NU'91
Principe-akkoord CAO Thuiszorg
Principe-akkoord CAO Ziekenhuizen 2002 - 2003
8 juli 200
1.Inleiding
CAO-partijen hebben tijdens de onderhandelingen op hoofdlijnen van
gedachten gewisseld over de toekomst van de CAO in het algemeen en
de toekomstige structuur en werkingssfeer van de CAO in het
bijzonder. Bij die gelegenheid is onder meer stilgestaan bij de
(maatschappelijke) problemen waarmee de publieke sector
geconfronteerd wordt, de veranderde politieke verhoudingen, het
imago van en de ontwikkelingen in de zorgsector, de groeiende
invloed van Europa en de (toekomstige) rol van de verzekeraars.
Tevens is van gedachten gewisseld over de uitkomsten van het
Arbeidsbelevingsonderzoek.
Het is de bedoeling van sociale partners om een gemeenschappelijke
agenda vast te stellen aan de hand waarvan het overleg (over
arbeidsvoorwaarden) in de (nabije) toekomst gevoerd kan worden.
Aspecten die hierbij aan de orde kunnen komen, zijn:
* verwachte ontwikkelingen binnen en buiten de ziekenhuisbranche
voor de komende jaren, waarbij de werkingssfeer van de CAO
Ziekenhuizen betrokken wordt;
* modern sociaal beleid;
* aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden;
* een zo efficiënt en effectief mogelijke inrichting van het
overleg.
Partijen hebben afgesproken om de dialoog over bovengenoemde themas
in het najaar van 2002 op gang te brengen.
2.Looptijd
De CAO heeft een looptijd van 18 maanden, te weten van 1 juli 2002
tot en met
31 december 2003.
3.Inkomen
De schaalbedragen worden gedurende de looptijd van de CAO verhoogd
met 4%. Per 1 juli 2002 worden deze verhoogd met 3% en per 1
januari 2003 met 1%.
De eindejaarsuitkering, volgens de huidige systematiek, wordt in
december 2002 verhoogd met 0,6% en in 2003 met 1% waardoor een
structurele eindejaarsuitkering van 5% ontstaat.
4.Pensioenpremie
Partijen spreken de intentie uit om op termijn de verdeling van de
pensioenpremie tussen werkgever en werknemer gelijk te trekken.
In 2003 wordt hiertoe de bestaande verdeelsleutel van 43% werkgever
/ 57% werknemer gewijzigd in 45% werkgever / 55% werknemer.
5.Leerlingen en stagiairs (ingang 1 september 2002)
Partijen voeren een regeling in met betrekking tot de salariëring
van leerlingen die in het bezit zijn van een diploma uit de
zorgsector die een vervolgopleiding of een tweede basisopleiding
gaan volgen.
Ten aanzien van alle HBO-duale opleidingen gelden gelijke
arbeidsvoorwaarden. Onder HBO-duale opleidingen worden verstaan de
HBO-duale varianten van de in artikel 7.2.2 genoemde
inservice-opleidingen.
Alle MBO- en HBO-leerlingen die als verplicht onderdeel van de
opleiding een stage lopen van 144 uur per studiejaar, ontvangen een
stagevergoeding van 275 bruto per maand voor een voltijdstage.
Voor de uitwerkingen van bovenstaande afspraken zie bijlage 1.
6.Arbeid en Zorg
Partijen hebben afgesproken de belangrijkste bepalingen uit de Wet
Arbeid en Zorg op te nemen in een aparte paragraaf.
Voor de uitwerkingen van bovenstaande afspraken zie bijlage 2.
7.Suppletieverplichting
Zie Bijlage 3.
8.AVR
Partijen erkennen het belang, mede gelet op de krappe arbeidsmarkt,
van een gezamenlijke aanpak gericht op het bestrijden van
ziekteverzuim. In dat kader zijn aanvullend op het Arboconvenant
afspraken gemaakt op het voorkómen van ziekteverzuim en het
bevorderen van reïntegratie. De uitvoering van deze afspraken vindt
plaats in het kader van het Arboconvenant.
Partijen zullen instellingen in de gelegenheid stellen om op
vrijwillige basis deel te nemen aan een collectief contract dat
door partijen wordt opgesteld met een of meerdere
reïntegratiebedrijven.
Zie voor de uitwerking van deze afspraken bijlage 4.
9.Meerkeuzesysteem arbeidsvoorwaarden
* In het kader van het meerkeuzesysteem arbeidsvoorwaarden kan de
werknemer zijn werkgever jaarlijks verzoeken om uitbreiding of
vermindering van zijn dienstverband met maximaal 10%.
* Bij de voorbereidingen van de implementatie van het
meerkeuzesysteem is gebleken dat het inzetten van de geldbron
nettoloon, met een maximum van 10% praktisch niet uitvoerbaar is.
Tevens vervalt voor de werknemer het fiscale voordeel bij het
inzetten van deze geldbron. Partijen zijn derhalve overeengekomen
om de oorspronkelijke formulering als volgt te wijzigen: brutoloon
met een maximum van 15% en waarbij rekening wordt gehouden met de
Wet Minimumloon.
10.CAO Sociale Begeleiding
De CAO Sociale Begeleiding wordt ongewijzigd voortgezet tot en met
31 december 2003.
Partijen stellen een werkgroep in die gedurende de looptijd van
deze CAO een minimumkaderregeling ontwikkelt ter vervanging van de
huidige CAO Sociale Begeleiding. Deze kaderregeling zal met ingang
van de volgende CAO integraal deel uitmaken van de CAO
Ziekenhuizen.
11.Vakantiebijslag
De werkgever kan in overleg met de ondernemingsraad een afwijkende
regeling treffen voor de werknemer die heeft aangegeven zijn
vakantiebijslag maandelijks te willen ontvangen. Indien de
uitkering maandelijks geschiedt, bedraagt de hoogte van de bijslag
8% van het geldende maandsalaris.
12.Medezeggenschap
* Partijen zullen zich, ter voorbereiding op het voornemen om op
woensdag 5 november 2003 verkiezingen van alle ondernemingsraden
in de ziekenhuizen en revalidatiecentra te doen plaatsvinden,
gezamenlijk buigen over de voorwaarden waaraan een dergelijke
gebeurtenis dient te voldoen. Partijen zullen hiervoor op voorhand
een nog nader te bepalen bedrag reserveren. Dit bedrag komt ten
laste van de branchespecifieke middelen van het Sectorfonds.
* Teneinde het functioneren van de ondernemingsraad te bevorderen,
stellen partijen een advies aan de instellingen op om, indien
nodig, voorzieningen te treffen die waarborgen dat
ondernemingsraadleden afdoende in staat worden gesteld hun
werkzaamheden te verrichten.
* Toevoegen aan artikel 5.1.1 lid 3 dat faciliteiten als e-mail en
internet beschikbaar dienen te worden gesteld aan
vakbondsconsulenten van de vakorganisaties.
* Aan artikel 5.2.1 wordt toegevoegd dat het vakbondsverlof voor
deeltijders niet naar rato geldt.
13.Beheersstichting
Ten behoeve van het beheer van producten die door partijen in
gezamenlijkheid zijn ontwikkeld, zoals het meerkeuzesysteem
arbeidsvoorwaarden en het Arbeidsbelevingsonderzoek, wordt
uiterlijk per 1 januari 2003, of zoveel eerder als mogelijk, een
stichting in het leven geroepen. Deze stichting wordt bestuurd door
CAO-partijen.
14.Arbeidsbeleving
Het onlangs uitgevoerde Arbeidsbelevingsonderzoek heeft veel
bruikbare informatie opgeleverd en vormt een stimulans voor
instellingen om gesignaleerde knelpunten aan te pakken. Om goed te
kunnen beoordelen in hoeverre de komende jaren vooruitgang wordt
geboekt, zal het Arbeidsbelevingsonderzoek uiterlijk in het eerste
kwartaal van 2004 worden herhaald.
15.FWG
* Partijen voelen zich gezamenlijk verantwoordelijk voor een
correcte naleving van de gemaakte afspraken omtrent het
functiewaarderingssysteem FWG 3.0. Zij zullen zich inspannen om
deze afspraken onder de aandacht te brengen van de instellingen.
Omtrent de toepassing van FWG 3.0 zal nader overleg plaatsvinden
in ROZ-verband. Aan deze tafel zal tevens de taakstelling en
werkwijze van de LCF aan de orde worden gesteld.
* Instellingen die op 1 januari 2003 niet gereed zijn met de
invoering van FWG 3.0, zijn vanaf die datum een toeslag
verschuldigd aan de werknemer. De toeslag wordt gegeven voor
iedere maand waarin de functie van de werknemer nog niet
definitief is ingedeeld. Deze toeslag bedraagt 5% van het bruto
maandsalaris en wordt tezamen met het salaris uitgekeerd in de
maand volgend op de maand waarin de aanspraak is ontstaan. De
toeslag wordt niet verstrekt aan ex-werknemers die recht hebben op
een nabetaling zoals vermeld in het FWG-protocol.
16.Studie Herijking Salarissen
Partijen hebben in de looptijd van de vorige CAO een studie
uitgevoerd gericht op herijking van de salarisstructuur. De
intentie van partijen ten aanzien van deze studie was te komen tot
een beter salarisperspectief in combinatie met de ontwikkeling van
een beoordelingssysteem. Onlangs is het eerste deel van deze studie
afgerond. Een aantal belangrijke knelpunten is in kaart gebracht en
er is een vergelijking gemaakt met de salarisstructuur voor een
aantal overheidssectoren. Een vergelijking met de marktsector heeft
nog niet plaatsgevonden.
Partijen komen overeen dat op basis van de uitkomsten van genoemde
studie vervolgonderzoek plaatsvindt gericht op de volgende vragen:
* Hoe verhoudt de salarisstructuur van de ziekenhuizen zich tot
salarisstructuren in de marktsector?
* Welke mogelijkheden zijn er om te komen tot een meer fundamentele
herijking die leidt tot een optimale salarisschaalstructuur?
* Welke aanpassingen zijn in relatief korte tijd te realiseren?
* Wat zijn de financiële consequenties van de voorgestelde
aanpassingen?
Bij het vervolgonderzoek zullen tevens de voorstellen worden
betrokken die door de werknemersorganisaties ter tafel zijn
gebracht. Voorts zullen voorstellen worden ontwikkeld gericht op
belonen op basis van functioneren.
Indien de uitkomsten van deze (vervolg)studie daartoe aanleiding
geven, zullen partijen gezamenlijk bezien in hoeverre deze tijdens
de looptijd van de CAO kunnen worden geïmplementeerd.
17.Toegankelijkheid en redactie CAO
Partijen hechten veel waarde aan de leesbaarheid en
toegankelijkheid van de CAO. Ter bevordering daarvan wordt voor de
duur van deze overeenkomst een paritaire werkgroep ingesteld.
Zie Bijlage 5: Redactionele wijzigingen.
18.Internationale samenwerking
Partijen onderkennen dat de ontwikkelingen in Europa van invloed
zijn op de Nederlandse gezondheidszorg in het algemeen en de
(arbeids)verhoudingen in het bijzonder. Ten behoeve van de verdere
ontwikkeling van het dossier internationale solidariteit (waaronder
eveneens wordt verstaan het begrip 'internationale ontwikkelingen')
wordt een eenmalig bedrag gereserveerd ter grootte van 68.000. Dit
bedrag komt ten laste van de branchespecifieke middelen van het
Sectorfonds.
19.Gezamenlijke communicatie
Partijen erkennen het belang van eenduidige communicatie over
onderwerpen waarover zij (geregeld) met elkaar in overleg zijn. Dat
is bevorderlijk voor de beeldvorming van de arbeidsverhoudingen
zowel in als buiten de ziekenhuizen. Om die reden spreken partijen
hun voorkeur uit voor gezamenlijke berichtgeving, althans voorzover
dat de specifieke belangen van een of meer partijen niet in de weg
staat.
20.Vervallen aanspraken
Artikel 2.5 "Overgangsbepalingen ten aanzien van afwijkende
arbeidsvoorwaarden voor 1977 en inhouding premie Ziektewet" komt te
vervallen omdat partijen niet verwachten dat er nog aanspraak op
kan worden gemaakt. Rechten voortvloeiend uit artikel 2.5 dienen in
de individuele arbeidsovereenkomst te zijn opgenomen. Voorzover
deze rechten nog niet zijn opgenomen, dienen deze te worden
gegarandeerd.
21.Kinderopvang
Partijen willen komen tot een uitbreiding van de
kinderopvangcapaciteit. Hiertoe is in het vorige CAO-akkoord
afgesproken te komen tot het instellen van een paritair
kinderopvangfonds. Op dit moment vindt een onderzoek plaats met als
doel de huidige stand van zaken inzichtelijk te maken ter
beoordeling van de vraag of een kinderopvangfonds een toegevoegde
waarde voor de sector kan hebben.
De werkgever financiert kinderopvang voor de werknemers tijdens
werkuren. Volgens de afspraken tussen CAO-partijen stelt de
werkgever hiervoor met ingang van 1 januari 2003, ten minste 0,56%
van de bruto loonsom beschikbaar. Partijen gaan ervan uit dat dit
percentage voldoende is om de huidige wachtlijsten op te heffen.
Eventuele meeruitgaven op instellingsniveau die boven dit
percentage uitgaan dienen beschikbaar te blijven voor kinderopvang.
Vooruitlopend op de uitwerking van bovengenoemde afspraak
ontwikkelen partijen een model-kinderopvangreglement dat op
instellingsniveau nader uitgewerkt dient te worden in overleg met
de ondernemingsraad
Onderdelen van dit reglement te zijn:
* Alle erkende vormen van kinderopvang worden aangeboden;
* Gelijke toegang voor parttimers;
* Een ouderbijdrage van maximaal de VWS-adviestabel;
* Een heldere rol voor de ondernemingsraad voor controle en
verantwoording voor besteding van de middelen;
* Kostendeling met werkgevers van de partner;
* Procedure in geval van wachtlijsten.
22.Employability
Partijen hebben in de vorige CAO de intentie uitgesproken om te
komen tot de invoering van een Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP).
Hier wordt thans met behulp van een aantal pilots een studie naar
verricht. Tevens wordt onderkend dat voor de concrete invulling van
de POP het gewenst is om voldoende budget in de instelling hiervoor
vrij te maken. Partijen onderzoeken of een Persoonlijke
Ontwikkelingsrekening (POR) hiervoor een belangrijk instrument kan
zijn. Eveneens wordt onderzocht welke noodzakelijke
organisatorische en financiële randvoorwaarden aanwezig dienen te
zijn.
De uitkomsten van dit onderzoek worden betrokken bij de
eerstvolgende CAO-onderhandelingen. Het instrument EVC zal volgens
afspraak worden meegenomen in de reeds afgesproken HR-studie.
23.Kwaliteitsbijdrage 2002-2003
Partijen komen de volgende regeling met betrekking tot de
kwaliteitsbijdrage overeen:
1. De werknemer die als lid staat ingeschreven bij een van de bij
CAO-partijen aangesloten beroepsverenigingen als genoemd in lid 2,
die zich ten doel stelt specifieke activiteiten te ontplooien, die
gericht zijn op onder andere beroepsinhoudelijke aspecten en
beroepsontwikkeling (beroepsethiek, beroepscode e.d.) en statutair
niet kan worden aangemerkt als een werknemersorganisatie, ontvangt
van de werkgever een vergoeding van tenminste 50% van het
beroepsinhoudelijk deel van de contributie van die betreffende
vereniging.
2. De beroepsverenigingen als bedoeld in dit artikel zijn: LVCV, LVO,
NVAM, NVLA, NVLKNF, NVOA, NVvO, VANG, VGN, VZI, KNMG, NIP, KNMP,
VGVZ, NVO, NVKC, NVKF, KNGF, NVPMT, KNOV, NVLF, NVE, VHIG, BRV.
3. Indien voor 1 oktober 2002 kan worden aangetoond dat een
beroepsvereniging niet genoemd in lid 2 collectief is aangesloten
bij één van de CAO-partijen, komen de leden van deze vereniging
eveneens in aanmerking voor een kwaliteitsbijdrage als bedoeld in
dit artikel.
4. De kwaliteitsbijdrage voor de in lid 3 bedoelde beroepsverengingen
bedraagt tenminste 50% van het beroepsinhoudelijke deel van de
contributie met een maximum bedrag van 159,-.
5. De beroepsvereniging dient voor 1 oktober 2002 door middel van een
accountantsverklaring opgave te doen van het totaal aantal leden
welke vallen onder deze CAO.
6. De beroepsvereniging dient een gespecificeerde contributienota in
bij CAO partijen.
7. De werknemer komt in aanmerking voor de vergoeding van slechts één
beroepsvereniging.
De regeling heeft een looptijd tot 1 januari 2004.
Door de collectieve aansluiting van de NVRL, NVML en NVK-FAZ bij de
ABVAKABO FNV komen deze verenigingen te vervallen in artikel 5.2.1
lid 3.
24.Scholingsplan
Aan artikel 3.2.20 wordt toegevoegd dat de tegemoetkoming in kosten
wordt verstrekt ongeacht de omvang van het dienstverband.
25.Opleidingen
Indien de huidige initiatieven met betrekking tot het extra
opleiden van operatieassistenten en anesthesiemedewerkers niet
leiden tot het gewenste resultaat om het tekort aan OK-personeel
terug te dringen, zullen partijen alternatieven (bijv. door middel
van het Sectorfonds) onderzoeken.
26.Bekendmaken werktijdregeling
Artikel 6.4 lid 1 als volgt wijzigen: Voor iedere werknemer geldt
een werktijdregeling die door de werkgever in de regel vier weken
voor de aanvang van de periode waarop het betrekking heeft, ter
kennis van de betrokken werknemers wordt gebracht.
27.Werkgeversbijdrage
De werkgeversbijdrage wordt met ingang van 1 januari 2003 verhoogd
van 11,30 tot 12,50.
28.ORT
Partijen spreken af de percentages van 44% en 49% te verhogen met
3% ingaande 1 september 2002.
29.Rusttijd na bereikbaarheidsdienst
Indien na een dagdienst / avonddienst sprake is van aansluitend een
bereikbaarheidsdienst waarin arbeid is verricht en de werknemer
aansluitend is ingeroosterd voor een dagdienst geldt het volgende:
De normen uit het Arbeidstijdenbesluit met betrekking tot
rusttijden dienen in acht te worden genomen. De reeds ingeroosterde
uren van de dagdienst die dientengevolge als rusttijd aangemerkt
dienen te worden, worden door de werkgever doorbetaald, als ware er
sprake van arbeidsuren.
Artikel 11.2 lid 5 komt daarmee te vervallen.
30.AMS
Partijen hebben vastgesteld dat de tekst van het huidige artikel
2.4 kan worden uitgelegd op een wijze die niet door partijen is
beoogd. Partijen erkennen derhalve het belang van een gewijzigd
artikel 2.4.
In de looptijd van deze CAO zal door AMS-partijen een voorstel voor
de definitieve formulering van een nieuw artikel 2.4 worden
voorgelegd. Het ROZ zal deze na beoordeling bekrachtigen.
Bijlage 1
Bijlage 2
bijlage 3
Bijlage 4
Bijlage 5
Terug naar de NU'91 home page....
Terug naar CAO nieuws....