Ministerie van Buitenlandse Zaken
---
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den
Haag Directie Consulaire Zaken Afdeling Consulair-Maatschappelijke Zaken
i.o. Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 16 juli 2002 Auteur J. Simons
Kenmerk DCZ/CM Telefoon (070) 3 48 47 70 / 76
Blad /1 Fax (070) 3 48 52 56
Bijlage(n) 1 E-mail dcz-cm@minbuza.nl
Betreft Beantwoording vragen van het lid Koenders (PvdA) over de dood van
twee Nederlanders in Kashmir
Zeer geachte Voorzitter,
Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld
door het lid Koenders (PvdA) over de dood van twee Nederlanders in de
Indiase deelstaat Kashmir. Deze vragen werden ingezonden op 4 juni 2002 met
kenmerk 2010210930.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Antwoord van de heer Van Aartsen, Minister van Buitenlandse Zaken mede
namens de heer De Vries, Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties op vragen van het lid Koenders (PvdA) over de dood van
twee Nederlanders in Kashmir (ingezonden 3 juni 2002).
Vraag 1
Bent u op de hoogte van de bij de presentatie van het Jaarverslag van de BVD
uitgesproken tekst waarin met betrekking tot de dood van twee Nederlanders
in Kashmir in januari 2002 gesteld wordt dat 'vaststaat dat het tweetal in
Nederland werd gerekruteerd en geestelijk werd voorbereid op de Jihad'? 1)
Hoe verhoudt zich dit tot eerder door ons gestelde vragen terzake en de door
u opgestelde notitie over moslimextremisme?
Antwoord
Genoemde notitie en de gegeven antwoorden op de door uw Kamer gestelde
vragen naar aanleiding van die notitie (Tweede Kamer, vergaderjaar
2001-2002, 28091, nrs. 1 en 2) vormen primair een analyse over het
moslim-extremisme in het Midden-Oosten en Centraal-Azië. In deze analyse,
waarin de gevolgen voor Europa en Nederland kort ter sprake komen, wordt
onder meer aangegeven dat rekening moet worden gehouden met de aanwezigheid
van kleine aantallen radicale moslims in Nederland, die bereid zijn en in
staat worden geacht ondersteuning te verlenen aan terroristische of
andersoortige gewelddadige activiteiten van geestverwanten in het
buitenland. De Kashmirzaak bevestigt slechts hetgeen eerder is aangegeven in
de opeenvolgende jaarverslagen van de AIVD en de bovengenoemde notitie.
Vraag 2
Is er een relatie met het rapport over de toedracht van de dood van de twee
mannen dat door de Indiase autoriteiten is opgesteld? Zo ja, welke?
Vraag 3
Beschikt u inmiddels over dat rapport van de Indiase autoriteiten, op basis
waarvan u blijkens uw antwoorden d.d. 29 januari 2002 op vragen van de leden
Valk, Koenders en Van Oven tot nadere oordeelsvorming hoopte te komen? 2)
Welke uitwisseling van informatie vindt plaats met de autoriteiten in Delhi?
Antwoord
Aangezien het rapport door de Indiase autoriteiten nog niet ter beschikking
is gesteld aan de Nederlandse autoriteiten, is niet bekend of een relatie
bestaat.
De Nederlandse ambassade rappeleert voortdurend bij de Indiase autoriteiten
om het in bezit te komen van het rapport over de toedracht van het incident.
Vraag 4
Hoe lang is bovengenoemde informatie al bekend? Is de familie geïnformeerd
vóór de presentatie op 28 mei 2002?
Antwoord
De AIVD heeft onderzoek verricht naar de achtergronden van het vertrek van
twee Nederlandse mannen van Marokkaanse afkomst naar Kashmir, India, waar
zij in januari jl. om het leven kwamen. De uitkomst van dit onderzoek is op
pagina 16 en 17 van het jaarverslag van de Binnenlandse Veiligheidsdienst
(nu AIVD) weergegeven. De AIVD heeft gedurende het onderzoek diverse
contacten gehad met vertegenwoordigers van de families van de omgekomen
mannen. Tijdens deze gesprekken is op verschillende momenten aan betrokkenen
duidelijk gemaakt tot welke conclusie het AIVD-onderzoek leidde. Nog op 27
mei 2002 is er sprake geweest van telefonisch contact tussen een
AIVD-medewerker en één van de vaders, die bij die gelegenheid evenwel
weigerde een gesprek aan te gaan, ook nadat in diverse bewoordingen het
belang van een dergelijk gesprek werd benadrukt en werd aangegeven dat de
conclusie van het onderzoek met hem besproken zou worden. Hij liet tevens
weten dat ook de andere vader voor de AIVD niet aanspreekbaar was. De AIVD
heeft zich derhalve terdege ingespannen om de families van de omgekomen
mannen vooraf te informeren, hen te betrekken bij het onderzoek, bij de
uitkomst van het onderzoek en dat deze uitkomst tot een publieke signalering
van de risico's van radicalisering en terrorisme zou leiden.
NOS-journaal, 28 mei, 18.00 uur
Vragen van de leden Valk, Koenders en Van Oven (allen PvdA) aan de minister
van Buitenlandse Zaken, (ingezonden 18 januari 2002, nr. 567)
Kenmerk
Blad /1
===