Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
DNO. 2002/5409
datum
18-07-2002
onderwerp
Kamervragen
TRC 2002/6110
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Hierbij doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen, gesteld door het lid Van den Brand (GroenLinks) inzake de zeehondensterfte in de Waddenzee.
datum
18-07-2002
kenmerk
DNO. 2002/5409
bijlage
1
Ja.
2
Ja.
3
Ja, in trilateraal verband heb ik bijgedragen aan een groot
telemetrisch onderzoek met betrekking tot het verspreidingspatroon van
zeehonden. Daarnaast is mij bekend dat door diverse wetenschappers
onderzoek is gedaan naar de mogelijke antropogene invloed op de
verspreiding en op de uitwerking van het phocine distemper virus (pdv)
in de zeehondenpopulatie in de Waddenzee. Uitkomsten van deze
onderzoeken waren onder meer:
* Overdracht van het virus van de ene diersoort naar de andere bleek
aan de basis te liggen van genoemde uitbraak, waarbij de mogelijke
veranderingen in de beschikbaarheid van de voedselbronnen van de
zadelrob in Groenland geleid heeft tot een onnatuurlijke migratie
en introductie van het pdv in de zeehondenpopulatie.
* De mobillivirusinfecties, waartoe het pdv behoort, veroorzaken een
ernstige immunosuppressie wat ertoe leidt dat de dieren zeer
gevoelig worden voor vele andere infecties, met mogelijk eveneens
een aanzienlijk effect op de populatie.
* Uit onderzoek naar de mogelijke betrokkenheid van milieuvervuiling
naar de ernst en omvang van deze virusuitbraken is gebleken dat
bij de epidemie van 1988 PCB als milieuvervuilende stof mogelijk
een immunosuppressief effect zou kunnen hebben veroorzaakt.
Aangezien zeehonden toppredatoren zijn accumuleren zij concentraties
van bepaalde contaminanten en lopen derhalve een verhoogd risico bij
virale infecties.
Tijdens de huidige epidemie heb ik opdracht gegeven om monsters te
nemen van zeehonden teneinde toxicologisch onderzoek te kunnen laten
uitvoeren. Nader virologisch en bacteriologisch onderzoek vindt reeds
plaats.
4
Ja, het is mij bekend dat de zeehondencrèche Pieterburen in nauwe
samenwerking met de Erasmusuniversiteit onderzoek doet naar de
gezondheidstoestand van de in de Nederlandse Waddenzee voorkomende
zeehondensoorten, die opgevangen zijn in de zeehondencrèche.
5
Onderzoek naar een individuele diersoort voorkomend in de Waddenzee,
zoals Pieterburen doet, draagt weliswaar bij aan verbreding en
verdieping van kennis, maar is mijns inziens niet noodzakelijk in het
licht van de (inter)nationaal overeengekomen beleidsdoelen.
Aangezien de ecologische processen in dit wetland een internationale
aanpak vereisen, ben ik met Denemarken en Duitsland het 'Trilateral
Monitoring and Assessment Program' overeengekomen. In dat programma
zijn ten aanzien van de zeehonden monitorings- en
beschermingsactiviteiten opgenomen zoals die ook voortvloeien uit de
Conventie van Bonn inzake migrerende diersoorten en vertaald in het
trilaterale Seals Management Plan.
In het algemeen geldt hierbij dat de nadruk ligt op vergaring van
kennis omtrent de ecosystemen en de mogelijke menselijke invloeden
hierop.
6
Nee, niet ten aanzien van meerjarige informatieverzameling. Echter,
gelet op de huidige bijzondere omstandigheid waarin sprake is van een
phocine distemper virusepidemie onder zeehonden in de Waddenzee, ben
ik van mening dat virologische en bacteriologische monitoring van
zeehonden gedurende de epidemische fase tot de verantwoordelijkheid
van het Rijk hoort, en ondersteun ik derhalve financieel het huidige
monitoringsonderzoek.
De staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
G.H. Faber
datum
kenmerk
bijlage
Vragen
Vragen van het lid Van den Brand (GroenLinks) aan de staatssecretaris
van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over de zeehondensterfte in de
Waddenzee.(Ingezonden 10 juli 2002)
1
Bent u bekend met de uitspraken van professor A. Osterhaus dat
vervuiling van het Waddenmilieu een factor is bij de verhoogde
zeehondensterfte, die op dit moment waargenomen wordt? 1
2
Hebt u recentelijk of in het verleden, bijvoorbeeld van wetenschappers
als professor Osterhaus, informatie gekregen over de mogelijke invloed
van menselijke factoren als vervuiling en/of overbevissing op een
phocine distemper virus-epidemie?
3
Hebt u onderzoek laten uitvoeren of bent u bekend met onderzoek, uit
Nederland, Denemarken of Duitsland, naar de mogelijke invloed van
menselijke factoren op de aard en de omvang van de zeehondensterfte
tijdens een phocine distemper virus-epidemie? Zo ja, wat waren hiervan
de uitkomsten? Zo neen, bent u bereid dit onderzoek alsnog te
initiëren en/of te financieren?
4
Bent u bekend met de monitoringsactiviteiten van zeehondencrèche
Pieterburen, gericht op het verzamelen van relevante, meerjarige
informatie over de toestand van het Wadden-ecosysteem?
5
Deelt u de mening dat een dergelijk monitoringsonderzoek in
belangrijke mate kan bijdragen aan de kennis van het Wadden-ecosysteem
en de invloed van natuurlijke en menselijke factoren daarop?
6
Deelt u ook de mening dat een dergelijk monitoringsonderzoek een
verantwoordelijkheid is van de rijksoverheid? Bent u bereid het
bedoelde monitoringsonderzoek (financieel) te ondersteunen?
1 NOS journaal, 6 juli jl.