European Commission

ip/02/1109

Brussel, 22 juli 2002

Prijsverschillen voor auto's in de Europese Unie blijven groot, vooral in de grote marktsegmenten

In haar laatste verslag over autoprijzen heeft de Europese Commissie vastgesteld dat de prijsverschillen voor nieuwe auto's in de interne markt nog steeds groot zijn, ondanks de invoering van de euro. Uit de situatie op 1 mei 2002 blijkt dat geen echte prijsconvergentie heeft plaatsgevonden. Spanje, Griekenland, Finland en Denemarken, dat geen lid van de eurozone is, zijn de markten waar de catalogusprijzen vóór belasting over het algemeen de laagste zijn. In Duitsland, de grootste markt, en Oostenrijk zijn de prijzen het hoogst. Nergens blijkt dat de prijzen van de goedkoopste en de duurste nationale markten naar elkaar toe groeien, door prijsverhogingen in het ene en/of prijsverlagingen in het andere segment. Commissaris voor concurrentie Mario Monti verklaarde dat het toezicht op de prijsverschillen bevestigt dat er nog veel plaats is voor een verbetering van de marktvoorwaarden in de automobielsector. De door de Commissie op 17 juli 2002(1) goedgekeurde hervorming schept de juiste concurrentievoorwaarden voor de verkoop en de klantenservice in de autosector, waardoor de interne markt zowel in het voordeel van de Europese consumenten als van de marktdeelnemers zal werken.

Dit verslag over autoprijzen geeft een beeld van de situatie op de nationale automarkten op 1 mei 2002, vier maanden nadat in de twaalf aan de monetaire unie deelnemende lidstaten is begonnen met het aanduiden van de kleinhandelsprijzen in euro. Het verslag geeft dan ook aan, of de prijzenpolitiek al dan niet is aangepast ingevolge de monetaire integratie en in welke mate de mededinging de integratie van de markten beïnvloedt. Momenteel heeft de grotere vergelijkbaarheid van de prijzen door de euro nog niet tot een grotere prijzenconvergentie geleid.

De in dit persbericht beschreven prijsverschillen zijn gebaseerd op de door de fabrikanten aanbevolen netto-detailhandelsprijzen. In het volledige verslag worden zowel de prijzen vóór als na belasting aangegeven. Daarin worden de prijzen vergeleken van in totaal 81 modellen die de best verkochte auto's van 26 fabrikanten vertegenwoordigen.

Binnen de eurozone blijven Duitsland en, in mindere mate, Oostenrijk nog steeds de duurste markten. In Duitsland worden in totaal 41 modellen verkocht tegen de hoogste prijzen van de eurozone; 36 daarvan zijn tussen 42% en 20% duurder dan in minstens één andere markt van de eurozone. Ook in Oostenrijk komen voor 23 modellen prijsverschillen van meer dan 20% voor. De goedkoopste markten in de eurozone zijn Finland, waar voor de onderzochte modellen enkel prijsverschillen van minder dan 20% werden opgetekend, en Nederland, met slechts één prijsverschil van meer dan 20%.

In absolute cijfers, die voor de eindgebruiker van groter belang zijn dan percentages, kan het prijsverschil voor een middenklassewagen (Fiat Marea, segment D) in bepaalde gevallen tot 4600 EUR binnen de eurozone bedragen en 6000 EUR binnen de Europese Unie als geheel. Deze prijzen vormen een belangrijke aanwijzing voor de potentiële besparing voor consumenten indien zij van de prijsverschillen binnen de Europese Unie zouden kunnen profiteren. De nieuwe regels inzake autoverkoop zouden deze aankopen, rechtstreeks door de eindverbruiker, of in hun naam door een tussenpersoon, moeten vergemakkelijken. Commissaris voor concurrentie Monti heeft nogmaals zijn belofte herhaald dat hij een onderzoek zal instellen naar concurrentiebeperkende praktijken door automobielfabrikanten, waardoor de burgers van de EU moeilijkheden ondervinden om een auto te kopen in een andere lidstaat(2) .

Wat het Verenigd Koninkrijk betreft, zij opgemerkt dat deze markt nog steeds de duurste is voor meer dan de helft van de onderzochte modellen. Aangezien de prijzen in het Verenigd Koninkrijk nog steeds veel hoger zijn dan elders, blijven veel Britse consumenten proberen om hun auto's bij dealers op het vasteland te kopen. De Commissie ontvangt vaak klachten van Britse consumenten die belemmeringen ondervinden wanneer zij een auto in een andere lidstaat kopen, inzonderheid betreffende lange leveringstermijnen of supplementen voor de rechtse besturing.

Een paar cijfers binnen de eurozone

De prijsverschillen in de eurozone voor een aantal van de best verkochte auto's (uitgedrukt als een percentage van prijzen in euro vóór belasting, waarbij de duurste eurozonemarkt wordt vergeleken met de goedkoopste) waren op 1 mei 2002 als volgt

Kleine wagens-segmenten

A en B:

1/5/2002 1/11/2001 1/5/2001
Opel Corsa 18.1% 36.9% 37.4%
Ford Fiesta n.a 16.4% 16.5%
Renault Clio 19.5% 26.4% 31.3%
Peugeot 106 24.4% 20.3% 23.5%
VW Polo 22.6% 14.7% 28.0%

Middelgrote wagens segment C:

1/5/2002 1/11/2001 1/5/2001
VW Golf 30.5% 34.5% 33.1%
Opel Astra 21.4% 32.2% 51.6%
Ford Focus 24.4% 21.0% 18.6%
Renault Mégane 26.5% 22.9% 25.8%
Peugeot 307 27.2% 29.6% 24.2%

Grote wagens segmenten D, E en F:

1/5/2002 1/11/2001 1/5/2001
BMW 318I 11.2% 11.6% 13.4%
Audi A 4 11.9% 13.5% 13.7%
Ford Mondeo 21.5% 20.5% 22.2%
Opel Vectra 28% 41% 48.5%
VW Passat 27.3% 23.1% 22.3%

Prijsverschillen binnen autosegmenten

Over het algemeen is de prijsconvergentie binnen de verschillende autosegmenten niet veel veranderd sinds het laatste verslag. Uit de bovenstaande voorbeelden van de populairste automodellen blijkt dat de prijsverschillen voor zes modellen zijn vergroot en voor acht modellen zijn verminderd. Zoals in het vorige onderzoek heeft de Commissie vastgesteld dat in de vier eerste segmenten (A tot en met D), waar normaal een grote mededinging zou worden verwacht vanwege het groot aantal modellen van verschillende concurrenten, de gemiddelde prijsverschillen binnen de eurozone veel groter zijn (ruim boven de 20%) dan in de segmenten E, F en G.

Prijspolitiek van de producenten

Binnen de eurozone zijn General Motors (Opel-Vauxhall, Saab), ondanks een aantal recente prijsaanpassingen van het merk Opel, het Fiat-concern (Fiat, Lancia, Alfa Romeo), Honda en Suzuki de ondernemingen met de grootste prijsverschillen. Anderzijds beperken bepaalde Duitse producenten (bijvoorbeeld BMW en DaimlerChrysler) en, in mindere mate, Ford (Ford, Volvo, Land Rover) de prijsverschillen binnen de eurozone meestal tot 15% of minder.

De over het algemeen lage prijzen vóór belasting in Finland, Denemarken en Griekenland zijn grotendeels het gevolg van de prijspolitiek van de producenten. Wegens de hoge belasting op de aankoop van auto's in die landen houden de meeste producenten de catalogusprijzen vóór belasting op een laag niveau, met het argument dat dit noodzakelijk is om de prijzen na belasting betaalbaar te maken. In andere lidstaten waar een dergelijke belasting niet wordt geheven, kunnen de prijzen vóór belasting evenwel min of meer gelijk zijn, zoals in Spanje, of veel hoger, zoals in Duitsland(3) .

In het Verenigd Koninkrijk zijn de bijkomende kosten voor de specificaties van het Verenigd Koninkrijk, in het bijzonder de rechtse besturing, en de hoge waarde van het Britse pond in de autoprijzen begrepen. Met al deze aspecten moet rekening worden gehouden bij het onderzoek naar de oorzaken van de grote prijsverschillen. De Commissie heeft vastgesteld dat voor de Britse en Ierse consumenten die een auto kopen in een andere lidstaat, de toeslag voor de rechtse besturing over het algemeen het laagst is voor modellen van de Japanse producenten, en het hoogst voor de door het Volkswagen-concern geproduceerde modellen (VW, Audi en Seat).

Methode

De gebruikte methode is dezelfde als die welke in de vorige verslagen werd toegepast: in totaal 18 (voorheen 17) Europese en 8 (voorheen 7) Japanse automobielfabrikanten hebben de Commissie de aanbevolen detailhandelsprijzen, per 1 mei 2002, van 81 van hun best verkochte modellen medegedeeld.

De referentieprijs voor de berekening van de verschillen is die van het goedkoopste land voor het betrokken model binnen de eurozone. De prijzen worden gecorrigeerd, rekening houdend met verschillen in standaarduitrusting, en zijn vermeld in euro en in de lokale munteenheid(4)
, vóór en na belasting. De prijzen voor de belangrijkste opties en de rechtse besturing worden eveneens, tezamen met andere inlichtingen verstrekt. Voor een aantal modellen kunnen op bepaalde nationale markten nog andere opties en verschillen in standaarduitrusting bestaan. Er zij op gewezen dat de werkelijke kleinhandelsprijzen kunnen verschillen van de aanbevolen catalogusprijzen, aangezien de verkopers vrij zijn om hun eigen prijzen vast te stellen en de klanten extra financiële voordelen aan te bieden, afhankelijk van de markt.

Informatie voor het publiek

Teneinde de doorzichtigheid te verbeteren en het publiek beter te informeren, zorgt het Directoraat-generaal Concurrentie voor een betere toegang tot gegevens door het verslag beschikbaar te stellen op zijn website:

* Persbericht en samenvattende elektronische versie van het verslag en de prijstabellen van de producenten:
http://europa.eu.int/comm/competition/car_sector/
* Volledige papierversie van het verslag: In de Bureaus van de Commissie in de verschillende lidstaten Adressen op het Internet: http://europa.eu.int/comm/offices.htm
* - Informatiecentra voor automobielkopers (telefonische "hotline"): http://europa.eu.int/comm/competition/car_sector/ (1)
Zie IP/02/1073 .
(2)
Sinds 1998 heeft de Commissie boetes opgelegd aan Volkswagen (twee maal), Opel en Mercedes wegens het belemmeren van de parallelle handel tussen de lidstaten of het afspreken van detailhandelsprijzen.
(3)
In dit verband moet worden gewezen op een studie waarin de redenen voor de prijsverschillen worden geanalyseerd. Deze studie is verricht door een onafhankelijke consultant en toont aan dat het belastingbeleid slechts een van de factoren is die de prijsverschillen bepalen (voor meer informatie, zie de website van het directoraat-generaal Concurrentie die aan het einde van dit persbericht wordt genoemd).
(4)
Voor de omrekening is de koers gehanteerd die is vermeld in Publicatieblad C 106 van 3.5.2002, blz. 1