Ingezonden persbericht
Terugval economie treft laagopgeleide schoolverlaters
MAASTRICHT, 20020715 -- Het minder gunstige economische klimaat in Nederland heeft zijn uitwerking op het werkgelegenheidsperspectief van schoolverlaters. Weliswaar is nog steeds een klein deel van alle schoolverlaters werkloos (3%), maar voor laagopgeleide schoolverlaters is het werkloosheidspercentage het afgelopen jaar voor het eerst sinds tijden weer toegenomen. Voor schoolverlaters van het VBO is de werkloosheid van 4% naar 6% gestegen; voor schoolverlaters van BOL niveau 1/2 van 4% naar 7%. Bovendien zijn schoolverlaters van beide opleidingsniveaus in 2001 langer werkloos geweest tijdens de intredeperiode op de arbeidsmarkt.
Dit blijkt uit het rapport Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2001 waarvan de resultaten vandaag zijn gepubliceerd door het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) van de Universiteit Maastricht. Het onderzoek is gebaseerd op gegevens van bijna 40.000 schoolverlaters over de volle breedte van het Nederlandse onderwijssysteem die aan het einde van 2001 door een schriftelijke enquête zijn ondervraagd. De beschikbare informatie heeft betrekking op de arbeidsmarktpositie van schoolverlaters ongeveer anderhalf jaar na het verlaten van de opleiding.
Flexibel dienstverband
De resultaten van het onderzoek laten verder zien dat laagopgeleide schoolverlaters relatief vaak in een flexibel dienstverband werkzaam zijn. Het betreft hier onder andere schoolverlaters die als uitzend- of oproepkracht werken. In het afgelopen jaar bedroeg het aandeel schoolverlaters met een flexibel dienstverband bij het AVO en BOL niveau 1/2 respectievelijk 23% en 22%. Bij het VBO was dit percentage iets lager (17%), maar het gaat hier wel om een aanzienlijke stijging ten opzichte van het jaar daarvoor. Daarnaast blijkt dat de arbeidsmarktsituatie van schoolverlaters met een flexibel dienstverband minder goed is dan die van schoolverlaters met een niet-flexibele aanstelling. Zo verdienen 'flexwerkers' een lager aanvangssalaris, werken zij vaker onvrijwillig in deeltijd, zijn zij vaker op zoek naar ander werk en hebben zij minder scholingsmogelijkheden.
Overlap in beroependomein
Ook zijn er aanwijzingen dat laagopgeleide schoolverlaters door hoger opgeleiden worden verdrongen op de arbeidsmarkt. Dit manifesteert zich met name door een overlap in het beroependomein: tussen het VBO en het secundair beroepsonderwijs (BOL, BBL) is een aanzienlijke overlap in de beroepen waar schoolverlaters van deze opleidingsniveaus terechtkomen. Wanneer wordt gekeken naar de belangrijkste beroepsgroepen van het secundair beroepsonderwijs, dan komt naar voren dat schoolverlaters van BOL niveau 1/2 in de voor hen belangrijkste beroepen relatief vaak schoolverlaters van het VBO treffen. Daarentegen worden schoolverlaters van BOL niveau 3/4 in de voor hen belangrijkste beroepen het meest geconfronteerd met schoolverlaters van BBL niveau 3/4 en BOL niveau 1/2. Schoolverlaters van BBL niveau 1/2 komen in de voor hen belangrijkste beroepen met name schoolverlaters van het VBO en BBL niveau 3/4 tegen. Tot slot treffen schoolverlaters van BBL niveau 3/4 in de voor hen belangrijkste beroepen relatief vaak schoolverlaters van BBL niveau 1/2 en BOL niveau 3/4.
Concurrentie of functiedifferentiatie?
Deze overlap in beroependomein betekent niet dat er enkel sprake is van concurrentie tussen schoolverlaters met een verschillende opleidingsachtergrond in deze beroepen. Er is ook sprake van functiedifferentiatie, waardoor schoolverlaters met een verschillende opleidingsachtergrond ieder hun eigen invulling geven aan deze beroepen. Uit een loonanalyse blijkt dat schoolverlaters van het VBO en schoolverlaters van BOL niveau 1/2 die onder hun niveau werken minder verdienen in deze beroepen dan schoolverlaters van BOL niveau 1/2 die op hun niveau werken. Schoolverlaters van BOL niveau 3/4 die op hun niveau werken en schoolverlaters van BBL niveau 3/4 verdienen in dit soort beroepen juist meer.