Ministerie van Buitenlandse Zaken
---
Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal Binnenhof4 Den Haag
Bezuidenhoutseweg 67 Postbus 20061 2500 EB Den Haag
Datum 12 juli 2002 Behandeld Anita Conijn
Kenmerk DIE-354/02 Telefoon 070-3484246
Blad /1 Fax 070-3486381
Bijlage(n) E-Mail anita.conijn@minbuza.nl
Betreft Beantwoording vragen van het lid Karimi over de toegang tot goedkope
medicijnen voor arme landen
Zeer geachte Voorzitter,
Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen
gesteld door het lid Karimi over de toegang tot goedkope medicijnen voor
arme landen. Deze vragen werden ingezonden op 1 juli 2002 met kenmerk
2010212120.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking
Eveline Herfkens
De Staatssecretaris van Economische Zaken
Gerrit Ybema
Vragen van het lid Karimi (Groen Links) aan de minister voor
Ontwikkelingssamenwerking en de staatssecretaris van Economische Zaken over
de toegang tot goedkope medicijnen voor arme landen
Vraag 1
Heeft u kennis genomen van het bericht "EU-plan medicijnen stap terug"?
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Bent u op de hoogte van de voorstellen van de Europese Commissie om arme
landen makkelijker toegang te geven tot goedkope medicijnen? Zo ja, sinds
wanneer bent u hiervan op de hoogte?
Antwoord
Ja, sinds de aanloop tot de Ministeriële Conferentie van de
Wereldhandelsorganisatie (WTO) in Doha, Qatar, van vorig jaar. De nadere
uitwerking hiervan is laatstelijk vervat in een discussiestuk dat
verschillende mogelijkheden voor een oplossing omvat. Het document werd op
23 mei jl., in de toenmalige concept-vorm, aan Nederland voorgelegd. Het
definitieve document is vorige maand bij de WTO (TRIPS-raad) ingediend.
Vraag 3
Wat is uw algemene oordeel over dit plan?
Antwoord
Naar aanleiding van hetgeen tijdens in Doha is overeengekomen, vinden er
binnen de WTO onderhandelingen plaats over de problematiek dat landen zonder
productiecapaciteit voor farmaceutische producten geen dwanglicenties aan de
eigen industrie kunnen afgeven (para. 6 van de Doha-Verklaring over TRIPS en
Volksgezondheid). Nederland is voorstander van een snelle start van de
discussies over dit onderwerp, zodat de TRIPS Raad voor het einde van 2002
concreet advies kan geven aan de Algemene Raad van de WTO. In dat kader
steunt Nederland de EU-inbreng, gezien de aard van het document als
discussiestuk waarin verschillende opties voor de oplossing van het probleem
worden aangegeven.
Nederland pleit ervoor om binnen de voorgestelde opties ook een oplossing te
zoeken voor de landen die voor een bepaald geneesmiddel geen
octrooibescherming bieden en om die reden geen dwanglicentie kunnen afgeven,
zoals de minst ontwikkelde landen die tot 2016 uitstel hebben gekregen om
het TRIPS-verdrag te implementeren als het gaat om farmaceutische producten.
Vraag 4
Vindt u dat dit plan feitelijk 'een stap terug is' en dat het door de
'strenge en complexe voorwaarden' eigenlijk onuitvoerbaar is, zoals Artsen
zonder Grenzen van mening is?
Antwoord
Nee. Nederland heeft zich hard gemaakt om bij de uitwerking rekening te
houden met de "werkbaarheid" voor ontwikkelingslanden. De te nemen
maatregelen dienen redelijk en proportioneel te zijn in relatie tot de
capaciteit van ontwikkelingslanden en tot het risico van parallelimport. De
productdekking is conform de Doha-tekst en de mogelijke producerende landen
zijn niet beperkt tot de ontwikkelings- of minst ontwikkelde landen. De
gekozen benadering moet er voor zorgen dat landen zonder productiecapaciteit
geen slechter arrangement inzake dwanglicenties krijgen dan WTO-leden die
wel productiecapaciteit hebben. Er is derhalve geen sprake van dat de EU een
onderhandelingsvoorstel heeft ingediend dat door "strenge en complexe
voorwaarden eigenlijk onuitvoerbaar is".
Daarnaast houdt het document, onder andere op verzoek van Nederland,
expliciet verschillende opties open voor een oplossing van het vraagstuk
(zie ook het antwoord op vraag 3).
Vraag 5
In hoeverre is voorliggend plan in strijd met de Nederlandse inzet op dit
dossier in de internationale fora?
Antwoord
Het plan van de EU is geenszins in strijd met de Nederlandse inzet op het
dossier. Met het oog op de aanverwante problematiek van landen die geen
dwanglicentie kunnen afgeven omdat ze voor een bepaald geneesmiddel geen
octrooibescherming bieden, heeft Nederland een voorkeur voor een
interpretatieve verklaring van artikel 30 van het TRIPS-verdrag. Dit is één
van de opties, die in het document open gehouden worden.
Vraag 6
Op welke wijze zult u er binnen de EU voor zorgen dat arme landen
daadwerkelijk op de minst omslachtige wijze ruim toegang krijgen tot
noodzakelijke medicijnen (vooral ter bestrijding van HIV/AIDS)?
Antwoord
Zoals aangegeven in antwoord 3 hecht Nederland in dit kader belang aan een
snelle start van de onderhandelingen over dit onderwerp, zodat de TRIPS Raad
voor het einde van 2002 concreet advies kan geven aan de Algemene Raad van
de WTO. De werkbaarheid voor ontwikkelingslanden van de mogelijke opties
vormt daarbij voor Nederland een belangrijk criterium.
Tegen deze achtergrond ondersteunt Nederland het ingediende document, en zal
nauw betrokken blijven bij de EU-inbreng in Genève op dit terrein en een
redelijke oplossing blijven benaderen.
Kenmerk
Blad /4
Trouw, 26 juni 2002
===