Ministerie van Financiën
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG
Datum Uw brief Ons kenmerk (Kenmerk)
16 juli 2002 DGB 2002-3143M
Onderwerp
Eenheid van Beleid en Uitvoering
In mijn brief van 22 december 2000, kenmerk RTB 2000-3173M, heb ik u bericht over de uitkomsten van een tweetal evaluatieonderzoeken naar de mate waarin en de wijze waarop de Belastingdienst tot op dat moment inhoud heeft gegeven aan de bedrijfsdoelstelling "Eenheid van beleid en uitvoering".
Uit de evaluatieonderzoeken kwam naar voren dat opnieuw een stap voorwaarts was gemaakt in het realiseren van eenheid van beleid en uitvoering, zij het dat hier en daar nog wel enkele knelpunten werden gesignaleerd.
Zo kwam uit het onderzoek onder meer naar voren dat er naar de mening van die medewerkers van de Belastingdienst die binnen de eenheden een toonaangevende rol vervullen bij de uitvoering van het fiscale uitvoeringsbeleid (vakgroepcoördinatoren, technische coördinatoren en leden van technische teams) nog steeds sprake zou zijn van "eenheidsbeleid" .
Omdat uitgangspunt is en blijft dat het fiscale uitvoeringsbeleid uitsluitend door of namens mij wordt vastgesteld, hetgeen betekent dat voor "eigen beleid" op de eenheden van de Belastingdienst geen plaats is, heb ik u toegezegd nader te zullen onderzoeken wat het precies betekent als medewerkers aangeven dat er op hun eenheid nog steeds "eigen beleid" voorkomt en om welke gevallen het daarbij gaat.
Behalve het instellen van dit vervolgonderzoek naar de mate en hoedanigheid waarin op eenheden nog sprake van "eenheidsbeleid" zou zijn, hebben de uitkomsten van de in het jaar 2000 gehouden evaluatieonderzoeken mij tevens aanleiding gegeven tot het treffen van een aantal (aanvullende) maatregelen die gericht zijn op:
- het vergroten van de transparantie van de kennisgroepen; - het versterken van de fiscale sturing op zowel landelijk als kantoorniveau; - het verbeteren van het functioneren van de kennisgroepen.
In de notitie die ik u hierbij aanbied, wordt zowel ingegaan op de uitkomsten van het vervolgonderzoek naar de mate en hoedanigheid waarin op de eenheden van de Belastingdienst "eigen beleid" zou voorkomen, als op de getroffen aanvullende maatregelen. Daarbij merk ik op dat, mede naar aanleiding van de uitkomsten van de in het jaar 2000 ingestelde evaluatieonderzoeken, met ingang van het jaar 2001 een ander systeem van bestuurlijke informatievoorziening is opgezet. In de bijgaande notitie en in het rapport "Vervolgonderzoek Eenheid van Beleid en Uitvoering" is van de volgens dat systeem vergaarde informatie gebruik gemaakt. Dit betekent wel dat thans nog geen uitkomsten kunnen worden gemeld die een voldoende indicatie vormen met betrekking tot de vraag in welke mate op het gebied van de doelstelling Eenheid van Beleid en Uitvoering ten opzichte van het jaar 2000 voor- of achteruitgang is geboekt. De in de notitie en het rapport geproduceerde cijfers dienen in dat verband dan ook te worden beschouwd als een nulmeting.
Belangrijkste conclusie uit het vervolgonderzoek is dat slechts in een zeer beperkt aantal gevallen daadwerkelijk sprake blijkt te zijn van een bewuste afwijking van het landelijk geldende beleid.
Een exemplaar van het rapport "Vervolgonderzoek Eenheid van Beleid en Uitvoering", een afschrift van het Besluit van 15 juni 2001, RTB 2001/1917M, waarin de gedragsregels inzake de vaststelling van fiscaal uitvoeringsbeleid bij het innemen van fiscale standpunten worden beschreven en het verslag van een op 29 en 30 november 2001 gehouden conferentie over Eenheid van beleid en uitvoering zijn als bijlagen bij de notitie gevoegd.
Hoogachtend,
DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN,
W. Bos