1.
Zie subparagrafen 2.1.2 en 2.2.1.
Zie ook subparagraaf 2.2.1.
In het Arabisch: Al-Wahdat Al-Khassa.
Er zijn ongeveer 30.000 Syrische militairen in Libanon
gestationeerd.
Arabisch: Sarayat Difa' Al-Thawra.
US Department of State, 'Background Notes: Syria' (Washington, april
l999).
'The Middle East and North Africa 2000, 46 edition, Europa
Publications Ltd. (Londen, 2000).
Syrian Petroleum Company (SPC).
The Economist Intelligence Unit, 'Country Profile Syria 2001'
(Londen, 15 mei 2001).
Het aantal toeristen steeg van 621.900 in l99l tot 1¼ miljoen in
l998.
Syriërs werkzaam in landen rond de Perzische Golf, Westeuropa of
Latijnsamerika vormden een belangrijke bron van overmakingen van
buitenlandse tegoeden naar Syrië. In l990 liepen deze inkomsten terug toen
ongeveer 100.000 Syriërs als gevolg van de Golfoorlog naar huis moesten
terugkeren. Begin jaren negentig van de vorige eeuw trok Syrië profijt van
de wederopbouw in Libanon na het einde van de burgeroorlog in dat land.
Hierbij werd werk verschaft aan ongeveer 300.000 Syriërs. De overmakingen
naar Syrië liepen in de tweede helft van de jaren negentig echter terug toen
Libanon met een economische teruggang te maken kreeg.
The Economist Intelligence Unit, 'Country Profile Syria 2001'
(Londen, 15 mei 2001).
Ibidem.
The Economist Intelligence Unit, 'Country Profile Syria 2001'
(Londen, 15 mei 2001).
IMF, 'International Financial Statistics' (Washington, maart 2000).
The Economist Intelligence Unit, 'Country Profile Syria 2001'
(Londen, 15 mei 2001).
Voor de Engelse vertaling van de grondwetsartikelen waarin deze
garanties staan verwoord zie bijlage II.
Voor de Engelse vertaling van de Wet op de Noodtoestand zie bijlage
I.
United Nations, 'Multilateral Treaties deposited with the
Secretary-General - status as at 31 December l998'.
US Department of State, 'Country Reports on Human Rights Practices -
2000: Syria' (Washington, 26 februari 2001).
Voor het Hooggerechtshof voor de Staatsveiligheid (SSSC) zie
subparagraaf 3.2.5.
Zie subparagraaf 3.2.1.
Artikel 38 van de Grondwet luidt: 'Every citizen shall have the
right to express his opinion publicly and freely, in speech, writing and
other forms of expression, and to participate in the work of control and the
voicing of constructive criticism aimed to ensure the safety of the
structure of the homeland and the nation, and to enhance the socialist
regime. The state shall guarantee the freedom of the press and of printing
and publishing, in accordance with the law.'.
Human Rights Watch, Press release, New York, 20 februari 2001.
Discussiegroep vernoemd naar de overleden ex-president van Syrië,
Jamal Al-Atassi, die maandelijks bijeenkomt.
Foreign Report, no. 2641, 24 mei 2001.
Voor een interview met Mamun Al-Homsi enkele dagen voor zijn
arrestatie, zie Al-Majallah, 26 augustus/1 september 2001.
Associated Press/Reuters, 20 maart 2002.
Zie ook subparagraaf 3.2.6.1.
Dit is een andere benaming voor het Nationaal Democratisch Verbond
(NDV); zie ook subparagraaf 2.2.1.3..
Amnesty International, Urgent Action, 7 september 2001, AI Index:
MDE 24//029/2001; Zie subparagraaf 3.1.4.
Ook een afgevaardigde van de Arab Organisation for Human Rights was
hierbij aanwezig.
Hassan Sa'dun, gepensioneerd onderwijzer; Aref Dalilah, econoom;
Walid Al-Bunni, fysicus; Kamal Al-Labwani, fysicus; Habib Salih, zakenman.
Amnesty International, Urgent Action, 11 september 2001, AI Index:
MDE 24/030/2001.
Amnesty International, Urgent Action, 20 september 2001, AI Index:
MDE 24/033/2001.
Zie bijlage 1.
Spreekbuis van de Baath-partij.
Spreekbuis van de regering.
Spreekbuis van het bureau van de president.
Zie subparagraaf 2.2.1.
In het Nederlands: 'Strijd van het Volk'.
In het Nederlands: 'Het Licht'. Genoemd naar het tijdschrift dat de
Syrische Communistische Partij in de jaren vijftig uitbracht. De publicatie
van dit tijdschrift werd in l958 stopgezet, nadat in verband met de
uitroeping van de Verenigde Arabische Republiek alle dag- en weekbladen
waren genationaliseerd.
In het Nederlands: 'Stem van het Volk'.
In het Nederlands: 'De Econoom'.
In het Nederlands: 'Lantaarndrager'.
Een in l989 opgerichte ngo die nauw verbonden is met in Parijs en
Londen gevestigde ngo's van gelijke naam.
In een oud Syrisch dialect zou dit 'Vrijheid' betekenen. Dit blad
zou ter vervanging dienen van het blad Sawt Al-Dimoqratiyya, dat al meer dan
tien jaar zou zijn verspreid. Diverse medewerkers van dit laatste blad
zouden in het verleden zijn aangehouden.
Al-Sharq Al-Awsat, 28 augustus 2001.
President Bashar Al-Assad heeft veel belangstelling voor computers
en voor de rol die computers bij de modernisering van de Syrische
samenleving zouden kunnen spelen. Hij is dan ook een grote voorstander van
het introduceren van computertechnologie in Syrië. Hij was voor zijn
ambtsaanvaarding als president voorzitter van de Syrian Computer Society.
Ghasson Lahham, vice-president van de Syrian Computer Society, op
een persconferentie in Beiroet op 15 april 2001.
Reuters, 23 september 2001.
Artikel 39 van de grondwet bepaalt: 'Citizens shall have the right
of assembly and peaceful demonstration within the principles of the
Constitution. Exercising this right shall be regulated by law.'.
General Federation of Trade Unions (GFTU).
Artikel 35 van de Grondwet bepaalt: '(1) Freedom of belief shall be
guaranteed. The state shall respect all religions. (2) The state shall
guarantee the performance of all religious rituals provided this does not
violate public order.'.
Artikel 3 van de Grondwet bepaalt: '(1) Islam is the religion of the
president of the Republic.'.
Zo schrijft artikel 462 van het Syrische Wetboek van Strafrecht voor
dat een ieder die een van de in het openbaar te belijden godsdiensten
beledigt of uiting geeft aan minachting voor een van deze godsdiensten, een
gevangenisstraf van twee maanden tot twee jaar tegemoet kan zien.
Artilkel 463 van het Syrische Wetboek van Strafrecht schrijft een gevangenisstraf voor van één maand tot één jaar aan een ieder die de uitoefening van een godsdienst, ceremoniën of religieuze praktijken met betrekking tot die godsdienst verstoort, of deze door daden van geweld of bedreigingen verhindert; dan wel aan een ieder die gebouwen die heilig zijn voor godsdiensten, attributen of andere voorwerpen die vereerd worden door leden van een bepaalde religie of door een gedeelte van de bevolking, verwoest, verminkt, beschadigt, ontwijdt of bezoedelt.
Al-Quneitra is een provinciale hoofdstad, gelegen in de door Israël
van l967 - l974 bezette hoogten van Golan. Bij terugtrekking werd deze stad
door Israël volledig verwoest.
De Syrisch-orthodoxe kerk gaat uit van de zogenaamde 'monofysitische
leer', waarbij Christus slechts één enkele natuur werd toebedacht, namelijk
een goddelijke natuur. Deze leer is gebaseerd op de doctrine zoals die door
Jacobus Baradaeus (500 - 578) in de zesde eeuw is opgesteld.
Het Aramees wordt ook wel 'oud-Syrisch' of 'Suryani' genoemd. In
deze zin worden voor Syrisch-orthodoxe christenen ook wel de aanduidingen
'Suryani's' of 'Arameëers' gebruikt. Daarnaast komt men wel de naam
'West-Syriërs' tegen, terwijl Syrisch-orthodoxe christenen net als
Chaldeëers ook wel voor 'Assyriërs' worden aangezien. Dit vanwege de
gemeenschappelijke etnische en cultuur-historische identiteit die is terug
te voeren tot het voor-christelijke volk der Assyriërs dat in Mesopotamië
leefde.
Ook wel 'Prins-Patriarch van Antiochië en het Gehele Oosten,
Overste van de Universele Syrisch-orthodoxe kerk'.
Meer dan de helft van de graan- en katoenproduktie van Syrië komt
uit deze streek.
Veelal Grieks-orthodoxen en Grieks-katholieken.
Syrische ritus.
Melkitische of keizerlijke ritus.
Gregoriaanse.
Evangelische.
Ook bekend onder de naam Armeens Revolutionaire Federale Partij.
Voor deze partij zie het algemeen ambtsbericht Armenië van 22 mei
2000.
Genaamd 'Henchlah' en 'Ramkavash'.
Op deze dag wordt door Armeniërs de Turkse genocide van l915
herdacht. Volgens Armeniërs zouden tussen l915 en 1923 1½ miljoen mensen
zijn vermoord in een campagne van de Ottomaanse heersers om Armeniërs uit
het oosten van Turkije te verdrijven. Turkije dat na de ineenstorting van
het Ottomaanse rijk in l923 werd gesticht, stelt dat dit aantal sterk wordt
overdreven.
Voor de Assyrische Democratische Organisatie (ADO) die aandacht
vraagt voor de culturele identiteit van de Assyriërs, zie subparagraaf
2.2.1.2.
Tijdens het Concilie van Ephesos in 431 hingen de volgelingen van
bisschop Nestor het dogma aan dat Christus twee onderscheiden personages zou
kennen, namelijk een goddelijke en een menselijke natuur.
Net als Syrisch-orthodoxen worden Chaldeeërs wel eens Assyriërs
genoemd. Dit vanwege de gemeenschappelijke etnische en cultuur-historische
identiteit die is terug te voeren tot het voor-christelijke Assyrische volk
dat in Mesopotamië leefde. De Chaldeeërs worden ook wel 'Oost-Syrische
christenen' genoemd.
De naam 'Jehovah' wordt gemakkelijk geassocieerd met joodse
propaganda. Als politiek gemotiveerde zionistische organisatie werden de
Jehova's getuigen in l964 door de autoriteiten verboden.
US Department of State, '2000 Annual Report on international religious freedom: Syria' (Washington, 5 september 2000).
Ook wel 'Nusariërs' of 'Alevieten' genoemd.
Arabisch: Jabal Al-Nusayriyyah.
In Jabal Al-Duruz en in Jabal Hawran.
Ook wel 'zevener-sji'ieten' genoemd, naar Isma'il, de oudste zoon
van de zesde iman.
US Department of State, '2000 Annual Report on International
Religious Freedom: Syria' (Washington, 5 september 2000).
Voor deze religieuze mi nderheid zie ook 'Ulkomaalaisviraston
julkaisuja 1', Finse immigratiedienst (Helsinki, 5 augustus l999), blz. 13
en 14.
Zij worden ook wel als 'vuuraanbidders' aangeduid, of 'parsen',
'parsi's' of 'gebers' genoemd.
Dat wil zeggen 'wijze, oude man'.
Vooral in Duitsland bestaat een grote yezidi-gemeenschap.
Zie ook subparagraaf 3.2.4.3.
Zo loopt de grens met Turkije voor het grootste gedeelte evenwijdig
aan de spoorlijn die de steden Aleppo en Al-Qamishli met elkaar verbindt.
Over het unieke identiteitsnummer is op 21 december 2001 een
separaat algemeen ambtsbericht verschenen.
Ruim US$ 1.
Ruim US$ 10.
Aan joden worden paspoorten voor een periode van twee jaar
verstrekt; zie ook subparagraaf 3.2.3.
Indien iemand bijvoorbeeld een week geleden een paspoort heeft
gekregen, zou zulks als bewijs kunnen worden geïnterpreteerd dat betrokkene
tot op dat moment niet door de Syrische autoriteiten werd vervolgd.
Artikel 131 van de grondwet luidt: 'The judicial power is
independent. The president of the Republic, assisted by the Supreme Judicial
Council, shall guarantee this independence.'.
Artikel 133 van de grondwet luidt: '(1) Judges are independent. They are
subject to no authority other than that of the law in the discharge of their
functions. (2) The honor, conscience and impartiality of judges shall be a
guarantee of the rights and freedoms of individuals.'.
Arabisch: mouhafaza.
'Presidents of Chambers'.
Arabisch: qadi shari'a.
Arabisch: qadi mazhabi.
Supreme State Security Court (SSSC).
Amnesty International, Rapport 'Syria, repression and impunity: the
forgotten victims', AI Index MDE 24/02/95 (Londen, april l995).
Artikel 7(a) van het decreet no.47 van 28 maart l968.
In het Arabisch: wakala.
Het is voor politieke gedetineerden die voor familie en vrienden
incommuncado worden gehouden, niet eenvoudig om tijdig voor de aanvang van
de zitting een dergelijke machtiging aan zijn raadsman ter hand te stellen.
US Department of State, 'Syria - country reports on human rights
practices 2000 (Washington, 26 februari 2001).
Sommigen meer dan tien jaar.
Zoals de Partij van Communistische Actie (PCA) of de pro-Irak
vleugel van de Baath-partij.
Economic Security Court (ESC).
Zie subparagraaf 3.2.6.1.
Amnesty International, annual report 2001.
Zo staat artikel 4(a) van Legislative Decree 51 van 22 december l962
(vgl. ook bijlage 1) toe: 'The placing of restrictions on freedom of
individuals with respect to meetings, residence, travel and passage in
specific places or at particular times. Preventive arrest of anyone
suspected of endangering public security and order. Authorization to
investigate persons and places. Delegation of any person to perform any of
these tasks.'
US Department of State, 'Syria - country reports on human rights
practices 2000' (Washington, 26 februari 2001).
In Duitsland wordt dit verschijnsel omschreven als 'Sippenhaft'.
Amnesty International, brief aan VluchtelingenWerk Nederland
(Amsterdam, 11 april 2000).
Deze twaalf provincies (in het Arabisch: muhafaza) zijn: Damascus,
Aleppo, Homs, Hama, Idlib, Latakia, Tartous, Dera'a, Al-Suweida, Al-Raqqa,
Deir Al-Zor en Al-Hassakah.
In het Arabisch: Al-Sijn Al-Madani.
In het Arabisch: Al-Sijn Amn Al-Dawla.
In het Arabisch: Al-Sijn Al-Askari.
Waaronder Amnesty International, Annual Report 2001; volgens de
Committee for the Defence of Human Rights in Syria (CDHR) zou dit aantal
zo'n 800 bedragen (Bron: Reuters, 3 juli 2001).
Gebaseerd op getuigenissen van personen die in de periode l980 tot
l996 in de Tadmor gevangenis hebben gezeten, heeft Amnesty International op
19 september 2001 een rapport gepubliceerd, getiteld 'Syria - Torture,
despair and dehumanization in Tadmur Military Prison'.
Amnesty International noemt in het Annual Report 2001 hierbij namen als Haytham Na'al (een rechtenstudent die in l975 zou zijn gearresteerd), Ghayyath Shima (een exacte vakken student) en Faris Murad.
De Tadmor- militaire gevangenis ligt in de Syrische Woestijn bij
Palmyra op ongeveer 200 km. ten noordoosten van Damascus en is gehuisvest in
voormalige Franse legerbarakken. Deze gevangenis valt buiten de
verantwoordelijkheid van het ministerie van Justitie die belast is met
toezicht op civiele gevangenissen. In geheel Syrië is deze gevangenis
berucht om zijn zeer strenge regime en om de wreedheden tegen politieke
gevangenen die binnen de muren van de gevangenis sinds l980 plaatsvinden. De
Syrische dichter Faraj Beraqdar die van l988 tot l992 in de
Tadmor-gevangenis heeft gezeten, omschreef de gevangenis als een 'kingdom of
death and madness'.
US Department of State, 'Syria - country reports on human rights
practices 2000 (Washington, 26 februari 2001).
Arabisch: Al-Hizb Al-Tahrir.
Amnesty International, brief aan VluchtelingenWerk Nederland
(Amsterdam, 11 april 2000).
Arabisch: Afwaj Al-Muqawamah Al-Lubnaniyya; Nederlands: 'Batallions
van Libanees Verzet'.
Nederlands: 'Partij van God'.
Amnesty International, 'Syria - caught in a regional conflict:
Lebanese, Palestinian and Jordanian political detainees in Syria', Londen,
januari l999.
Zo kwam in l999 de arrestatie en weggeleiding vanuit Libanon naar
Syrië aan het licht van tenminste vijf Libanese militairen, onder wie de
sergeanten Nimer Al-Naddaf en Fuad 'Asaker. Allen zouden in diverse Syrische
detentieoorden incommunicado worden vastgehouden (bron: Amnesty
International, annual report 2001).
Amnesty International, 'Syria - caught in a regional conflict:
Lebanese, Palestinian and Jordanian political detainees in Syria', Londen,
januari 1999.
Voor illegale partijen zie subparagraaf 2.2.1.3.
De Tawhid- beweging kwam voort uit een fusie van drie bewegingen, te weten de Jumdallah, de Lebanese Arab Movement en de Popular Movement. De Tawhid-beweging is begin jaren tachtig in Tripoli (Libanon) opgericht en is verwant aan de Moslimbroederschap. Midden jaren tachtig splitste de Tawhid-beweging zich en het overgrote deel van de Tawhid-aanhangers schaarde zich aan de zijde van de Syrische autoriteiten. Inmiddels is er geen sprake meer van verzetsactiviteiten van (voormalige leden van) de Tawhid-beweging.
Onder deze vrijgelaten gevangenen bevond zich Khalil Brayez, een voormalig legerofficier die in l970 werd gevangen genomen in verband met de publicatie van de boeken 'The Fall of the Golan' en 'From the Golan Files', waarin kritiek werd geuit over het Syrische leger in de Zesdaagse Oorlog van l967. Hij werd in l972 tot vijftien jaar gevangenisstraf veroordeeld.
(Bron: Amnesty International, 'Syria - Double injustice, prisoners of
consience detained beyond expiry of their sentences', Londen, juli l999,
blz. 2)
Voor een uitgebreid interview met Riyadh Al-Turk zie Mideast Mirror,
19 januari 2000, blz. 14 t/m 18.
Zie ook subparagraaf 3.2.1.
Ibidem.
Amnesty International News Service Report, 11 juni l998.
'Afif Muzhir, Mohammed Ali Habib, Bassan Al-Shaykh en Thabit Murad (bron: Amnesty International, annual report 2001).
Amnesty International, annual report 2001.
Op 15 augustus 2001 zond het door de regering van Qatar
gefinancieerde televisiestation Doha Al-Jazirah Satellite Channel Television
in haar wekelijkse programma 'Without Borders' een interview in het Arabisch
uit met deze mensenrechtenactivist.
AFP, 2 september 2001; Human Rights Watch, persbericht, 7 september
2001.
Amnesty International, annual report 2001.
AFP, 26 november 2001; AP, 26 november 2001.
Syrian Human Rights Committee, persbericht, 19 november 2001.
Brief Amnesty International aan VluchtelingenWerk Nederland, 11
april 2000.
US Department of State, 'Syria, country report on human rights
practices for 2001, Washington, 4 maart 2002; brief Amnesty International
aan VluchtelingenW erk Nederland, 11 april 2000, Human Rights Watch rapport,
juli l995.
US Department of State, 'Syria, country report on human rights
practices for 2001 (Washington, 4 maart 2002).
Geruchten als zou begin september l999 een poging tot muiterij onder
officieren van de Syrische luchtmacht hebben plaatsgevonden, kunnen niet
worden bevestigd. Evenmin kan worden bevestigd dat in oktober l999 een
aantal van deze officieren door een vuurpeleton is terechtgesteld.
Lama Abu-Odeh, 'Crimes of honour and the construction of gender in Arab societies', uit 'Feminism and islam, legal and literary perspectives', Centre of Islamic and Middle East Law School of Oriental and African Studies, University of London, l996, Ithaca Press, blz. 141-l94.
In het Arabisch: Tha'r.
In het Arabisch: Diyah.
In het Arabisch: Qadi Al-Shara'a.
Zie ook subparagraaf 3.2.1.
Artikel 520 Wetboek van Strafrecht luidt alsvolgt: 'Ieder
tegennatuurlijk seksueel contact wordt bestraft met een gevangenisstraf van
ten hoogste drie jaar.'.
Zie ook Ulkomaalaisviraston julkaisuja 1, Finse Immigratiedienst,
'Kurdistan', Helsinki, 5 augustus l999, blz. 22, 27, 60, 92 en 93.
In het Arabisch: Al-Hizam Al-Arabi.
Human Rights Watch, 'Syria - The Silenced Kurds', oktober l996, blz.
1.
Human Rights Watch, 'Syria - The Silenced Kurds', oktober l996, blz.
11.
Human Rights Watch, 'Syria - The Silenced Kurds', oktober l996, blz.
11.
Al-Jazirah genaamd.
Door hen niet als 'Syriërs', maar als 'buitenlanders' te
registreren.
Sommige bronnen noemen zelfs een aantal van twee miljoen Koerden,
dat zou ongeveer twaalf tot vijftien procent van de totale Syrische
bevolking omvatten.
Slechts tien procent van de Koerden in Syrië woont in de steden.
De 'Kurd Dagh'.
In het gebied in de buurt van de steden Al-Qamishli en Al-Hasakah in
het noordoosten van Syrië is overigens ook de Sharabiye-stam of clan
gevestigd. Deze Arabische stam of clan bestaat voornamelijk uit landloze
bedoeïenen, en heeft onder de plaatselijke Koerdische bevolking een slechte
reputatie. Zo zouden leden van deze stam of clan betrokken zijn (geweest)
bij diefstal van grond en/of goederen.
In het Arabisch: ajnabi.
Er bestaan in Syrië geen rode identiteitskaarten voor staatloze
Koerden. Wel zijn voor deze categorie personen roze-oranjeachtige gekleurde
identiteitskaarten beschikbaar. Het is mogelijk dat een persoon een
Koerdische identiteitskaart als 'rood' in plaats van 'oranje' aanduidt.
Dat wil zeggen niet in de vreemdelingenregistratie van de provincie
Al-Hasakah, maar elders in Syrië.
De zogenaamde 'niet-geregistreerden' ('not appearing in the
records';' unregistered'; 'undisclosed'); in het Arabisch: maktoum(een).
Vergelijk groep b bij indeling naar status in deze paragraaf.
Zie groep d van indeling naar status in deze paragraaf.
In het Arabisch: mukhtar.
Ook kinderen waarvan de vader als 'staatloos' staat ingeschreven en
de moeder als 'Syrische', worden niet meer ingeschreven. Dit is bedoeld als
een vorm van represaille, aangezien de Syrische autoriteiten dergelijke
huwelijken, waarbij de kinderen van een Syrische vrouw toch staatloos zouden
worden, als laakbaar beschouwen. Toch komen in de praktijk dergelijke
huwelijken binnen de Koerdische bevolkingsgroep in Syrië regelmatig voor.
Zie groep c van indeling naar status in deze paragraaf.
Human Rights Watch, 'Syria - the Silenced Kurds', oktober l996, blz.
25 t/m 28.
Het 'Now Roz'.
Met dit decreet wordt echter tegen een kleine vergoeding aan het
bureau van de burgerlijke stand ook wel de hand gelicht.
Zie subparagraaf 2.2.1.1.
In het Arabisch: Al-Tahaluf Al-Dimuqrati Al-Kurdi fi Suriya.
In het Arabisch: Al-Hizb Al-Dimuqrati Al-Kurdi fi Suriya.
In het Arabisch: Al-Hizb Al-Dimuqrati Al-Kurdi fi Suriya.
In het Arabisch: Al-Hizb Al-Ittihad Al-Sha'bi Al-Kurdi fi Suriya.
In het Arabisch: Al-Hizb Al-Yasari.
In het Arabisch: Al-Hizb Al-Dimuqrati Al-Taqadummi Al-Kurdi fi
Suriya.
In het Arabisch: Al-Hizb Al-Wahda Al-Dimuqrati Al-Kurdi fi Suriya.
Ulkomaalaisviraston julkaisuja 1, Finse Immigratiedienst,
'Kurdistan', Helsinki, 5 augustus l999, blz. 60.
In het Arabisch: Al-Hizb Al-Ishtraki Al-Kurdi fi Suriya.
Koerdische partijen die in Syrië actief zijn, durven bij hun
activiteiten niet de geografische term 'Kurdistan' te gebruiken. De Syrische
regering verzet zich tegen het bestaan van een gebied dat 'Kurdistan' wordt
genoemd, en dat mogelijk ook delen van het Syrische grondgebied zou kunnen
omvatten. De termen 'Koerden' of 'Koerdisch' zijn voorzover bekend minder
problematisch.
Parti Kerkaran Kurdistan.
Syrië oefent aanzienlijke invloed uit in de Beka'a-vallei in
Libanon, waar zich naar verluidt het PKK-hoofdkwartier en een aantal
PKK-trainingskampen zouden bevinden. Het is niet bekend of de Syrisch-Turkse
afspraken van oktober l998 van invloed zijn geweest op de PKK-presentie in
Libanon.
Istanbul Hurriyet (Ankara edition), 12 juni 2000.
In het Arabisch: Jaysh Al-Tahrir Al-Filastini.
De Yarmouk-Brigades waren oorspronkelijk gevestigd in Jordanië, maar
werden na de burgeroorlog in Jordanië in l970/l971 verdreven naar andere
landen, waaronder Syrië en Libanon. De Brigades zijn op den duur opgegaan in
het Palestijnse Bevrijdingsleger (PLA) dat deel uitmaakt van het Syrische
leger. De term 'Yarmouk Brigades' wordt in verband hiermee nog zelden meer
gebruikt.
Deze regel is niet beperkt tot Arabische landen.
De door Israël bezette Golan-hoogvlakte niet meegerekend.
Zie ook het algemeen ambtsbericht Syrië/Palestijnen van 31 januari
2002.
Ibidem.
UNHCR -informatie d.d. 31 december 2000.
Zie verder paragraaf 3.2.4.2.
Voor ingenieurs en artsen die na studie op kosten van de staat als
tegenprestatie gedurende drie jaar in overheidsdienst moeten werken.
Hussein Daoud, een Syrische koerd die door Duitsland na afwijzing
van zijn asielaanvraag op 10 december 2000 naar Syrië was teruggestuurd,
werd bij aankomst in Damascus aangehouden. Hij verblijft sindsdien in
detentie, laatstelijk in de Sedanya-gevangenis (juni 2001) in afwachting van
het resultaat van het tegen hem ingestelde politiële onderzoek. Ten tijde
van zijn asielaanvraag in Braunschweig op 18 januari l996 en daarna was hij
politiek actief in Duitsland en nam hij deel aan demonstraties van Syrische
ballingen voor de Syrische ambassade in Duitsland (vgl Amnesty
International, Urgent Actions 2001).
Er zijn gevallen bekend van personen die na terugkomst pro forma
alsnog een officieel ontslagverzoek hebben moeten indienen, zodat er van
ongeoorloofde werkverlating geen sprake meer kon zijn.
Of het doen van een asielaanvraag in het buitenland door het Syrische regime als een vijandige daad wordt beschouwd, zoals door Amnesty International in haar brief aan de Staatssecretaris van Justitie van 26 juni 2001 wordt aangegeven, kan niet worden bevestigd. Het in dezelfde brief gestelde risico op marteling kan evenmin bevestigd worden.
Amr 'Urfi (Martial law order) no. 16 and 17 of June 17, l966 amended
this to refer offenses under articles 314 and 318 to the relevant civil
courts.
Amr 'Urfi no. 31 of August l965 has amended this article and refers
these offenses to the relevant civil courts.
Hoofdstuk IV van de Syrische grondwet van maart l973.
===