ChristenUnie


28337 Wet internationale misdrijven Donderdag 4 Juli 2002 - 08:58

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel.

De voorliggende wet internationale misdrijven strekt tot materiele aanpassing van de Nederlandse wetgeving naar aanleiding van de totstandkoming van het internationaal strafhof.

Gelet op de bij andere gelegenheden reeds gevoerde gedachtewisseling over de feitelijk beschreven misdrijven, willen deze leden zich thans beperken tot een aantal punten, waar onder in het bijzonder de strafrechtelijke reikwijdte en de kwestie van de immuniteit.

Het kabinet heeft er voor gekozen een wetsvoorstel in te dienen dat wat de vorm betreft van de daarin vastgelegde strafbepalingen, meer aansluit bij de internationale instrumenten waarin de feiten als misdrijf zijn aangemerkt, dan bij de in het wetboek van strafrecht gehanteerde, veelal preciezere formuleringen. Als rechtvaardiging wordt er op gewezen dat het besef van wat internationale misdrijven zijn, als voldoende in het internationaal, gemeenschappelijk rechtsbewustzijn zijn verankerd.

De leden van de fractie van de ChristenUnie kunnen zich het een en ander bij deze redenering voorstellen, in die zin dat er gemeenschappelijke overeenstemming zal bestaan over de opvat-ting dat misdrijven als genocide, of misdrijven tegen de menselijkheid verwerpelijk zijn en dus niet behoren. Niemand kan daardoor verrast zijn. Anderzijds blijkt in de praktijk dat casusposities leiden tot een geleidelijk verdere invulling van de norm, en dan kunnen toch verrassingen optreden, waarbij de vraag rijst: hoe zeker was de wet? Bij wijze van voorbeeld wijzen deze leden er op dat al aanklachten zouden zijn ingediend bij het IHS inzake het ge-bruik van verarmd-uranium-munitie door de VS bij verschillende conflicten. In zekere zin veronderstelt een bepaling als artikel 5 min of meer theoretisch dat er een nette oorlog be-staat. Zeker als een oorlog wordt uitgevochten in een omgeving waarin veel burgers verke-ren, is er evenwel een aanhoudende spanning tussen enerzijds doen wat noodzakelijk is, en anderzijds het waken voor overschrijding van de internationale norm.

Universele rechtsmacht / immunititeit
De leden van de fractie van de ChristenUnie begrijpen dat het kabinet de rechtsmacht die uit dit wetsvoorstel voortvloeit, wil beperken tot de situatie dat de verdachte zich in Nederland bevindt. In beginsel kan met name het tweede lid van artikel 2 op dit beginsel evenwel een belangrijke uitzondering vormen. Dat kan er toe leiden dat hoewel dat op zichzelf natuurlijk niet gewenst is toch rechtszaken zullen gaan plaatsvinden bij absentie van de verdachte. Dat leidt al gauw tot onbevredigende uitkomsten, omdat een feitelijke ondergraving van de norm mogelijk het gevolg zal kunnen zijn, dan wel problemen zich zullen gaan voordoen van dezelfde praktische of diplomatieke aard als de vestiging van extraterritoriale rechtsmacht als zodanig. Zij vragen de minister hierop een nadere toelichting te geven.

Met betrekking tot de immunititeit van zittende staatshoofden stelt de regering zich op het standpunt dat een staatshoofd in functie ook voor internationale misdrijven immuun is. Eerder stelt de regering dat dit ook geldt voor gewezen staatshoofden in verband met handelingen die zij in het verleden hebben begaan uit hoofde van hun functie. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen hoe dit standpunt zich verhoudt met de stelling op blz. 21 dat strafrech-telijke aansprakelijkheid toch aan de orde kan zijn vanaf het moment dat de betrokkene niet meer in functie is. Op welke gronden zou vervolging dan mogelijk zijn. Tevens vragen deze leden waarom de opvatting van de regering dat oud-staatshoofden en dergelijk immuniteit ge-nieten voor vervolging van misdrijven op grond van dit wetsvoorstel die zij als zodanig tij-dens de periode dat zij hun functie bekleedden hebben begaan, niet in artikel 16 is opgenomen.


---