Ministerie van Buitenlandse Zaken
---
Aan de Voorzitter van de Directie Azië en Oceanië
Tweede Kamer der Staten-Generaal Afdeling Zuid-Azië
Binnenhof 4 Bezuidenhoutseweg 67
Den Haag Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum 10 juli 2002 Behandeld Anneke Adema
KenmerkDAO/0539-02 Telefoon (070) 348 56 03
Blad 1/1 Fax (070) 348 53 23
Bijlage(n) 1 E-mail ad.adema@minbuza.nl
Betreft Beantwoording vragen van de Kamerleden
Santi, Koenders, Dijksma over Oost-Timor
Zeer geachte Voorzitter,
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld
door de Leden Santi, Koenders, Dijksma over Oost-Timor.
Deze vragen werden ingezonden op 24 mei 2002 met kenmerk 2010210560.
De Minister van Buitenlandse Zaken
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking
Antwoorden van de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor
Ontwikkelingssamenwerking op vragen van de leden Santi, Koenders en Dijksma
Vraag 1
Op welke wijze heeft Nederland vanaf september 1999 tot heden hulp verleend
aan Oost-Timor ? Welke bedragen zijn hiermee gemoeid ?
Antwoord 1
Sinds 1999 heeft Nederland in ruime mate noodhulp verleend aan zowel Oost-
als West-Timor. Het gaat om ca. NLG 25 miljoen via ondermeer UNHCR, WFP,
IOM, CRS, NOVIB en ICRC.
Daarnaast is voor NLG 5 miljoen bijgedragen aan het Consolidated Fund for
East Timor (CFET) en is USD 1 miljoen beschikbaar gesteld voor een civil
society capacity building project via de Wereldbank. Tenslotte heeft
Nederland in 2001 ruim NLG 554.000 bijgedragen aan het UNDP-programma voor
'electoral assistance'. De restfondsen van deze Nederlandse bijdrage aan dit
programma zijn kortgeleden toegekend voor ondersteuning door UNDP van de
presidentiële verkiezingen op 14 april jl.
Vraag 2
Bent u bereid Oost-Timor na de onafhankelijkheid d.d. 20 mei 2002 extra
steun te verlenen ? Zo ja wilt u dit nader toelichten ?
Antwoord 2
In algemene zin geldt dat het aantal landen waarmee Nederland een
structurele bilaterale ontwikkelingsrelatie onderhoudt, gebaseerd is op een
zakelijke inschatting van de Nederlandse capaciteit, zowel in geld als in
menskracht. Dit dwingt tot een strategische inzet van middelen en
instrumenten. De inzet en activiteiten van andere donoren spelen bij deze
afweging mede een rol.
Specifiek ten aanzien van Oost-Timor wijs ik op de uitkomst van de meest
recente donorvergadering voor dit land op 14 en 15 mei jl., waar Nederland
als waarnemer was vertegenwoordigd. De internationale donorgemeenschap heeft
bij die gelegenheid bovenop de reeds eerder gedane toezeggingen een bedrag
van USD 360 miljoen toegezegd, waarmee Oost-Timor voldoende inkomsten (nl.
totaal USD 442 miljoen) zal hebben om zijn plannen voor de komende jaren,
zoals vastgelegd in het zgn. National Development Plan, uit te kunnen
voeren.
Alles afwegende ben ik dan ook tot het besluit gekomen geen extra steun aan
Oost-Timor te verlenen.
Vraag 3
Ambassade heeft op dit moment geen capaciteit voor beoordeling en monitoring
projecten. Zou dus om niet gedelegeerde fondsen moeten gaan. Als R hier
trouwens nog steeds zo over denkt, dan begrijp ik niet de commotie over mijn
aanwezigheid bij de donorconferentie.Denkt u naast financiële steun, ook aan
hulp bij het opzetten van het Oost-Timorese justitiële apparaat en de
politie ?
Antwoord 3
Nee, zie argumentatie antwoord vraag 2.
Vraag 4
Op welke wijze haalt Nederland de diplomatieke banden aan ? Vestigt
Nederland bijvoorbeeld een ambassade of consulaat op Oost-Timor ?
Antwoord 4
De Nederlandse Ambassadeur in Indonesië is mede-geaccrediteerd in Oost-Timor
of Timor Leste, zoals het land vanaf 20 mei jl officieel heet. Opening van
een ambassade of consulaat ter plekke wordt niet overwogen.
Vraag 5
Wat is de laatste stand van zaken met betrekking tot het onderzoek naar de
moord op Sander Thoenes ? Is hierover overleg met de Indonesische
autoriteiten ?
Antwoord 5
Tijdens het bilaterale gesprek dat ik op 11 juni jl. heb gevoerd met
minister Hassan Wirajuda is deze zaak uitvoerig besproken. Daarbij heb ik
nogmaals gewezen op de overtuiging van KPP HAM, de Indonesische
mensenrechtencommissie die indertijd onderzoek deed naar de
mensenrechtenschendingen op Oost-Timor, UNTAET en de Nederlandse
hoofdinspecteur, dat dit één van de best gedocumenteerde zaken is. Ik heb er
voorts op aangedrongen dat de Nederlandse hoofdinspecteur in de gelegenheid
wordt gesteld zijn bevindingen toe te lichten tegenover de
procureur-generaal in Jakarta. Minister Wirajuda heeft daarop benadrukt dat
het onderzoek naar de moord nog steeds open is. Ook heeft hij een bezoek van
de Nederlandse hoofdinspecteur verwelkomd. In reactie op de kort na dit
gesprek bekend geworden opvatting van het Indonesische OM inzake de
bewijslast, is de Indonesische ambassadeur ontboden en om opheldering
gevraagd. De ambassadeur heeft nogmaals bevestigd dat het onderzoek niet is
gesloten en heeft schriftelijk vastgelegd dat Indonesië de overkomst van de
hoofdinspecteur verwelkomt. Inmiddels is vernomen dat deze op 17 juli a.s.
door de Indonesische procureur-generaal zal worden ontvangen. Dit bezoek is
van belang aangezien er een verschil van mening bestaat over het verzamelde
bewijsmateriaal. Vanuit de overtuiging dat het door de VN en de
hoofdinspecteur verzamelde bewijsmateriaal voldoende is om deze zaak voor de
rechter te brengen, acht ik het cruciaal dat laatstgenoemde in de
gelegenheid wordt gesteld om zijn bevindingen nogmaals toe te lichten.
Voor het overige verwijs ik naar het overleg dat ik op 3 juli jl. heb gehad
met de Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken.
Vraag 6
Wat is uw visie op het zogenaamde Timor-tribunaal in Jakarta ?
Antwoord 6
Dat het ad hoc Tribunaal inzake mensenrechtenschendingen begaan in
Oost-Timor uiteindelijk operationeel is geworden is zie ik als een
hoopgevende stap van de Indonesische autoriteiten op weg naar de berechting
van de daders van mensenrechtenschendingen in Oost-Timor en de zo
noodzakelijke versterking van de rechtsstaat in Indonesië. Tegelijkertijd is
het een belangrijke testcase voor de geloofwaardigheid van de Indonesische
regering op het gebied van rechtshandhaving. Met de EU-partners heeft
Nederland overigens steeds benadrukt dat het tribunaal dient te voldoen aan
internationale standaarden, meest recent nog tijdens zitting van de VN
Mensenrechtencommissie in Genève. Nederland heeft er eveneens, vaak samen
met andere EU-lidstaten of andere gelijkgezinde staten, bij herhaling op
aangedrongen dat de jurisdictie van het Tribunaal zou moeten worden
uitgebreid in tijd en plaats en dat er een goede wettelijke regeling moeten
komen voor getuigenbescherming. De Nederlandse ambassade volgt het verloop
van de zittingen nauw en heeft reeds verschillende zittingen bijgewoond.
Voor een definitief oordeel over het verloop van de processen is het nog te
vroeg, de eerste zaken zijn nog in behandeling. In dit stadium kan wel
gezegd worden dat een eerste beoordeling van het verloop van de zittingen
niet overwegend positief uitvalt. Er is weinig ervaring bij het OM en bij de
rechters op het gebied van mensenrechten en internationaal recht. Positief
is dat er relatief veel aandacht voor het Tribunaal is in de Indonesische
pers die overigens zeer 'neutraal' over het verloop van de zittingen
rapporteert. Ik kan u verzekeren dat de Nederlandse ambassade het verloop
van het tribunaal op de voet blijft volgen en hierover nauw contact houdt
met gelijkgezinde landen.
===