Ministerie van Buitenlandse Zaken
---
Aan de Voorzitter van de Algemene Commissie voor Europese Zaken van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 DEN HAAG DIE
Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 11 juli 2002 Auteur M.Th. Crucq
Kenmerk DIE-350/02 Telefoon 070 348 48 76
Blad /2 Fax 070 348 40 86
Bijlage(n) 7 E-mail die-in@minbuza.nl
Betreft Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe
Commissievoorstellen
C.c.
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken
Fiche 1: Verordening executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen
Titel:
Voorstel voor een verordening van de Raad tot invoering van een Europese
executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen.
Datum Raadsdocument: 30 april 2002
nr. Raadsdocument: 8465/02
nr. Commissiedocument: COM(2002)159 def
Eerstverantwoordelijke ministerie: JUST i.o.m. FIN, BZ
Behandelingstraject in Brussel:
Het voorstel zal worden behandeld in de raadswerkgroep en daarna in de
JBZ-raad.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Naar aanleiding van de Europese Raad van Tampere is op 30 november 2000 een
gemeenschappelijk programma van de Commissie en de Raad aangenomen inzake
maatregelen voor de uitvoering van het beginsel van wederzijdse erkenning
van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PbEG C 12/2001). Tijdens de
informele bijeenkomst van de Ministers van Justitie in Stockholm op 8 en 9
februari 2001 is besloten een Europese executoriale titel voor niet-betwiste
schuldvorderingen in te voeren. Het Comité Burgerlijk Recht van de Raad
heeft met betrekking tot de invoering ervan reeds voorbereidende
werkzaamheden verricht.
Het doel van de verordening is de afschaffing van de exequaturprocedures (de
noodzaak tot toestemming van de rechter) als voorwaarde voor de
tenuitvoerlegging in een andere lidstaat van beslissingen die aantoonbaar
zijn verkregen zonder dat de aard of de omvang van de schuldvordering door
de schuldenaar is betwist. Het voorstel wil dit bereiken door van de rechter
in de oorspronkelijke procedure te verlangen dat hij de rechtsmiddelen die
de debiteur tegen een exequatur (verlof tot tenuitvoerlegging) zou kunnen
inbrengen reeds in de bodemprocedure onderzoekt. Hij zal dan ook in het
bijzonder moeten onderzoeken of de gedingstukken op de juiste wijze en
tijdig betekend zijn en of de verweerder voldoende gelegenheid heeft gehad
om zijn verdediging voor te bereiden. Het voorstel om een Europese
executoriale titel in de vorm van een verordening te regelen is door
Nederland reeds tijdens het voorzitterschap 1997 gedaan.
Bij het voorstel speelt in het bijzonder de vraag of het de vereenvoudigde exequatur-procedure van verordening 44/2001 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van gerechtelijke stukken ('Brussel-I' verordening) in snelheid en kosten kan verbeteren. Onder 'Brussel-I' wordt in het land van tenuitvoerlegging van de beslissing een exequatur gevraagd. De rechter mag alleen toetsen of aan bepaalde formaliteiten is voldaan. Hij mag het exequatur niet weigeren op de grond dat de beslissing in strijd is met onderdelen van de 'Brussel-I' verordening. De verweerder kan bij dagvaarding tegen de exequaturverlening opkomen. In het voorstel voor een Europese executoriale titel vindt geen toetsing plaats door enig rechter in het land van tenuitvoerlegging. De rechter van het land van oorsprong (waar de beslissing is gegeven) toetst of aan minimumvoorwaarden is voldaan voor de betekening van bepaalde stukken en aanzeggingen. Is aan die minimumvoorwaarden voldaan, dan vult hij dit in op een meertalig certificaat. Dit certificaat levert de eigenlijke Europese executoriale titel die in elke andere lidstaat tenuitvoer kan worden gelegd. Dit levert dus een vereenvoudiging op ten opzichte van de exequaturprocedure. In het internationale handelsverkeer is een vereenvoudiging op zichzelf wenselijk, mits met voldoende waarborgen omkleed voor de rechten van de verweerder.
Bij de betekeningsvereisten is het voorstel strenger dan 'Brussel-I'. Als
deze strenge eisen in de uiteindelijke verordening terecht komen betekent
dit dat het toepassingsgebied ervan heel beperkt wordt. In de meeste
lidstaten (waaronder Nederland) gelden voor veel vorderingen namelijk minder
strenge eisen.
Tenslotte ontbreekt in het voorstel een aantal waarborgen die wel in
'Brussel-I' zitten. Zo is geen rechtsmiddel mogelijk tegen het afgeven van
een certificaat voor een Europese executoriale titel. Ook ontbreekt de
mogelijkheid de tenuitvoerlegging tegen te houden wegens strijd met de
openbare orde.
Op voorwaarde dat enerzijds de betekeningsvereisten worden verlicht en
anderzijds de overige waarborgen voor de rechten van de verweerder worden
toegevoegd kan het voorstel een nuttige functie vervullen naast 'Brussel-I'.
Daarbij geldt dat het uiteindelijke doel is om voor alle vorderingen de
exequatur-procedure geheel af te schaffen. Het voorstel van de Commissie
voor een Europese executoriale titel voor niet-betwiste vorderingen moet in
dit verband als eerste stap worden gezien.
De grote mate van autonomie van de lidstaten op het terrein van het
procesrecht maakt de onderhandelingen tussen Raad en Commissie niet
gemakkelijk.
Rechtsbasis van het voorstel:
Artikel 65, aanhef en onder a, derde gedachtestreepje, van het EG-verdrag
(unanimiteit).
Comitologie: N.v.t.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Terecht meldt overweging 16 van het Commissievoorstel dat voldaan is aan de
eisen van subsidiariteit. De proportionaliteit hangt van de vraag of het
Commissievoorstel een verbetering, vereenvoudiging, versnelling en
kostenbesparing oplevert t.o.v. de Verordening 'Brussel-I'. Als dit niet zo
is kan beter worden volstaan met het reeds bestaande instrument van
'Brussel-I'.
Nederlandse belangen:
Als hiermee een eenvoudigere en goedkopere procedure wordt verkregen zijn de
Nederlandse handelsbelangen gediend.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG) n.v.t.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Raadpleging ex art. 67 EG-Verdrag