ChristenUnie
Debat over Europese Top Sevilla Dinsdag 25 Juni 2002 - 10:57
Door: André Rouvoet
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Voorzitter. Als ik de conclusies van
de Top van Sevilla leg naast de inbreng die ik afgelopen donderdag
namens de fractie van de Christen-Unie heb geleverd, kan ik niet echt
ontevreden zijn. Je zou bijna denken dat de minister-president onze
inbreng deze keer zeer ter harte heeft genomen en kennelijk met zoveel
overtui-gingskracht in de discussie heeft ingebracht dat hij op een
aantal punten tot gezamenlijke Europese conclusies is verheven. Dat is
voor mij als relatief nieuwe woordvoerder op het gebied van Europa een
mooie opsteker.
Mevrouw Karimi (GroenLinks): De vraag is of het dankzij of ondanks de
inbreng van de Nederlandse regering is geweest.
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Ik had er niet op gerekend dat ik nu
al een interrup-tie zou krijgen. De conclusies over de inzet van het
instrument van ontwikkelingssamenwer-king bij onwillige herkomstlanden
van illegale immigratie sluiten mooi aan op mijn benade-ring dat het
korten van hulp weleens kan leiden tot vergroting van het probleem. Ik
ben niet echt rouwig over het afserveren van de stevige voorstellen
van Spanje en Engeland.
De term Europese grenspolitie is vorige week al uit het Nederlandse
debat gehaald. Ook hierover stel ik met tevredenheid vast dat onze
afwijzing via de Nederlandse delegatie in Sevilla gehoor heeft
gevonden. In ernst, in veel van de conclusies kan mijn fractie zich
goed vinden. Ik beschouw het merendeel van de overige conclusies over
asiel en migratie als een herbevestiging van de afspraken die in
Tampere waren gemaakt. Dat was misschien nodig. Ik vraag mij wel af of
in voldoende mate is voorzien in nieuwe, verplichtende data en
tijds-trajecten. Kan de minister-president hier nader op ingaan?
De koppeling tussen definitieve besluitvorming over uitbreiding en
hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid is een belangrijke
kwestie voor de fractie van de ChristenUnie, waarover vorige week
donderdag een verschil in benadering was met de rege-ring. Deze lijkt
mij nog altijd te veel op een conditionele koppeling. Voor alle
duidelijkheid herhaal ik mijn opvatting dat voor kandidaat-lidstaten
die zich definitief voor toetreding kwalificeren, geen nieuwe
obstakels mogen worden opgeworpen en dat er geen uitstel van of
vertraging in het toetredingstraject mag optreden. Geen misverstand,
het gaat hier om een individuele toets aan de Kopenhagencriteria. Het
is geen automatisme en geen gelopen race, zoals de minister van
Buitenlandse Zaken anderhalve week geleden zei. In december vindt in
Kopenhagen de Kopenhagentoets plaats. De stand van de hervorming van
het landbouwbeleid maakt geen onderdeel uit van de Kopenhagencriteria,
al is het van het grootste belang dat hierover tijdens de top in
december spijkers met koppen worden geslagen. Is dat ook de benadering
van de regering? Ik zou het zeer op prijs stellen, als de
minister-president deze keer onomwonden antwoord geeft op deze vraag.
Bij de bespreking van het Verdrag van Amsterdam in 1997 heb ik in deze
zaal gewe-zen op het boek Een grenzeloze illusie? van Tony Judt, die
zichzelf een Europeaan uit overtuiging noemt. Hij is in dat boek
somber over de uitbreiding naar het oosten, omdat het welbegrepen
eigenbelang van de lidstaten zich daartegen verzet. Zijn stelling is
dat het on-waarschijnlijk is dat de Europese Unie zich zal openstellen
voor nieuwe, armere leden, op voorwaarden die ook maar in de verte
lijken op degene die tot nu toe zijn gesteld. Deze stelling kreeg
dezer dagen een actuele echo in de verwijzing van de Tsjechische
premier naar Animal Farm van Orwell, waar de heer Timmermans in ander
verband ook naar verwees.
De conclusie van Judt is dat Oost-Europeaan zijn ook betekent eeuwig
teleurgesteld worden door het westen. Aan de Europese Unie, wat
Nederland betreft aan het nieuwe kabinet en in het bijzonder aan de
nieuwe minister-president, met het oog op de top in december, de
schone opdracht om te bewijzen dat dit te somber was gezien. Ik had de
indruk dat de uitbrei-ding überhaupt geen dominant thema was in
Sevilla. Je kunt hier en daar horen dat het draag-vlak voor en
misschien zelfs de wil tot uitbreiding in veel lidstaten terug lijken
te lopen. Was dat geen reden voor regeringsleiders en staatshoofden om
een signaal te geven over het belang van dit proces?
Ik heb op dit moment eerlijk gezegd geen behoefte aan toespelingen op
en vergezich-ten over de vorming van een Palestijnse staat. Dat lijkt
mij in de huidige omstandigheden niet op zn plaats en ook tamelijk
betekenisloos. Ik leg het accent graag op de noodzaak van vei-lige en
erkende grenzen. Het had wat mij betreft niet misstaan als de EU-top
net zo expliciet was geweest als president Bush in zijn verklaring
over de noodzaak tot vervanging van het Palestijnse leiderschap. Ik
vraag de minister-president of dit wel bedoeld is met de verklaring
over de hervorming van de Palestijnse Autoriteit.
De heer Timmermans (PvdA): Wijst u de Palestijnse staat af? Dan
bevindt u zich internationaal gezien in klein gezelschap.
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Ik ben het op zichzelf gewend om een
minderheids-positie in te nemen, ook in deze zaal. De afgelopen jaren
hebt u daar ook een stevige bijdrage aan geleverd. U hebt mij horen
zeggen dat ik op dit moment geen behoefte heb aan opmer-kingen over de
vorming van een Palestijnse staat. Mijn fractie is daar altijd
buitengewoon terughoudend over geweest. Wij leggen het accent op het
belang van veilige en erkende grenzen. De praktijk geeft mij tot nu
toe geen aanleiding om te denken dat de voorgestelde vorming van een
Palestijnse staat in de huidige gebieden van de Palestijnse Autoriteit
daar garanties toe zou bieden. Je hoeft alleen maar de dagelijkse
berichtgeving te volgen om te weten dat dit een illusie is.
Wel hebben wij altijd als uitgangspunt in ons verkiezingsprogramma
opgenomen dat recht gedaan moet worden aan de nationale aspiraties van
de Palestijnen. Ik heb in de huidige omstandigheden geen enkele
behoefte aan makkelijke verklaringen over de vorming van twee staten,
voorlopige en tijdelijke grenzen.
De heer Timmermans (PvdA): De positie van de ChristenUnie sloot tot nu
toe altijd naadloos aan bij die van de Amerikaanse regering. Ik stel
vast dat de standpunten nu uiteen beginnen te lopen.
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Wij hebben onze eigen
verantwoordelijkheid. Ik draai het om: ik vind het niet zo heel erg
als president Bush het een keer niet met ons eens is.
Mevrouw Karimi (GroenLinks): Verwijt u het de Europese Unie dat niet
is uitgespro-ken dat Arafat weg moet?
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Ik begrijp niet zo goed waarom de
behoefte bestaat om mijn woorden op een steviger manier te verwoorden
vanachter de interruptiemicrofoons. Ik heb gezegd dat het naar mijn
mening niet had misstaan als ook wij daar expliciet over waren
geweest. Mijn mening is dat met het huidige Palestijnse leiderschap de
zo broodnodige vrede in het Midden-Oosten niet dichterbij zal komen.
Ik vond de rede van president Bush steviger wat betreft de toekomst
van het huidige Palestijnse leiderschap.
In de conclusies van Sevilla wordt alleen gewezen op de noodzaak van
hervorming van de Palestijnse staat. Mijn vraag aan de
minister-president is of hij ongeveer hetzelfde bedoelde. Dan hoor ik
dat graag.
Mevrouw Karimi (GroenLinks): Ik ben geïnteresseerd in de continuïteit
van de inbreng van de ChristenUnie. Uw voorganger, de heer Van
Middelkoop, heeft stevige kritiek geuit op het leiderschap van Sharon.
Hij zei heel duidelijk dat Sharon bloed aan zijn handen heeft. Deelt u
die kritiek nog steeds?
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Ik ben een vriend van Israël en een
vriend betoont zijn ware vriendschap door kritisch te zijn op de
momenten dat het moet. Dat hebben wij nooit onder stoelen of banken
gestoken. De conclusies van Sevilla gaan over hervorming van de
Palestijnse Autoriteit. Mijn vraag is om dat explicieter te maken. Ik
heb de richting aange-geven waarin onze fractie dacht en denkt. Daar
hoeft u het niet mee eens te zijn, maar dat is wel onze opvatting.
Ik rond af met een enkel woord gericht aan de minister-president. Ik
sluit aan bij de waardering die door andere sprekers is uitgesproken.
De heer Timmermans sprak van de rode lijn in het Europese optreden van
de minister-president. Ik neem aan dat hij dat niet bedoelde als
partijpolitieke vooringenomenheid. In mijn waarneming is
minister-president Kok altijd opgetreden als de minister-president van
Nederland.
Dat betekent niet dat wij het altijd met hem eens waren, maar wij
hebben dat ook steeds duidelijk kunnen laten blijken. Er was altijd
een zindelijk debat mogelijk, vooraf en achteraf. Dit is niet het
moment om de minister-president uit te zwaaien. Hij heeft daar zelf
geen behoefte aan en het lijkt mij ook onjuist. Gelet echter op het
bijzondere aspect van het ambt van minister-president waar het gaat om
het Europese optreden, leek het mij goed om op dit moment deze woorden
uit te spreken.
---