European Commission
IP/02/1037
Brussel, 11 Juli 2002
BTW/accijnzen: inbreukprocedures tegen Nederland, Italië en Frankrijk
wegens niet-uitvoering arresten Hof van Justitie
De Commissie heeft besloten drie lidstaten om inlichtingen te verzoeken over de maatregelen die zij hebben genomen om de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen uit te voeren: Nederland, naar aanleiding van het arrest van 8 november 2001 met betrekking tot een niet-conforme aftrek van BTW van een kostenvergoeding voor het gebruik van privé-voertuigen door werknemers; Italië, naar aanleiding van het arrest van 25 oktober 2001 met betrekking tot de teruggaaf van BTW via obligatieleningen; en Frankrijk, naar aanleiding van het arrest van 27 februari 2002 met betrekking tot de toepassing van een minimumprijs voor sigaretten en de gedifferentieerde belasting van fabrikaten van donkere en heldere tabak. De verzoeken om inlichtingen hebben de vorm van een schriftelijke aanmaning, dit is de eerste stap in de inbreukprocedure die kan leiden tot een verzoek om sancties zoals bepaald in artikel 228 van het EG-Verdrag wanneer een lidstaat niet meedeelt welke maatregelen hij heeft genomen om een arrest van het Hof uit te voeren.
Nederland
Het Hof van Justitie heeft op 8 november 2001 in zaak C-338/98 een
arrest gewezen tegen de Nederlandse wetgeving. De wetgeving in kwestie
staat een BTW-plichtige werkgever toe een gedeelte van de
kostenvergoeding (waarin alle aan het voertuig verbonden kosten zijn
begrepen) die hij aan een werknemer betaalt wanneer deze zijn
privé-voertuig voor beroepsdoeleinden gebruikt, in aftrek te brengen.
Voorzover deze aftrek geschiedt zonder dat de handeling ten behoeve
van de werkgever wordt verricht, heeft Nederland - aldus het Hof - de
verplichtingen niet nagekomen die zijn neergelegd in artikel 17, lid
2, van de zesde BTW-richtlijn van de Raad van 17 mei 1977 (zoals
gewijzigd), waarin slechts in een recht op aftrek is voorzien voor de
aan de BTW-plichtige geleverde goederen en de voor hem verrichte
diensten.
Italië
Het Hof van Justitie heeft op 25 oktober 2001 een arrest gewezen in
zaak C-78/00. In 1993 heeft Italië het BTW-overschot van
belastingplichtigen niet teruggegeven in de vorm van een
belastingkrediet, maar werd besloten tot afgifte van staatsleningen
die de belastingplichtigen geleidelijk werden verstrekt. Een
dergelijke praktijk is in strijd met artikel 18 van de zesde
BTW-richtlijn, dat bepaalt dat het overschot ofwel onmiddellijk moet
worden teruggegeven ofwel moet worden overgebracht - wat slechts één
keer is toegestaan - naar de volgende aangifteperiode van de
belastingplichtige.
Frankrijk
Het Hof van Justitie heeft op 27 februari 2000 een arrest gewezen in
zaak C-302/00. Frankrijk past een regeling toe die voorziet in een
minimumprijs voor alle sigaretten die onder eenzelfde merk worden
verkocht, en in een gedifferentieerde belasting die voordeliger is
voor sigaretten van donkere tabak dan voor sigaretten van heldere
tabak. Het Hof oordeelde dat deze praktijk in strijd was met zowel
Richtlijnen 95/59/EG en 92/79/EG, die voorschrijven dat de producenten
en de importeurs de verkoopprijzen van de tabaksfabrikaten vrij
bepalen, als met artikel 90 van het Verdrag, dat iedere fiscale
discriminatie tussen vergelijkbare producten ten nadele van de
producten uit andere lidstaten verbiedt (nagenoeg alle sigaretten van
donkere tabak die in Frankrijk worden verkocht, worden immers in
Frankrijk geproduceerd, terwijl de sigaretten van heldere tabak
grotendeels worden ingevoerd).
De laatste informatie over de lopende inbreukprocedures tegen alle
lidstaten is terug te vinden op het volgende adres:
http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/droit_com/index_en.h
tm