European Commission
IP/02/1155
Brussel, 25 juli 2002
Vrij verkeer van goederen: inbreukprocedures tegen België, Frankrijk
en Oostenrijk
De Europese Commissie heeft besloten Frankrijk voor het Hof van
Justitie te dagen omdat de Franse voorschriften voor de invoer van
geneesmiddelen voor persoonlijk gebruik te streng zijn. Daarnaast zal
ze Frankrijk formeel verzoeken zijn nationale voorschriften voor het
taalgebruik op etiketten van levensmiddelen op de Europese wetgeving
af te stemmen. De Commissie verzoekt België een eind te maken aan het
verbod in het Waalse Gewest op de verkoop van in gevangenschap geboren
en gefokte vogels, dat ook geldt voor vogels die in een andere
lidstaat wel mogen worden verkocht. Tot Oostenrijk richt de Commissie
een verzoek om het verbod op de verkoop op afstand van
voedingssupplementen op te heffen en de controleprocedure voor het in
de handel brengen van voedingssupplementen binnen een redelijke, aan
de betrokkenen bekende termijn af te wikkelen. Deze verzoeken zullen
aan de lidstaten worden gericht in de vorm van een met redenen omkleed
advies, de tweede stap van de inbreukprocedure van artikel 226 van het
EG-Verdrag. Als de Commissie twee maanden na ontvangst van het advies
geen tevredenstellend antwoord heeft ontvangen, kan ze besluiten de
lidstaten voor het Hof van Justitie te dagen. In alle gevallen gaat
het om inbreuken op bepalingen van het EG-Verdrag die
ongerechtvaardigde en onevenredige belemmeringen van het vrije verkeer
van goederen verbieden (artikelen 28-30).
Frankrijk invoer van geneesmiddelen voor persoonlijk gebruik
De Commissie heeft besloten Frankrijk voor het Hof van Justitie te
dagen in verband met de Franse voorschriften voor de persoonlijke
invoer van traditionele of homeopathische geneesmiddelen. Onder
persoonlijke invoer wordt verstaan invoer van voorgeschreven
geneesmiddelen op verzoek van de patiënt in hoeveelheden die nodig
zijn voor de behandeling.
Wie geneesmiddelen persoonlijk wil invoeren en ze niet zelf vervoert,
maar bijvoorbeeld met de post laat opsturen, moet daar vooraf
toestemming voor vragen. De Commissie beschouwt deze voorschriften als
een onevenredige belemmering van het vrije verkeer van geneesmiddelen
in de interne markt. Ze vindt de toestemmingsprocedure bijzonder
omslachtig omdat de patiënten zelf veel gegevens moeten verstrekken
(kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling van het product,
bijsluiter, etikettering). Volgens de Commissie bestaat er een risico
dat deze eisen de aanvraagprocedure beduidend langer maken en daardoor
patiënten verhinderen de geneesmiddelen te kopen die ze nodig hebben.
De Commissie is van mening dat als de invoer van een geneesmiddel zowel in Frankrijk als in een andere lidstaat is toegestaan, de volksgezondheid voldoende is gewaarborgd en de betwiste toestemmingsprocedure voor persoonlijke invoer overbodig is.
Als het geneesmiddel alleen in de lidstaat van uitvoer is goedgekeurd, kan een nieuwe controle in Frankrijk volgens de Commissie gerechtvaardigd zijn ter bescherming van de volksgezondheid. De controle mag echter niet verder gaan dan nodig en mag geen ontmoedigend effect op de patiënt hebben. De Commissie vindt dat de huidige procedure niet aan dit criterium voldoet.
Ten slotte meent de Commissie dat voor de invoer van homeopathische
geneesmiddelen in geen geval een voorafgaande toestemming mag worden
geëist, aangezien deze producten per definitie pas in de handel kunnen
worden gebracht als bewezen is dat ze de gezondheid geen schade
berokkenen.
De Commissie heeft Frankrijk op 23 oktober 2001 een met redenen
omkleed advies gestuurd. Tot dusver heeft ze van de Franse
autoriteiten geen officieel antwoord ontvangen. Ze maakt de zaak
daarom aanhangig bij het Hof van Justitie.
België belemmering van de verkoop van in gevangenschap geboren en
gefokte vogels
De Commissie heeft besloten België een met redenen omkleed advies te
sturen omdat het vrije verkeer van vogels die in een andere lidstaat
in gevangenschap zijn geboren en gefokt, door het Waalse Gewest wordt
belemmerd. In gevangenschap geboren en gefokte vogels mogen in
Wallonië niet worden verkocht, ook niet als dat in een andere lidstaat
wel mag. Volgens de Commissie gaat het om een ongerechtvaardigde
belemmering van de handel binnen de Unie en dus om een inbreuk op de
bepalingen van het EG-Verdrag die ongerechtvaardigde en onevenredige
belemmeringen van het handelsverkeer verbieden (artikelen 28-30).
Frankrijk taalgebruik op etiketten van levensmiddelen
De Commissie zal Frankrijk een met redenen omkleed advies sturen met het verzoek de Franse wetgeving af te stemmen op de prejudiciële beslissing van het Hof van Justitie van 12 september 2000 in zaak C-366/98 over het taalgebruik op etiketten van levensmiddelen.
Momenteel eist de Franse wetgeving dat elke etikettering van
levensmiddelen die in Frankrijk worden ingevoerd, in het Frans moet
zijn opgesteld.
Volgens de Commissie geeft de beslissing van het Hof aan dat het
EG-Verdrag en Richtlijn 2000/13/EG inzake de etikettering en
presentatie van levensmiddelen niet toestaan dat nationale
voorschriften het gebruik van een bepaalde taal voor de etikettering
van levensmiddelen verplicht stellen, zonder dat is voorzien in de
mogelijkheid een andere taal te gebruiken die de koper gemakkelijk
begrijpt of in andere manieren om de koper te informeren.
Volgens de richtlijn zou bijvoorbeeld op een doos kippenvleugels die
in een Frans fastfoodrestaurant wordt verkocht de naam van het product
in een andere taal dan het Frans mogen staan, bijvoorbeeld "chicken
wings", mits er een duidelijke foto op de doos staat die de inhoud
ervan weergeeft.
De Franse autoriteiten hebben erkend dat hun wetgeving in strijd is
met het Gemeenschapsrecht en hebben bevestigd dat ze de betwiste
wetgeving willen wijzigen. De voorgestelde wijziging is echter nog
steeds niet goedgekeurd.
Oostenrijk verkoop op afstand van voedingssupplementen
De Commissie heeft besloten Oostenrijk een met redenen omkleed advies
te sturen met het verzoek het verbod op de verkoop op afstand van
voedingssupplementen op te heffen. Dit verbod staat in de Oostenrijkse
wet inzake handel en nijverheid (Gewerbeordnung). Het gaat om een
belemmering van de handel binnen de Unie en dus om een inbreuk op de
bepalingen van het EG-Verdrag die ongerechtvaardigde en onevenredige
belemmeringen van het vrije verkeer van goederen verbieden (artikelen
28-30).
De Oostenrijkse wet definieert voedingssupplementen als producten die
bestemd zijn te worden genuttigd en die geen voedings-, genot- of
geneesmiddel zijn.
Volgens de bevoegde Oostenrijkse instanties is de wet nodig om de
consument te beschermen tegen "wondermiddelen". Die worden vaak op
afstand verkocht en aangeprezen met reclame die het effect ervan
overdrijft. De Commissie vindt een totaal verbod op de verkoop op
afstand van voedingssupplementen die in andere lidstaten vrij in de
handel mogen worden gebracht echter een onevenredige belemmering van
het vrije verkeer van goederen, die momenteel op grond van artikel 30
van het EG-Verdrag onvoldoende gerechtvaardigd blijkt om redenen die
verband houden met de gezondheid en consumentenbescherming. Dit verbod
heeft tot gevolg dat importeurs van voedingssupplementen extra
formaliteiten moeten vervullen voor ze toegang krijgen tot de
Oostenrijkse markt en van het vrije verkeer van goederen binnen de
Europese Unie kunnen profiteren.
Oostenrijk laattijdig verbod op voedingssupplementen
De Commissie zal Oostenrijk een met redenen omkleed advies sturen met
het verzoek het in de handel brengen van voedingssupplementen niet
meer laattijdig te verbieden. Volgens de Commissie druist deze
praktijk in tegen de bepalingen van het EG-Verdrag die elke
ongerechtvaardigde belemmering van het vrije verkeer van goederen
verbieden (artikelen 28-30).
Volgens artikel 18, lid 2, van de Oostenrijkse Levensmiddelenwet moet
de bevoegde instantie de invoer van producten die de importeur als
voedingssupplement declareert en die niet aan de bepalingen van die
wet of de uitvoeringsbesluiten ervan voldoen, binnen drie maanden
verbieden.
De Oostenrijkse autoriteiten vinden echter dat ze ook na die termijn
zo'n verbod kunnen opleggen. Volgens hen gaat deze reglementering
alleen over de aangifteprocedure en moet de indeling van het product
als niet-vaststaand worden beschouwd als het product niet binnen drie
maanden is beoordeeld.
De Commissie vindt echter dat de procedure in artikel 18 van de
Levensmiddelenwet zowel een controle- als een aangifteprocedure is
die, op grond van door het Hof van Justitie opgestelde criteria,
binnen een redelijke termijn moet worden afgewikkeld.
Daarnaast wil de Commissie dat de aanvragers op de hoogte worden
gebracht van de essentiële stappen van de procedure, namelijk de
stappen die verband houden met de ontvangst van de aangifte en de
afronding van de procedure.
Verdere informatie over de lopende inbreukprocedures tegen alle
lidstaten is te vinden op de Europa-site:
http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/droit_com/index_en.h
tm