European Commission

IP/02/1119

Brussel, 23 juli 2002

Afvalwetgeving: de Commissie heeft tegen tien lidstaten inbreukprocedures ingeleid

De Europese Commissie treedt op om het Europese milieu te beschermen met inbreukprocedures tegen tien lidstaten. Italië, Griekenland, Spanje, Oostenrijk, het Verenigd Koninkrijk, Portugal, België en Duitsland worden naar het Europese Hof van Justitie verwezen wegens niet-nakoming van bepaalde verplichtingen die uit de EU-wetgeving over afval voortvloeien. Tot een aantal van deze lidstaten en tot Frankrijk en Finland zijn bovendien formele verzoeken gericht om andere uit de EU-afvalwetgeving voortvloeiende verplichtingen na te komen. De wetgeving omvat een verordening over het transport van afval en richtlijnen betreffende algemeen afvalbeheer, gevaarlijke afvalstoffen, het storten van afvalstoffen, gebruikte batterijen en accu's, afgewerkte olie, polychloorbifenylen en polychloorterfenylen (PCB/ PCT) en verpakkingsafval. Deze wetten vereisen dat afval op een veilige wijze wordt verwijderd, zonder gevaar voor de volksgezondheid en het milieu, en stellen een vergunning voor afvalverwijdering verplicht. Zij bevatten tevens voorschriften voor de veilige overbrenging van afvalstoffen en strikte voorwaarden voor stortplaatsen en beogen vermindering van het afval van gebruikte batterijen, accu's, motorolie en verpakkingen. De Commissie vreest dat lidstaten die deze wetten niet correct ten uitvoer leggen, met problemen zullen worden geconfronteerd, zoals illegale of slecht beheerde stortplaatsen die de plaatselijke bevolking ernstige problemen berokkenen, groeiende afvalbergen die een negatief effect op de volksgezondheid en het milieu kunnen hebben, en transport van afval waarop weinig of geen toezicht wordt uitgeoefend. De formele verzoeken zijn in de vorm van 'met redenen omklede adviezen' gegoten, de tweede fase van de inbreukprocedures overeenkomstig artikel 226 van het EG-Verdrag. Indien binnen twee maanden geen bevredigend antwoord wordt gegeven, kan de Commissie de zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie.

In een commentaar op de besluiten verklaarde milieucommissaris Margot Wallström: "De EU-afvalwetgeving is er niet zonder reden. Wij willen voorkomen dat afval het milieu en de volksgezondheid schaadt. Het dient tot niets dat de lidstaten EU-wetgeving goedkeuren, als ze die wetten dan niet naleven."

Italië

Een van de twee besluiten om Italië voor het Hof van Justitie te brengen heeft betrekking op drie stortplaatsen die worden gebruikt voor de verwijdering van lampzwart (een mengsel dat voortkomt uit de verbranding van vloeibare koolwaterstoffen, b.v. kerosine) te Rodano, bij Milaan. De stortplaatsen bevinden zich op het terrein van een oude chemische fabriek. Zij vormen een milieurisico, vooral voor het grondwater door de aanwezigheid van toxisch percolatiewater. Het bedrijf dat verantwoordelijk is voor de stortplaatsen, werd in 1986 door een Italiaanse rechtbank schuldig bevonden en gelast het terrein te saneren. De saneringsoperatie en de veilige verwijdering van het afval zijn echter nog steeds niet uitgevoerd. De Commissie acht dit in strijd met de kaderrichtlijn betreffende afvalstoffen.

Het andere besluit heeft betrekking op een stortplaats die wordt gebruikt voor het opslaan van gevaarlijke afvalstoffen te Granciara di Castelliri (Frosinone). De stortplaats, waarvoor een vergunning voor ongevaarlijke afvalstoffen werd verleend, werd illegaal gebruikt voor het verwijderen van gevaarlijke afvalstoffen, waardoor het gevaar bestaat dat toxisch percolaat (verontreinigd water) in het milieu terechtkomt. Hoewel de Italiaanse autoriteiten een strafrechtelijke procedure hebben ingesteld, het terrein hebben overgenomen en de eigenaars ervan in kennis hebben gesteld dat zij het afval moeten terugwinnen of naar behoren verwijderen en het terrein saneren, zijn nog steeds geen maatregelen genomen om hieraan gevolg te geven en het terrein veilig voor het milieu te maken. Volgens de Commissie is Italië de kaderrichtlijn betreffende afvalstoffen niet nagekomen.

De Commissie heeft tevens besloten tot Italië formele verzoeken te richten om een oplossing te zoeken voor verscheidene andere plaatsen waar afval wordt behandeld. De vroegere chemische fabriek van ENICHEM in Manfredonia is verontreinigd met gevaarlijke afvalstoffen en twee nabijgelegen stortplaatsen (te Pariti I en Conte di Troia) vormen een gevaar voor het milieu, omdat er geen doeltreffende percolaatcontrole is. De Italiaanse autoriteiten hebben het milieu onvoldoende beschermd en hebben er niet op toegezien dat de afvalstoffen naar behoren worden behandeld. Een gemeentelijke stortplaats in Campolungo (Ascoli Piceno) vormt een bron van overlast voor de plaatselijke bevolking vanwege de geurhinder. Er is gevaar voor de volksgezondheid en voor het milieu. Het terrein wordt overstroomd door een rivier waardoor het afval wordt verspreid. Er is geen controle op de aanwezigheid van percolatiewater en uit de stortplaats vrijkomend gas wordt niet opgevangen. De stortplaats werd aan het eind van de jaren 1980 gesloten, maar is nog steeds niet gesaneerd. De Commissie is van oordeel dat Italië de kaderrichtlijn betreffende afvalstoffen niet is nagekomen.

Tot Italië wordt bovendien een formeel verzoek gericht om de verplichting in de kaderrichtlijn betreffende afvalstoffen volledig na te komen, waarbij inrichtingen of ondernemingen die beroepsmatig afval inzamelen of vervoeren of die voor de verwijdering of nuttige toepassing van afvalstoffen zorgen in opdracht van anderen (handelaren of makelaars), voor zover daarvoor geen vergunning is vereist, bij de bevoegde instanties moeten worden geregistreerd. Volgens de Italiaanse wetgeving zijn inrichtingen of ondernemingen die hun eigen afvalstoffen inzamelen of vervoeren, (voor zover bepaalde hoeveelheden niet worden overschreden) niet onderworpen aan registratie. De Commissie is van mening dat dit leidt tot controles op de inzameling en het vervoer van afvalstoffen die minder streng zijn dan de door de richtlijn vereiste controles.

Italië wordt ten slotte naar het Hof van Justitie verwezen omdat het voor 16 juli 2001 geen nationale wetgeving tot tenuitvoerlegging van de richtlijn betreffende het storten van afvalstoffen heeft aangenomen en er de Commissie niet van in kennis heeft gesteld.

Griekenland

Tegen Griekenland wordt bij het Hof van Justitie een zaak aanhangig gemaakt omdat het voor 16 juli 2001 geen nationale wetgeving tot tenuitvoerlegging van de richtlijn betreffende het storten van afvalstoffen heeft aangenomen en er de Commissie niet van in kennis heeft gesteld.

Griekenland wordt ook voor het Hof gedaagd omdat een stortplaats zonder vergunning wordt geëxploiteerd te Pera Galini, nabij de stad Heraklio op Kreta. Voor alle stortplaatsen is overeenkomstig de kaderrichtlijn betreffende afvalstoffen een vergunning vereist. Zodoende kan worden gegarandeerd dat zij naar behoren worden geëxploiteerd, afdoende worden gecontroleerd en geen gevaar voor de volksgezondheid en het milieu vormen.

De Commissie heeft tevens besloten tot Griekenland een formeel verzoek te richten om volledig te voldoen aan een aantal bepalingen van de richtlijn inzake afgewerkte olie. De Commissie is met name van mening dat Griekenland niet voldoende heeft gezorgd voor de inzameling en veilige verwijdering van afgewerkte olie en dat het geen prioriteit heeft gegeven aan het regenereren van afgewerkte olie, ook al zijn er geen technische, economische of organisatorische beperkingen die zulks belemmeren.

Tot Griekenland wordt voorts een formeel verzoek gericht om een adequaat plan op te stellen voor het beheer van gevaarlijke afvalstoffen in de streek van Thriassio (bij Athene) en ter voorkoming van verontreiniging van het grondwater door gevaarlijke afvalstoffen, zoals vereist door de kaderrichtlijn betreffende afvalstoffen en de richtlijn betreffende gevaarlijke afvalstoffen.

Frankrijk

Tot Frankrijk wordt een formeel verzoek gericht om een stortplaats zonder vergunning te St Laurent du Maron in Frans Guyana in orde te brengen. Krachtens de kaderrichtlijn betreffende afvalstoffen is voor alle stortplaatsen een vergunning vereist. Zodoende kan worden gegarandeerd dat zij naar behoren worden geëxploiteerd, afdoende worden gecontroleerd en geen gevaar voor de volksgezondheid en het milieu vormen. De Commissie is van mening dat deze stortplaats een gevaar vormt voor een nabijgelegen rivier die voor drinkwater wordt gebruikt.

De Commissie heeft tevens besloten tot Frankrijk een formeel verzoek te richten om correcte implementatie van de Franse wetgeving inzake gevaarlijke afvalstoffen. Bij vergelijking met de richtlijn betreffende gevaarlijke afvalstoffen blijkt in geen afdoende regeling voor brandbare gevaarlijke afvalstoffen te zijn voorzien.

Verenigd Koninkrijk

Een van de twee besluiten om het Verenigd Koninkrijk voor het Hof te brengen, heeft betrekking op het feit dat geen maatregelen zijn genomen om voorrang te geven aan de behandeling van afgewerkte olie door regeneratie, wanneer beperkingen van technische, economische en organisatorische aard zich daar niet tegen verzetten. De Commissie is van oordeel dat zulks in strijd is met de richtlijn inzake afgewerkte olie.

Tegen het Verenigd Koninkrijk wordt tevens een zaak bij het Hof van Justitie aanhangig gemaakt omdat het voor 16 juli 2001 geen nationale wetgeving tot tenuitvoerlegging van de richtlijn betreffende het storten van afvalstoffen heeft aangenomen en er de Commissie niet van in kennis heeft gesteld. De Commissie vreest dat het nog lang kan duren voordat het gehele VK de richtlijn ten uitvoer heeft gelegd. Met name wetgeving voor Noord-Ierland wordt niet voor 2003 verwacht.

Spanje

Spanje wordt naar het Hof van Justitie verwezen wegens een stortplaats zonder vergunning. De stortplaats vormt een bron van milieuhinder en er doen zich regelmatig branden voor te Bañeza, León. Krachtens de kaderrichtlijn betreffende afvalstoffen is voor alle stortplaatsen een vergunning vereist. Zodoende kan worden gegarandeerd dat zij naar behoren worden geëxploiteerd, afdoende worden gecontroleerd en geen gevaar voor de volksgezondheid en het milieu vormen.

Oostenrijk

De Commissie heeft besloten bij het Hof van Justitie een zaak tegen Oostenrijk aanhangig te maken wegens tekortkomingen in de Oostenrijkse wetgeving tot uitvoering van de richtlijn inzake afgewerkte olie en omdat geen maatregelen zijn genomen om voorrang te geven aan de behandeling van afgewerkte olie door regeneratie, wanneer beperkingen van technische, economische en organisatorische aard zich daar niet tegen verzetten. De Oostenrijkse wetgeving geeft geen correcte uitvoering aan de bepalingen betreffende de definitie van afgewerkte olie, het prioritaire karakter van de regeneratie van afgewerkte olie en de emissiegrenswaarden voor nikkel, vanadium, koper en fluor.

Portugal

De Commissie heeft besloten Portugal naar het Hof van Justitie te verwijzen omdat het geen maatregelen heeft vastgesteld waarbij voorrang wordt gegeven aan de behandeling van afgewerkte olie door regeneratie, wanneer beperkingen van technische, economische en organisatorische aard zich daar niet tegen verzetten. De Commissie acht dit in strijd met de richtlijn inzake afgewerkte olie.

België

De Commissie heeft besloten bij het Hof van Justitie een zaak tegen België aanhangig te maken omdat geen volledige nationale wetgeving tot tenuitvoerlegging van de richtlijn betreffende het storten van afvalstoffen is aangenomen en de Commissie er niet van in kennis is gesteld.

De Commissie heeft tevens besloten tot België een formeel verzoek te richten om de regelgeving inzake het transport van afvalstoffen in Wallonië in overeenstemming te brengen met de voorschriften van de verordening betreffende de overbrenging van afvalstoffen.

Bovendien is besloten tot België een formeel verzoek te richten om voor Brussel en Wallonië de verplichtingen van de PCB-richtlijn na te komen.

Tot België is een derde formeel verzoek gericht, dat betrekking heeft op het feit dat geen maatregelen zijn vastgesteld waarbij voorrang wordt gegeven aan de behandeling van afgewerkte olie door regeneratie, wanneer beperkingen van technische, economische en organisatorische aard zich daar niet tegen verzetten. De Commissie acht dit in strijd met de richtlijn inzake afgewerkte olie.

Duitsland

De Commissie heeft besloten Duitsland naar het Hof van Justitie te verwijzen omdat geen bevredigende programma's zijn aangenomen tot vermindering van verontreiniging en afval die door batterijen en accu's worden veroorzaakt. De Commissie acht dit in strijd met de richtlijn inzake batterijen en accu's. Duitsland heeft de Commissie in kennis gesteld van een aantal ad-hocmaatregelen, maar de Commissie is van mening dat de programma's een sterkere samenhang moeten vertonen dan de maatregelen welke Duitsland heeft ingediend.

Finland

De Commissie heeft besloten tot Finland een met redenen omkleed advies te richten, omdat gevreesd wordt dat Finland de bepalingen van de richtlijn betreffende verpakkingsafval niet correct ten uitvoer legt. Deze richtlijn stimuleert de invoering van systemen voor het retourneren, inzamelen en hergebruiken van gebruikte verpakkingen. Met het oog op de werking van de interne markt van de Gemeenschap is bepaald dat deze systemen open moeten zijn en niet discriminerend mogen zijn voor ingevoerde producten. Finland hanteert een systeem van heffingen voor bepaalde drankverpakkingen. De zwaarste heffing geldt voor wegwerpverpakkingen (67 cent per liter), met een lichtere heffing (16c/liter) op retourverpakkingen en geen heffingen op navulbare verpakkingen. De Finse wetgeving zet evenwel de verplichtingen inzake open deelname en non-discriminatie niet om. De Commissie is er bovendien niet van overtuigd dat de Finse autoriteiten er voldoende zorg voor dragen dat importdranken niet worden gediscrimineerd.

Afvalwetgeving van de EU

De kaderrichtlijn betreffende afvalstoffen(1)
stelt basisverplichtingen voor de lidstaten vast met betrekking tot de behandeling van afvalstoffen. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de nuttige toepassing en de verwijdering van afvalstoffen plaatsvindt zonder risico voor water, lucht, bodem, planten en dieren, zonder geluids- of stankhinder te veroorzaken en zonder schade te berokkenen aan natuur- en landschapsschoon. De lidstaten moeten het onbeheerd achterlaten of het ongecontroleerd lozen of verwijderen van afvalstoffen verbieden. Zij moeten tevens een geïntegreerd en toereikend net van verwijderingsinstallaties opzetten, plannen voor afvalbeheer opstellen, erop toezien dat degenen die afvalstoffen opslaan, deze correct behandelen en ervoor zorgen dat voor activiteiten in verband met afvalbehandeling een vergunning wordt afgegeven. Ophalers van afvalstoffen moeten een speciale vergunning hebben of worden geregistreerd. Ondernemingen of inrichtingen die afvalstoffen inzamelen of verwijderen moeten periodiek worden gecontroleerd. Zij moeten tevens een register bijhouden van de afvalstoffen die zij behandelen. De oorspronkelijke richtlijn diende uiterlijk in 1977 ten uitvoer te zijn gelegd. In 1993 zijn wijzigingen ter versterking en verduidelijking van de richtlijn van 1977 in werking getreden.

De richtlijn betreffende gevaarlijke afvalstoffen(2) stelt het kader vast voor EU-normen voor het beheer van gevaarlijke afvalstoffen. Deze richtlijn vormt als zodanig een aanvulling op de kaderrichtlijn betreffende afvalstoffen, die een juridisch kader opzet voor alle afvalstoffen, gevaarlijke en ongevaarlijke, en met name de belangrijkste definities bevat van wat afvalstoffen, verwijdering en nuttige toepassing zijn. Het begrip "gevaarlijke afvalstoffen" is omschreven in de richtlijn betreffende gevaarlijke afvalstoffen en dit is dan weer gekoppeld aan een lijst van gevaarlijke afvalstoffen(3) die verbindend is.

De richtlijn betreffende het storten van afvalstoffen(4) stelt een reeks gedetailleerde voorschriften vast waaraan moet worden voldaan bij het storten van afvalstoffen. Doel is de negatieve milieueffecten van het storten van afvalstoffen te voorkomen of zoveel mogelijk te verminderen. Deze effecten omvatten de verontreiniging van oppervlaktewater, grondwater, bodem en lucht. Stortplaatsen kunnen ook gevolgen hebben voor het wereldwijde milieu, bijvoorbeeld door het broeikaseffect en door het risico voor de volksgezondheid. De richtlijn verbiedt bepaalde soorten afvalstoffen op stortplaatsen, bijvoorbeeld oude autobanden, en verlangt van de lidstaten dat de hoeveelheid biologisch afbreekbaar afval wordt verminderd tot 35% van het niveau in 1995. Deze maatregel zal mede de negatieve effecten van het storten van afvalstoffen beperken en de nuttige toepassing van afvalstoffen stimuleren. De uiterste datum voor tenuitvoerlegging van de richtlijn was 16 juli 2001.

De richtlijn inzake afgewerkte olie(5)
heeft tot doel een geharmoniseerd systeem op te zetten voor inzameling, behandeling, opslag en verwijdering van afgewerkte olie, zoals smeerolie voor voertuigen en motoren. De richtlijn is er eveneens op gericht het milieu te beschermen tegen de schadelijke effecten van dergelijke handelingen. Afgewerkte olie is gevaarlijk omdat zij kankerverwekkend is. Onbehandelde afgewerkte olie die in rivieren, meren en stromen terechtkomt, kan het aquatisch leven bedreigen. Onbehandelde olie die op de grond terechtkomt, kan de bodem verontreinigen. Krachtens de richtlijn dienen de lidstaten voorrang te geven aan de regeneratie van afgewerkte olie tegenover andere verwijderingsmethoden.

De PCB/PCT-richtlijn(6)
heeft betrekking op een aantal gevaarlijke chemische stoffen die een bijzondere bedreiging voor het milieu vormen vanwege hun toxiciteit, persistentie en neiging tot bio-accumulatie (d.w.z. ophoping in levend weefsel). Met de richtlijn wordt stroomlijning beoogd van de wetgeving in de lidstaten met betrekking tot de reiniging of verwijdering van apparatuur die PCB's bevat en de definitieve verwijdering van afgewerkte PCB's.

De richtlijn inzake batterijen en accu's(7)
heeft tot doel de nuttige toepassing en gecontroleerde verwijdering van gebruikte batterijen en accu's die gevaarlijke stoffen bevatten te bevorderen en zodoende het milieueffect van batterijafval te beperken. De richtlijn werd gewijzigd bij Richtlijn 98/101/EG van de Commissie, waarin is bepaald dat de lidstaten uiterlijk voor 1 januari 2000 batterijen en accu's moeten verbieden die meer dan 0,0005 gewichtsprocent kwik bevatten. Alleen knoopcellen mogen tot 2% kwik bevatten.

De richtlijn betreffende verpakkingsafval(8)
is erop gericht het milieueffect van verpakking en verpakkingsafval te beperken. Daarin worden streefpercentages vastgesteld voor de terugwinning en recycling van verpakkingsafval, terwijl van de lidstaten wordt verwacht dat zij voor deze afvalstroom systemen voor inzameling, recycling en terugwinning opzetten.

De verordening betreffende de overbrenging van afvalstoffen(9) vereist dat strikte EU-milieucriteria worden toegepast op het toezicht en de controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de EU. Doel is een hoog niveau van bescherming voor het milieu en de volksgezondheid te waarborgen, met inachtneming van de rechten in verband met de interne markt. In de verordening betreffende het transport van afvalstoffen wordt onderscheid gemaakt tussen voor verwijdering bestemde afvalstoffen en voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen.

Voor recente statistieken over inbreuken in het algemeen wordt verwezen naar de volgende website:

http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/droit_com/index_en.h tm#infractions

(1)
Richtlijn 75/442/EEG van de Raad betreffende afvalstoffen, als gewijzigd bij Richtlijn 91/156/EEG.

(2)
Richtlijn 91/689/EEG van de Raad betreffende gevaarlijke afvalstoffen.

(3)
Beschikking 94/904/EG van de Raad.

(4)
Richtlijn 1999/31/EG van de Raad betreffende het storten van afvalstoffen.

(5)
Richtlijn 75/439/EEG van de Raad inzake de verwijdering van afgewerkte olie, als gewijzigd bij Richtlijn 87/101/EEG.

(6)
Richtlijn 96/59/EG van de Raad betreffende de verwijdering van polychloorbifenylen en polychloorterfenylen (PCB's/PCT's).

(7)
Richtlijn 91/157/EEG van de Raad inzake batterijen en accu's die gevaarlijke stoffen bevatten.

(8)
Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval.

(9)
Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap.