D66

Nuanceer de ne bis in idem-regel

Politie en justitie

Boris Dittrich

27-07-2002 - Het strafrecht zou een blinde vlek hebben, indien hardnekkig wordt vastgehouden aan het adagium eens veroordeeld, blijft veroordeeld , wanneer nieuwe feiten of omstandigheden een veroordeelde kunnen vrijpleiten. Andersom zou ook het Openbaar Ministerie de bevoegdheid moeten hebben om een vrijspraak te herzien, meent Boris Dittrich.

In mijn boek Een blauwe stoel in Paars beschrijf ik in één van de verhalen de zaak van Madelon Langman. Dit 10-jarige meisje uit Helmond werd seksueel misbruikt en gewurgd. Een paar jaar later werd een buurtbewoner als verdachte aangehouden. Hij legde een bekentenis af, maar trok die later weer in. Toch werd hij door de rechtbank tot 15 jaar gevangenisstraf veroordeeld. In hoger beroep werd hij vrijgesproken, omdat de rechters de bekentenis niet overtuigend vonden. Volgens de ne bis in idem-regel is deze vrijspraak onherroepelijk. Zou er later nieuw bewijsmateriaal worden gevonden en de man alsnog een gedetailleerde bekentenis afleggen, dan is dat strafrechtelijk gezien van geen enkel belang. Hij ontspringt de dans, het strafrecht is uitgewerkt.

De regel is eeuwenoud en is ontstaan in een tijd dat een misdrijf alleen door de verklaring van de verdachte zelf en getuigenbewijs kon worden bewezen. Technische opsporingsmiddelen had men niet. Getuigenbewijs is nogal onbetrouwbaar. Naar mate de tijd verstrijkt, vervagen herinneringen. Daarom vonden de rechtsgeleerden eeuwen geleden dat er op een gegeven moment een streep onder een zaak moest worden gezet. Was er eenmaal een definitieve uitspraak, dan moest die niet opnieuw opengebroken kunnen worden, wanneer er later andere getuigenverklaringen kwamen. Bovendien vond men dat een nieuw strafproces te belastend was voor degene, die al eerder was vrijgesproken.

Er is alle aanleiding om de werking van de ne bis in idem-regel te nuanceren. In de opsporingstechniek is een revolutie opgetreden door het DNA in lichaamsmateriaal vast te stellen en te vergelijken met sporen die aangetroffen zijn op het slachtoffer of op de plaats van het misdrijf. Vaak bekennen verdachten, eenmaal geconfronteerd met de uitslag van het DNA-onderzoek, en vertellen zij precies hoe en waarom zij het misdrijf hebben gepleegd. De afhankelijkheid van weinig betrouwbaar geachte getuigenverklaringen wordt minder. In alle geledingen van de samenleving heeft de introductie van nieuwe technieken invloed, zoals de biotechnologie op medisch en economisch gebied. Waarom zouden nieuwe technieken dan niet op het strafrecht hun invloed kunnen hebben?

Bovendien maakt de wet al een forse uitzondering op de ne bis in idem-regel. Is een verdachte onherroepelijk veroordeeld door de rechter en duikt er later nieuw bewijsmateriaal op dat hem vrijpleit, dan kan de Hoge Raad de zaak herzien. Een bekend voorbeeld hiervan is de Puttense moordzaak. De Hoge Raad oordeelde onlangs dat de Puttense moordzaak helemaal opnieuw moest worden onderzocht. Daarna werden de veroordeelden alsnog vrijgesproken. Het is een goede zaak dat de herzieningsprocedure de werking van de ne bis in idem-regel afzwakt. Rechterswerk is mensenwerk. Het strafrecht zou een blinde vlek hebben, wanneer hardnekkig wordt vastgehouden aan het adagium eens veroordeeld, blijft veroordeeld , wanneer nieuwe feiten of omstandigheden een veroordeelde kunnen vrijpleiten.

Maar waarom zou aan een veroordeelde wel het recht toekomen een veroordeling te laten herzien, en aan het Openbaar Ministerie niet een vrijspraak? Waarom heeft een individu meer rechten in het strafrecht dan het slachtoffer, de nabestaanden of de samenleving als geheel, die door het Openbaar Ministerie in het strafproces vertegenwoordigd worden? De redenering dat het individu als verdachte tegenover een machtig opsporingsapparaat staat en daarom meer mogelijkheden moet hebben, gaat naar mijn mening niet meer op. In de loop der jaren is het strafrecht en strafprocesrecht flink aangepast om de rechten van de verdachten te versterken en kwam de strafrechtsadvocatuur tot grote bloei. Het is dus geen kwestie meer van David tegenover Goliath.

Ik stel voor de ne bis in idem-regel zó te nuanceren dat alleen de allerergste misdrijven, zoals moord en doodslag, mogen worden herzien. Om te voorkomen dat politie en justitie broddelwerk in moordzaken gaan leveren met in het achterhoofd het idee dat als de zaak in een vrijspraak eindigt, ze alsnog tot vervolging kunnen overgaan, moet de herziening van een vrijspraak aan strenge voorwaarden worden verbonden. Toestemming ervoor moet aan de Hoge Raad worden gevraagd en kan alleen, wanneer nieuw bewijsmateriaal is opgedoken dat redelijkerwijs niet eerder in het onderzoek had kunnen worden betrokken. Bovendien moet de Hoge Raad een inschatting maken van dat nieuwe bewijsmateriaal. Ligt het voor de hand dat de rechter, die de vrijspraak deed, tot een veroordeling was gekomen, indien hij het nieuwe bewijsmateriaal had gekend?
De vanzelfsprekendheid van de ne bis in idem-regel wordt ook in andere landen onder vuur genomen. In het Verenigd Koninkrijk heeft Labourminister David Blunkett begin deze maand een wetsvoorstel ingediend om het beginsel te nuanceren en bij ernstige misdrijven buiten werking te stellen. Dat is niet verwonderlijk. Hoofddoel van het strafrecht is toch om de waarheid te achterhalen. Wie heeft de moord gepleegd en waarom?

Ik vind dat de moeder van Madelon Langman er recht op heeft dat de vrijspraak van de moordenaar van haar dochtertje kan worden herzien, wanneer nieuw bewijsmateriaal opduikt. Want wie de waarheid buitensluit, ondermijnt de rechtsstaat.

Bovenstaand artikel van Boris Dittrich is gepubliceerd in NRC Handelsblad d.d. 27 juli 2002.