EIM
Persbericht
De eerste jaren van startende ondernemers
09-07-02
nummer: 2156
Ervaringen
Terugblikkend op de eerste jaren van het zelfstandige ondernemerschap,
is de meeste ondernemers het plezier in het werk meegevallen. Vier op
de tien ondernemers is dit aspect zelfs zeer meegevallen (zie figuur
1). Dit is het enige aspect dat zon grote groep ondernemers zeer is
meegevallen. Ook het inkomen uit het bedrijf is de meerderheid (zeer)
meegevallen, maar hier geven veel ondernemers aan dat dit mee- noch
tegengevallen is. Dat is nog meer het geval ten aanzien van de risicos
die men als ondernemer loopt en ten aanzien van de lichamelijke
inspanning. De psychische inspanning scoort nog negatiever: een op de
vier ondernemers is dit aspect (zeer) tegengevallen. Het meest
tegengevallen is echter de hoeveelheid vrije tijd: meer dan een derde
van de ondernemers is dit aspect (zeer) tegengevallen.
figuur 1 Mate waarin aspecten van het ondernemerschap zijn mee- of
tegengevallen, ruim drie jaar na de start
figuur 1 Mate waarin aspecten van het ondernemerschap zijn mee- of
tegengevallen, ruim drie jaar na de start
Bron: EIM-starterscohort 1998, onderzoek 2001.
Inzet van de ondernemer en van anderen
De hoeveelheid vrije tijd wordt dus het meest genoemd als aspect van
het zelfstandige ondernemerschap dat de ondernemers is tegengevallen.
Het blijkt dat de hoeveelheid vrije tijd van een groeiend aantal
ondernemers in de loop van de jaren is afgenomen, want de meeste
ondernemers zijn in de loop van de jaren meer tijd in het bedrijf gaan
steken. Met name het aandeel van de ondernemers die per week gemiddeld
30 t/m 40 uur in het bedrijf werken is toegenomen, namelijk van ruim
een kwart bij de start naar ruim een op de drie ruim drie jaar later
(zie figuur 2). Ook het aandeel van de ondernemers die 50 uur of meer
in het bedrijf werken nam toe. Het aandeel van de ondernemers die
minder dan 10 uur in het bedrijf werken is geslonken tot minder dan
een op de tien.
figuur 2 Aantal uren dat de ondernemer gemiddeld per week in het
bedrijf werkt, bij de start en na ruim drie jaar
figuur 2 Aantal uren dat de ondernemer gemiddeld per week in het bedrijf werkt, bij de start en na ruim drie jaar
Bron: EIM-starterscohort 1998, onderzoek 1998 en 2001.
Ruim drie jaar na de start zijn er meer ondernemers die anderen een deel van de werkzaamheden van het bedrijf laten uitvoeren. Met name zijn er meer ondernemers die medewerkers in dienst hebben. Bij de start had 8% van de ondernemers medewerkers in dienst en drie jaar later heeft 18% dat. In een op de drie gevallen gaat het om slechts één medewerker en in een op de vier gevallen betreft het twee medewerkers. Een op de vier ondernemers heeft drie of vier medewerkers in dienst. Er zijn dus maar weinig ondernemers die ruim drie jaar na de start al vijf of meer medewerkers in dienst hebben.
Zowel bij de start als na ruim drie jaar werkt in 22% van de bedrijven de levenspartner mee, maar niet als zakelijke partner. Daarnaast werkt bij de start bij 14% en na ruim drie jaar bij 17% van de bedrijven de levenspartner mee, en dan als zakelijke partner. Het aandeel van de bedrijven met een zakelijke partner die geen levenspartner is van de ondernemer bleef vrijwel gelijk, namelijk 7% bij de start en 9% ruim drie jaar later. Het aandeel van de bedrijven waar overige familie- of gezinsleden meewerken bleef ook vrijwel gelijk, namelijk18% resp. 16%.
Bij de start combineerde 26% van de ondernemers de werkzaamheden in
het bedrijf met werkzaamheden in loondienst. Na ruim drie jaar doet
nog maar 15% van de ondernemers dat. Andere nevenactiviteiten, zoals
het verrichten van andere betaalde werkzaamheden dan werk in
loondienst, het volgen van een opleiding of het leiden van een andere
onderneming, werden bij de start door slechts enkele procenten van de
ondernemers gedaan. Hierin is in de loop van de jaren nauwelijks iets
veranderd.
Knelpunten
Bij de start vormde de personeelsvoorziening voor slechts weinig
ondernemers een knelpunt. Ruim drie jaar na de start hebben niet
alleen meer ondernemers medewerkers in dienst, de
personeelsvoorziening wordt ook vaker genoemd als knelpunt. Zie in
figuur 3 de toename van de knelpunten tekort aan personeel en
aantrekken van gekwalificeerd personeel. Dat velen in de loop van de
jaren erin zijn geslaagd een plekje op de markt te verwerven, blijkt
uit het feit dat de concurrentie, de prijsstelling en het ontwikkelen
van afzetgebieden voor minder ondernemers een knelpunt vormen. Toch
ervaart nog steeds een op de drie ondernemers ten aanzien van deze
aspecten wel knelpunten. Knelpunten op het financiële vlak -
liquiditeitspositie en rendement van de onderneming - worden
daarentegen in de loop van de jaren steeds vaker ervaren. Ook de
houding van de bank of van andere financiers wordt vaker als een
knelpunt ervaren. Aan kop staat echter de tijdige betaling door
klanten, een knelpunt dat ook bij de start al vaak werd genoemd. De
verzorging van de financiële administratie vormt in de loop van de
jaren minder vaak een knelpunt, maar dit blijft toch voor relatief
veel ondernemers voor problemen zorgen.
figuur 3 Knelpunten bij de start en na ruim drie jaar
figuur 3 Knelpunten bij de start en na ruim drie jaar
Bron: EIM-starterscohort 1998, onderzoek 1998 en 2001.
Ten slotte zien we dat ook het vestigingspunt of de bedrijfsruimte
ruim drie jaar na de start vaker een knelpunt vormt dan bij de start
van het bedrijf.
Toekomstverwachting
Ondanks de knelpunten die de ondernemers ervaren, ziet een overgrote
meerderheid de toekomst van het bedrijf met vertrouwen tegemoet. Toch
is het aandeel dat optimistisch tegen de toekomst aankijkt ruim drie
jaar na de start lager dan enkele maanden na de start: ruim drie jaar
na de start ziet 72% van de ondernemers de toekomst van het bedrijf
met vertrouwen tegemoet, terwijl dat enkele maanden na de start gold
voor 83%. Het aandeel van de ondernemers die de toekomst van het
bedrijf als zeer succesvol zien, is op beide momenten 8%. De groep
ondernemers die de toekomst van het bedrijf als onzeker of zelfs als
problematisch kenschetst, is van 9% enkele maanden na start gegroeid
tot 20% na ruim drie jaar.
In overeenstemming met het toegenomen pessimisme over van de toekomst
van het bedrijf is dat ook minder ondernemers positief zijn over de
keuze voor het zelfstandige ondernemerschap. Enkele maanden na de
start zou 96%, als men weer voor de keuze zou staan, opnieuw voor het
zelfstandige ondernemerschap kiezen; 93% in dezelfde branche en 3%
mogelijk in een andere branche. Geen van de ondernemers wist toen al
dat men niet weer voor het zelfstandige ondernemerschap zou kiezen.
Drie jaar later zegt 2% dat men niet opnieuw voor het zelfstandige
ondernemerschap zou kiezen. Van de ondernemers weet 9% niet zeker of
men dat opnieuw zou doen; enkele maanden na de start gold dit voor
slechts 3%. Het aandeel van de ondernemers die opnieuw zouden kiezen
voor het zelfstandige ondernemerschap is na ruim drie jaar afgenomen
tot 89%; 81% zou voor dezelfde branche kiezen, maar 8% zou mogelijk
kiezen voor een andere branche.
Het lijkt erop dat de pessimistischer kijk op de toekomst niet te
maken heeft met de fase waarin het bedrijf van de startende
ondernemers is gekomen. De startende ondernemers volgen namelijk de
algemene tendens van de opvattingen in het Nederlandse bedrijfsleven.
De CBS-index van het producentenvertrouwen is in 1998 positief. In
2001 is er evenwel sprake van een dalende index en in de tweede helft
van 2001 is de CBS-index van het producentenvertrouwen negatief.
Inlichtingen kunt u verkrijgen bij: 079 341 36 34