Nationale Ombudsman
* Agent en arts niet eens over navolging wilsverklaring
Nationale ombudsman oordeelt klacht over politie Gelderland-Zuid
gegrond
Agent en arts niet eens over navolging wilsverklaring
Een arts en een surveillance-eenheid van de regiopolitie
Gelderland-Zuid werden op 28 februari 1998 opgeroepen om naar een
woning te gaan waar een vrouw suïcide zou hebben gepleegd. De arts
constateerde dat de vrouw in coma lag en trof een verklaring aan met
de strekking dat de vrouw niet behandeld of naar het ziekenhuis
gebracht wilde worden. Hij meldde dit aan de politieambtenaren die
even later arriveerden. Deze besloten vrijwel meteen een ambulance te
laten komen. Terwijl deze onderweg was, ontstond tussen de arts en de
politieambtenaren een discussie rond de vraag welke hulpverlener het
in situaties als deze voor het zeggen heeft.
De gang van zaken is voor de arts aanleiding geweest een klacht in te
dienen eerst bij de politie en later bij de Nationale ombudsman. De
klacht betreft het feit dat de politie vrijwel zonder overleg met de
arts een ambulance heeft besteld, daarbij voorbijgaand aan de op de
wilsverklaring van de vrouw gebaseerde opvatting van de arts dat niet
moest worden ingegrepen. De Nationale ombudsman oordeelt de klacht van
de arts gegrond.
Wie beslist: arts of agent?
Naar het oordeel van de Nationale ombudsman moet de politie, wanneer
zij wordt geconfronteerd met gewonde personen, ervoor zorgen dat voor
deze personen adequate medische zorg beschikbaar komt. Wanneer een
arts ter plaatse is, mag de politie ervan uitgaan dat deskundige hulp
wordt verleend. Het behoort tot de taak en verantwoordelijkheid van de
arts en niet van de politie te beslissen wat die medische
hulpverlening in het concrete geval moet inhouden: een bepaalde
behandeling of juist het achterwege laten daarvan en eventueel een
beslissing over vervoer van de patiënt. Dit is niet anders wanneer de
arts op grond van een daartoe strekkende wilsverklaring van de patiënt
besluit van medisch handelen af te zien. De Minister van justitie en
de KNMG hebben zich in gelijke zin uitgesproken. Het is dus aan een
arts - en niet aan een politiefunctionaris - te beslissen hoe moet
worden gereageerd op een weigering van medische hulp.
Meningsverschil tussen arts en agent
De politieambtenaar die de patiënt toch naar het ziekenhuis wil laten
vervoeren, zal zich op de hoogte moeten stellen van de afweging die de
arts heeft gemaakt. Als hij deze afweging onjuist vindt, mag hij het
tot zijn taak rekenen te proberen de arts tot een andere beslissing te
bewegen. In dat kader kan hij bijvoorbeeld de arts attenderen op
gezichtspunten die mogelijk over het hoofd zijn gezien en informatie
aandragen waarover de arts niet beschikt. Blijft de arts bij zijn
standpunt, dan moet de politieambtenaar zich in het kader van zijn
hulpverleningstaak, daarbij neerleggen. Dit zou slechts anders kunnen
zijn in het uitzonderlijke geval dat een arts zich zou opstellen op
een wijze waartoe geen redelijk handelend arts zou komen. In deze zaak
heeft de politie nagelaten te onderzoeken hoe de arts was gekomen tot
zijn beslissing niet in te grijpen.
Conclusie
De Nationale ombudsman komt dan ook tot de conclusie dat de politie
niet behoorlijk heeft gehandeld door zonder overleg met de arts en met
voorbijgaan aan diens standpunt ambulancevervoer aan te vragen. De
klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps
Gelderland-Zuid is gegrond.
Het medisch handelen van de arts komt in het onderzoek overigens niet
aan de orde, omdat de Nationale ombudsman hierover niet bevoegd is.
* De volledige tekst van dit rapport (2002/211)
* omhoog