European Commission
IP/02/1013
Brussel, 8 juli 2002
Luchtkwaliteit: de Commissie leidt een inbreukprocedure in tegen zes
lidstaten
Met het oog op de verbetering van de luchtkwaliteit in Europa heeft de
Europese Commissie een inbreukprocedure ingeleid tegen Italië,
Ierland, het Verenigd Koninkrijk, Griekenland, Spanje en Oostenrijk.
De Commissie is de mening toegedaan dat deze lidstaten bepaalde
onderdelen van de EU-wetgeving inzake luchtkwaliteit niet op de juiste
manier in nationaal recht hebben omgezet. Italië, Ierland, het
Verenigd Koninkrijk, Griekenland en Spanje worden voor het Europees
Hof van Justitie gedaagd; Oostenrijk werd officieel aangemaand alle
nationale maatregelen vast te stellen die vereist zijn om de richtlijn
inzake vluchtige organische stoffen (VOS) in intern recht om te zetten
en de Commissie van deze maatregelen in kennis te stellen. Het
Verenigd Koninkrijk en Spanje worden voor het Hof gedaagd omdat zij de
nieuwe grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide, zwevende
deeltjes en lood in de lucht niet in nationaal recht hebben omgezet.
Wat het Verenigd Koninkrijk betreft, gaat het om de inwerkingtreding
van deze grenswaarden in Gibraltar. Oostenrijk wordt voor het Hof
gebracht omdat zijn wetgeving niet in overeenstemming is met de
ozonrichtlijn. (De Oostenrijkse ontwerp-wetgeving die bedoeld is om de
situatie te regulariseren, treedt niet vóór november 2002 in werking.)
Ook Italië wordt voor het Hof gebracht omdat het, in strijd met de
ozonverordening, het gebruik van ozonafbrekende
chloorfluorkoolwaterstoffen (HCFK's) in brandbestrijdingsinstallaties
blijft toestaan. Ten slotte wordt Oostenrijk officieel aangemaand zijn
nationale wetgeving inzake grote stookinstallaties in overeenstemming
te brengen met de desbetreffende richtlijn.
Bovenbedoelde officiële aanmaningen zijn "met redenen omklede
adviezen", d.w.z. dat het gaat om de tweede stap van de
inbreukprocedure overeenkomstig artikel 226 van het EG-Verdrag. Indien
de Commissie binnen een termijn van twee maanden geen bevredigend
antwoord van de betrokken lidstaat ontvangt, kan zij de zaak naar het
Hof van Justitie verwijzen.
In een commentaar op de beslissingen terzake verklaarde Margot
Wallström, Commissaris voor Milieuzaken: "Luchtverontreiniging heeft
zowel een plaatselijke als een mondiale dimensie. Met haar optreden
bewijst de Commissie dat het haar ernst is met het verbeteren van de
kwaliteit van de lucht die wij allen inademen en met de bescherming
van de ozonlaag. Het heeft geen zin dat lidstaten instemmen met de
invoering van wetgeving als zij die zelf niet naleven."
EU-wetgeving inzake luchtkwaliteit
De wetgeving in kwestie bevat voorschriften ter vermindering van de
luchtverontreiniging die door oplosmiddelen wordt veroorzaakt, beperkt
de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen door grote
stookinstallaties, stelt ter bescherming van de luchtkwaliteit
grenswaarden vast voor een aantal belangrijke luchtverontreinigende
stoffen, voorziet in alarmering van de bevolking wanneer de
ozonconcentratie in de omgevingslucht een te hoge waarde bereikt en
beperkt het gebruik van chemische stoffen die de ozonlaag aantasten.
Als deze wetgeving niet op de juiste wijze ten uitvoer wordt gelegd,
betekent dit dat voor de Europese burger de door de EU-wetgeving
nagestreefde waarborgen inzake verbeterde luchtkwaliteit op
plaatselijk, regionaal en mondiaal niveau dode letter blijven. Zo
loopt de Europese bevolking een groter risico op de
gezondheidsproblemen die door een slechte luchtkwaliteit worden
veroorzaakt.
Vermindering van de uitstoot van vluchtige organische stoffen
De VOS-richtlijn(1)
heeft ten doel de directe en indirecte uitwerking van de emissie van
vluchtige organische stoffen (VOS) in het milieu te voorkomen of te
verminderen en de mogelijke risico's voor de menselijke gezondheid
zoveel mogelijk te beperken. Dit geschiedt door de vaststelling van
emissiegrenswaarden voor VOS en het opleggen van strenge
exploitatievoorwaarden voor industriële installaties waar organische
oplosmiddelen worden gebruikt. De uiterste termijn voor de
vaststelling en kennisgeving van de nationale maatregelen was 15 april
2001.
Kaderrichtlijn inzake de beoordeling en het beheer van de
luchtkwaliteit
In 1996 heeft de EU een kaderrichtlijn inzake de beoordeling en het
beheer van de luchtkwaliteit(2)
vastgesteld. Deze richtlijn bepaalt dat in een latere fase concrete
emissiegrenswaarden worden overeengekomen voor specifieke
luchtverontreinigende stoffen. Een eerste dergelijke overeenkomst is
in 1999 tot stand gekomen (zie verder). Krachtens de kaderrichtlijn is
voor de lidstaten aan de totstandkoming van een onderlinge
overeenkomst over nadere emissiegrenswaarden de verplichting verbonden
om zekere in de hele EU toepasselijke voorschriften inzake beoordeling
en beheer van de luchtkwaliteit in nationaal recht om te zetten.
Luchtkwaliteit: grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide,
zwevende deeltjes en lood
In 1999 hebben de lidstaten uit hoofde van de kaderrichtlijn
luchtkwaliteit grenswaarden vastgesteld voor diverse
luchtverontreinigende stoffen(3)
. De stoffen in kwestie zijn zwaveldioxide, stikstofdioxide, andere
stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood. De afgesproken termijn voor
de omzetting van deze grenswaarden in nationaal recht was 19 juli
2001.
Uitwisseling van informatie en waarschuwing van de bevolking bij
ozonverontreiniging
De ozonrichtlijn(4)
beoogt de invoering van een geharmoniseerd systeem voor bewaking,
uitwisseling van informatie en alarmering van de bevolking met
betrekking tot verontreiniging van de omgevingslucht door ozon. Een en
ander moet de lidstaten en de Commissie in staat stellen meer kennis
op te doen over deze vorm van luchtverontreiniging, de
doeltreffendheid van de maatregelen ter bestrijding van ozonvorming te
optimaliseren en te garanderen dat aan de bevolking bepaalde
minimuminformatie over het ozongehalte in de lucht wordt verstrekt
zodra dat gehalte een kritische drempelwaarde overschrijdt.
Bescherming van de ozonlaag
Er moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen ozon in de
onderste luchtlagen (een vorm van plaatselijke luchtverontreiniging)
en ozon in de stratosfeer (de zogenaamde "ozonlaag", die een
wereldomvattende bescherming vormt tegen schadelijke zonnestraling).
De ozonverordening(5)
wil het gebruik van stoffen die de stratosferische ozonlaag aantasten,
beperken. Behoudens bepaalde voorwaarden is het gebruik van HCFK's
specifiek verboden voor een reeks met name genoemde toepassingen en in
het algemeen verboden voor alle andere toepassingen. Er geldt
weliswaar een afwijking voor het gebruik van HCFK's voor
brandbestrijding in bestaande brandbeveiligingssystemen, maar slechts
onder bepaalde voorwaarden en uitsluitend ter vervanging van halonen
die voor kritische toepassingen worden gebruikt.
Grote stookinstallaties
De richtlijn grote stookinstallaties(6)
beoogt luchtverontreiniging door grote stookinstallaties te
verminderen via de vaststelling van strikte grenswaarden voor de
uitstoot van zwaveldioxide en stikstofdioxide.
Juridische procedure
Overeenkomstig artikel 226 van het Verdrag doet de Commissie, wanneer
zij van oordeel is dat een lidstaat het EU-recht heeft overtreden, die
lidstaat een schriftelijke aanmaning toekomen. Zij verzoekt de
betrokken lidstaat haar binnen een bepaalde termijn - meestal twee
maanden - in kennis te stellen van zijn opmerkingen.
Nadat zij kennis heeft genomen van het antwoord, of wanneer een
antwoord achterwege blijft, kan de Commissie besluiten de lidstaat een
met redenen omkleed advies te doen toekomen. Daarin wordt duidelijk en
omstandig uiteengezet waarom de Commissie van mening is dat het
Gemeenschapsrecht werd overtreden, en wordt de lidstaat ertoe
aangespoord binnen een vastgestelde termijn - meestal twee maanden -
zijn verplichtingen na te leven. Indien de lidstaat het met redenen
omkleed advies niet naleeft, kan de Commissie besluiten de zaak
aanhangig te maken bij het Hof van Justitie.
Recente cijfers met betrekking tot inbreuken in het algemeen zijn
beschikbaar op de volgende website:
http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/droit_com/index_en.h
tm#infractions
(1)
Richtlijn 1999/13/EG van de Raad van 11 maart 1999 inzake de beperking
van de emissie van vluchtige organische stoffen ten gevolge van het
gebruik van organische oplosmiddelen bij bepaalde werkzaamheden en in
installaties.
(2)
Richtlijn 96/62/EG van 27 september 1996 inzake de beoordeling en het
beheer van de luchtkwaliteit.
(3)
Richtlijn 1999/30/EG van 22 april 1999 betreffende grenswaarden voor
zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en
lood in de lucht.
(4)
Richtlijn 92/72/EEG van de Raad van 21 september 1992 betreffende de
verontreiniging van de lucht door ozon.
(5)
Verordening (EG) nr. 2037/2000 betreffende de ozonlaag afbrekende
stoffen.
(6)
Richtlijn 88/609/EEG van de Raad inzake beperking van de emissies van
bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door grote
stookinstallaties. Deze richtlijn werd gewijzigd bij Richtlijn
94/66/EG van de Raad.