Gemeente Utrecht
PERSGESPREK COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS
Woensdag 10 juli, 15.00 uur
Perskamer 1.03, Stadhuis
Geannoteerde agenda naar aanleiding van de vergadering van het college van burgemeester en wethouders d.d 9 juli 2002.
1. Recht van Initiatief: Torteltuin (Noordoost)
Het college van b en w heeft kennis genomen van het positieve besluit
(d.d. 19 juni 2002) van de raadscommissie voor de wijk Noordoost over
het initiatiefvoorstel 'De Torteltuin'. Het bestuur van de stichting
Speelvoorziening "Torteltuin" heeft in april 2002 een voorstel
ingediend om de verblijfruimte en winteropslag van de Torteltuin te
vervangen. De uitvoering van dit project is begroot op EUR 30.000,00.
Het project zal worden uitgevoerd door de stichting Speelvoorziening
Torteltuin.
Dit voorstel is ingediend en behandeld in het kader van de (oude)
verordening 'Recht van Initiatief'. raadscommissie voor Algmene Zaken,
Veiligheid, Wijkgericht Werken en Financien wordt geinformeerd.
2. Spoorwegmuseum
Het college van burgemeester en wethouders heeft ingestemd met de
randvoorwaarden waaraan de verbouwing van het Nederlands
Spoorwegmuseum moet voldoen. Het college werkt graag mee aan die
verbouwing, omdat het NSM met 155.000 jaarlijkse bezoekers een van de
belangrijkste toeristische trekpleisters is van de stad. Bij de
vaststelling van de randvoorwaarden is rekening gehouden met inbreng
vanuit de buurt. Zo is er extra aandacht voor het open karakter van de
geplande bebouwing aan de kant van de Hugo de Grootstraat
("zichtlijn").Ook is aan de definitieve randvoorwaarden een passage
toegevoegd over de wenselijke (hoogwaardige) architectuur. Vastgelegd
is dat de maximale bouwhoogte van de gebouwen 10 meter bedraagt op een
beperkt gedeelte in het midden van het museumterrein. Het verkeer en
het parkeren blijven lopen via de Maliesingel - Johan van
Oldenbarneveltlaan.
Het college vindt de aanleg van een (gemeentelijke) ondergrondse
parkeergarage onder het voorterrein van het spoorwegmuseum gewenst.
Hierover volgt nog aparte besluitvorming, waarover nog gesproken wordt
met de NS. In het museum blijft de horeca beperkt tot een
ondergeschikte nevenactiviteit, als onderdeel van de hoofdfunctie van
het museum. Het collegebesluit komt aan de orde in de raadscommissie
voor Ruimtelijke Ordening, Wonen, Grondzaken en Onderwijs.
3. Doorstromingsmaatregelen Utrecht West
Het college van burgemeester en wethouders heeft een aantal
maatregelen genomen om de bereikbaarheid van Utrecht West te
verbeteren. Zo wordt op korte termijn de verkeersregelinstallatie op
het kruispunt Graadt van Roggenweg en Fentener van Vlissingenkade
vernieuwd. Daardoor zullen stilstaande vrachtauto's op de busstrook
niet langer de doorgang van het openbaar vervoer belemmeren. Ook de
verkeersregelinstallaties aan de Marnixlaan en de Thomas a Kempisweg
worden van nieuwe hard- en software voorzien. Daarmee wordt het
mogelijk files te meten en bij grote drukte een 'groene golf' in te
stellen. Ook worden binnenkort de bewegwijzering op de Europalaan en
het 5 Meiplein verbeterd.
Eveneens wordt onderzocht of de doorstroming van het verkeer op het
24 Oktoberplein verbetert als het rechtdoorgaand en het afslaand
verkeer vanaf de Beneluxlaan onafhankelijk van elkaar worden geregeld.
Het college trekt voor deze maatregelen EUR 1.180.000 uit. De
raadscommissie voor Stationsgebied, Leidsche Rijn, Verkeer en Vervoer
wordt geinformeerd.
4. Uitvoering verkeers- en vervoerprojecten 2002
Het college van burgemeester en wethouders heeft besloten kredieten
beschikbaar te stellen voor een aantal verkeers- en vervoerprojecten.
Het gaat om de volgende projecten:
- Het verbeteren van de fietsvoorzieningen bij de herinrichting van de
Jutfaseweg,
- De aanleg van hoofdfietsroutes in 2001 en 2002,
- Het verbreden van de brug tussen Houtensepad en het Ravellijnpad,
- De aanleg van verkeersremmende maatregelen om de ringweg Lunetten
beter oversteekbaar te maken,
- Het verplaatsen van de sneltram- en bushalte Westraven naar het
Transferium zodat mensen minder ver hoeven te lopen als ze bij het
transferium het openbaar vervoer nemen.
In totaal is met deze projecten EUR 3.765.000 gemoeid. Daarvoor worden
ook bijdragen gevraagd uit het infrastructuurfonds van het Bestuur
Regio Utrecht.
De commissie voor Stationsgebied, Leidsche Rijn, Verkeer en Vervoer
wordt geïnformeerd.
5. Samenwerkingsprotocol 2002 gemeente/Railinfrabeheer
Het college van burgemeester en wethouders heeft het voornemen een
nieuw Samenwerkingsprotocol met Railinfrabeheer aan te gaan. Op basis
van dit protocol zullen in de toekomst nadere afspraken worden gemaakt
over de manier waarop de gemeente en Railinfrabeheer samenwerken aan
spoorprojecten binnen de Utrechtse gemeentegrenzen. Het nieuwe
Samenwerkingsprotocol sluit beter aan bij de huidige werkprocessen,
regelingen, standaardproducten en organisatiestructuur van zowel
Railinfrabeheer als de gemeente Utrecht en dient ter vervanging van
het protocol uit 1993/1994.
Het nieuwe protocol is gebaseerd op de laatste wet- en
organisatiewijzigingen. Zo is Railinfrabeheer niet langer een
onderdeel van de N.V. Nederlandse Spoorwegen, maar een taakorganisatie
van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Daarnaast zijn nieuwe
soorten spoorprojecten, zoals tijdelijke stations en randstadspoor,
gepland die een andere aanpak vereisen. Ook kunnen nu algemene zaken
rondom het beheer van spoorterreinen of gemeentelijke projecten die de
bestaande spoorbaan raken, gezamenlijk worden opgepakt. Het protocol
uit 1993/1994 regelde uitsluitend nieuwe spoorprojecten.
Railinfrabeheer verricht in opdracht van het Rijk de planstudie- en realisatiefase van spoorprojecten (verkenningsstudie wordt door RailNed gedaan). Het is de bedoeling dat de gemeente Utrecht de samenwerking met Railinfrabeheer intensiveert ten aanzien van door het Rijk geplande spoorverdubbelings- en randstadspoorprojecten.
Het Samenwerkingsprotocol zal naar de commissie voor het Stationsgebied, Leidsche Rijn, Verkeer en Vervoer worden gestuurd. De gemeenteraad krijgt hiermee de gelegenheid wensen en bedenkingen over het protocol aan het college kenbaar te maken waarna het college een besluit zal nemen over het aangaan van de overeenkomst.
6. Horeca
Het college van burgemeester en wethouders heeft besloten dat na de
vakantieperiode een inspraakproces wordt gestart over mogelijkheden
tot beperkte uitbreiding van de horeca in de binnenstad. Hierbij
worden horecaondernemers, hun belangenbehartigers, verenigingen van
bewoners en bedrijven in de binnenstad en inwoners betrokken.
Op dit moment is in het bestemmingsplan voor de binnenstad de horecafunctie heel strikt geregeld. Er wordt nu voorgesteld de horeca die in de regel de minste overlast veroorzaakt (restaurants, lunchrooms etc) via vrijstellingen (art. 19 WRO) van het bestemmingsplan meer ruimte te geven, zowel voor nieuwe vestigingen als voor uitbreiding van bestaande restaurants. In de binnenstad zijn zones aangegeven waar een nieuwe vestiging zou kunnen komen: niet in het kernwinkelgebied, niet in de delen van de binnenstad waar de woonfunctie overheersend is, wel in straten met menging van functies, die een redelijk breed profiel hebben, en wel op locaties waar deze horecafuncties een bijzondere toevoeging aan de stad opleveren. Uitbreiding van bestaande restaurants etc, is onder voorwaarden mogelijk op binnenterreinen, in de kelderverdieping en op de verdiepingen boven de begane grond. Zo'n uitbreiding mag echter niet ten koste gaan van een in het pand zelf gerealiseerde woonbestemming of van de woonbestemming in het pand ernaast. Jaarlijks worden de effecten van uitbreiding en nieuwe vestiging bezien en wordt beoordeeld of het beleid kan worden voortgezet.
Voor het terrassenbeleid wordt voorgesteld het huidige beleid t.a.v.
afmetingen, sluitingstijden etc. zoals dat voor de hele stad geldt,
(beter) te handhaven. Daarnaast wordt voorgesteld om voor een paar
locaties te onderzoeken of er mogelijkheden zijn om tot uitbreiding
van terrassen te komen. Het betreft locaties waar terassen een
bijdrage leveren aan het functioneren van deze plekken in de stad.
Gedacht wordt aan de directe omgeving van het stadhuis, de Neude, de
omgeving Jacobi-kerk, Vredenburg, Weerdsingel-nieuwe haven. Er wordt
uitgezocht of exploitanten mogelijkheden zien om op een, ook voor
omwonenden, aanvaardbare manier terrassen te exploiteren. Zonodig zal
de gemeente voor deze plekken specifieke beleidsregels vaststellen.
Tenslotte stelt het college voor om op tropische dagen de regels ten
aanzien van het terassenbeleid wat minder stringent te handhaven. Op
die dagen zal het uitdijen van terassen en het buiten zetten van
stoelen en tafels gedoogd worden zolang dat geen gevaar oplevert. De
sluitingstijd van 01.00 blijft gehandhaafd. Het tropische weerscenario
treedt in werking bij een temperatuur van 28 graden Celsius en een
luchtvochtigheidsgraad van 50 procent. Dat is gemiddeld 10 dagen per
jaar het geval.
Voor de additionele horeca (de hoofdfunctie is niet-horeca, maar bij
het normaal functioneren past wel een horecavergunning) moeten heldere
omschrijvingen komen. Zowel bij de vergunningverlening als bij de
handhaving is dat van belang. Voorkomen moet worden dat musea,
sociaal-culturele instellingen, ateliers, buurthuizen, zich gaan
gedragen als "gewone" horecavoorzieningen. Vanuit het oogpunt van
eerlijke concurrentieverhoudingen is dat onjuist; het kan ook overlast
voor de omgeving met zich brengen.
Verwacht wordt dat het college eind van het jaar een besluit over de
uitbreiding van de horeca in de binnenstad kan nemen.
Akkoord Wijkzorgcentra Leidsche Rijn
Het college van b en w heeft ingestemd met het Akkoord Wijkzorgcentra
Leidsche Rijn. Dit Akkoord leidt tot de realisatie van zeven
wijkzorgcentra in Leidsche Rijn. De gemeente Utrecht sluit dit akkoord
met Agis Groep Zorgverzekeraars. Ondertekening moet nog plaatsvinden.
De gemeente is volgens dit akkoord verantwoordelijk voor de bouw van
de wijkzorgcentra. Tevens spant de gemeente zich in zodat tegen zo
laag mogelijke kosten de voorzieningen gerealiseerd kunnen worden,
stedebouwkundige eisen spelen hierbij een belangrijke rol. De Agis
Groep Zorgverzekeraars probeert een lange termijn oplossing te zoeken
voor het financiële verschil tussen de kosten (voorzover niet
veroorzaakt door stedebouwkundig beleid) van nieuwbouw en de
vergoeding die daar tegenover staat. Een gezamenlijke taak is het
oprichten van een rechtspersoon die belast wordt met de exploitatie
van de wijkzorgcentra. Ook zorgt deze rechtspersoon er voor dat er
tijdig een geïntegreerd en vraaggestuurd zorgaanbod komt.
Het Akkoord Wijkzorgcentra Leidsche Rijn is een resultaatsconvenant
dat in de plaats komt van het oude inspanningsconvenant. Daarmee heeft
de gemeente Utecht de regierol op zich genomen voor de ketenzorg in
Leidsche Rijn om onder meer te komen tot versnelde realisering van de
geplande wijkzorgcentra. Op termijn wordt vanuit deze wijkzorgcentra
aan 80.000 inwoners zorg geleverd. Het gaat dan o.a. om zorg geleverd
door huisartsen, fysiotherapeuten, verloskundigen, oefentherapeuten,
eerstelijnspsychologen enverpleegkundigen. Op dit moment wonen er ca.
10.000 inwoners in Leidsche Rijn die gebruik maken van de tijdelijke
wijkzorgcentra Langerak en Veldhuizen.
8. Geen gezamenlijke service-organisatie voor Muziekcentrum Vredenburg
en Stadsschouwburg
Op verzoek van het college van b en w heeft LAGroup Leisure & Arts
Consulting onderzocht of het vormen van een gezamenlijke
service-organisatie voor Muziekcentrum Vredenburg (MCV) en
Stadsschouwburg Utrecht (SSB) leidt tot financiële besparingen.
Lagroup komt in zijn onderzoek tot de duidelijke conclusie dat een
service-organisatie tot bescheiden besparingen zou kunnen leiden, maar
dat de nodige voorwaarden voor een goede realisering per saldo tot
additionele kosten zullen leiden. Het college heeft besloten het
advies van Lagroup te volgen en het idee van een service-organisatie
voor de beide culturele diensten niet uit te werken.
Aanleiding voor dit onderzoek vormt een eerder rapport van de
gemeentelijke Accountantsdienst. Op grond daarvan heeft het College
eind 2001 besloten dat nader onderzoek gewenst is naar mogelijke
efficiencyvoordelen door gerichte samenwerking tussen het
Muziekcentrum Vredenburg en de Stadsschouwburg. In zo'n
service-organisatie zouden ondersteunende taken kunnen worden
ondergebracht die nu in beide organisaties afzonderlijk worden
verricht.
De commissie Maatschappelijke Ontwikkeling en Volksgezondheid wordt
geïnformeerd.
9. Toewijzing populaire woningen
Om te voorkomen dat populaire huurwoningen in vrijwel alle gevallen
aan woningzoekenden met een urgentiebewijs worden toegewezen, heeft
het college besloten gebruik te maken van artikel 2.6.1.7. van de
regionale huisvestingsverordening. Dit houdt in dat in overleg met de
woningcorporaties een aantal woningcomplexen is aangewezen waarop
uitsluitend de standaard toewijzingsregels van toepassing zijn. In de
Woonkrant wordt bij deze woningen aangegeven dat ze niet beschikbaar
zijn voor urgent woningzoekenden. Voortaan worden woningen die tot
deze complexen behoren uitsluitend op basis van wachttijd aan
'normale' woningzoekenden toegewezen. Bij deze toewijzing buiten de
gebruikelijke regels gaat het jaarlijks om maximaal 138 woningen. Er
is afgesproken dat de regeling na het eerste jaar zal worden
geëvalueerd.
Utrecht, 10 juli 2002
.