ChristenUnie
28339 waterleidingwet Woensdag 3 Juli 2002 - 09:46
De leden van de ChristenUnie-fractie verwelkomen het voorstel tot
wijziging van de Waterleidingwet, dat ertoe strekt de bestaande
eigendomssituatie in de drinkwatersector ook voor de toekomst vast te
leggen. Zij constateren dat het kabinet hiermee handelt conform de
wens van de Tweede Kamer zoals tot uitdrukking gebracht in de motie
Feenstra c.s. (26700, nr. 8). De leden van de ChristenUnie-fractie
herkennen zich in het gekozen uitgangspunt zoals verwoord in de
memorie van toelichting, namelijk dat de zorg voor voldoende
drinkwater van de vereiste kwaliteit een kerntaak van de overheid is,
en dat het publieke eigendom van de drinkwatervoorziening daartoe een
vereiste is.
Fasering
Deze leden hebben twee vragen over de fasering van de herziening van
de waterleidingwet, waarin deze eigendomskwestie naar voren wordt
gehaald. Op pagina 4 van de memorie van toelichting wordt betoogd dat
niet alleen de wens van de Tweede Kamer aanleiding is voor deze stap,
maar ook bewegingen in de sector die op gespannen voet kunnen staan
met het kabinetsbeleid en de wens van de Tweede Kamer. Kan de minister
specifieker zijn over de bedoelde bewegingen, en waarom deze hem
dwingen de eigendomskwestie vooruitlopend op de algehele herziening
van de Waterleidingwet vast te leggen. Kan hij daarbij ook ingaan op
de omstandigheid dat eventuele ongewenste ontwikkelingen op basis van
de mededeling in de Staatscourant van 2000, nr. 166, blz. 7 ongedaan
kunnen worden gemaakt?
Ten tweede vragen de leden van de ChristenUnie-fractie zich af wat de
status is van de in de memorie van toelichting gemaakte opmerkingen
over de introductie van een nieuw systeem van tarieftoezicht, in het
bijzonder maatstafconcurrentie. Aangezien het wetsvoorstel geen
artikelen bevat die hieraan gerelateerd zijn, en de systematiek van
tarieftoezicht nog niet is uitgewerkt, lijkt het deze leden
onwenselijk om de besluitvorming over tarieftoezicht bij dit
wetsvoorstel te betrekken. Zij dringen er daarom op aan om óf de
discussie over het tarieftoezicht geheel los te koppelen van de
behandeling van deze wetswijziging, óf een geheel uitgewerkt voorstel
voor het tarieftoezicht te presenteren. Zij vragen de minister om in
het eerste geval expliciet duidelijk te maken dat met de aanvaarding
van dit wetsvoorstel nog geen voornemen wordt vastgelegd om te komen
tot een systeem van maatstafconcurrentie.
Marktordening
De leden van de ChristenUnie-fractie steunen in grote lijnen de
argumentatie die de minister geeft ten aanzien van de gekozen
modaliteit van marktordening van een natuurlijk monopolie en
nutssector als de drinkwatersector. Zij hebben waardering voor de meer
zorgvuldige wijze waarop de afwegingen worden toegelicht conform het
kader uit de nota Publieke belangen en Marktordening. Zij vragen zich
af of de keuzes die zijn gemaakt bij liberalisering en priva-tisering
van andere nutssectoren (telecommunicatie, energievoorziening) niet
anders zouden zijn uitgevallen wanneer volgens dit afwegingskader zou
zijn gewerkt. Kan de minister op deze suggestie reageren? Overigens
zijn deze leden van mening dat een benadering die uitsluitend is
gericht op af- of toenemende concurrentie niet altijd de juiste
invalshoek hoeft te zijn. Het vaststellen van een rechtvaardige prijs
kan ook via andere mechanismen.
Bij de drinkwatervoorziening wordt concurrentie tussen infrastructuren
geen optie genoemd in verband met de leidinggebonden infrastructuur en
de locatiegebonden beschikbaarheid van bronnen. De memorie van
toelichting stelt vervolgens dat concurrentie óp de infrastructuur
eveneens geen optie is vanwege technische bezwaren, kwaliteitsborging
en juridische aansprakelijkheid. Kan de minister nader aanduiden
waarop hij doelt met deze drie problemen?
Maatstafconcurrentie
De leden van de ChristenUnie-fractie dringen bij uitblijven van een
volledig uitgewerkt voor-stel voor tarieftoezicht aan op ontkoppeling
van besluitvorming over het systeem van maat-stafconcurrentie en het
regelen van de eigendomskwestie. Los daarvan vragen zij waaruit blijkt
dat het systeem van maatstafvergelijking niet adequaat functioneert,
terwijl bij de be-handeling van de Hoofdlijnennotitie (25869, nr.1) is
geconstateerd dat dit systeem goed func-tioneert om
efficiencyverbeteringen tot stand te brengen. Zij vragen of daartoe
een evaluatie heeft plaatsgevonden, alsmede een analyse van het
mogelijk beter functioneren van een sys-teem van maatstafconcurrentie.
Indien dit niet het geval is, vragen zij om een nadere analyse en
evaluatie van het systeem van tarieftoezicht. De leden van de
ChristenUnie-fractie vragen de minister hierbij tevens om in te gaan
op het rapport Marktwerking in de watersector uit 1997, waarin sprake
zou zijn van een efficiencywinst van 140 tot 340 miljoen euro per jaar
bij de drinkwatersector.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen voorts in hoeverre er
sprake is van grote regio-nale en lokale verschillen in
drinkwatertarieven, die centraal toezicht vanuit de rijksoverheid
noodzakelijk maken. Kan de minister hier een overzicht van
verstrekken, zo vragen deze leden.
Voorts vragen de leden van de ChristenUnie met welke aspecten bij een
systeem van maatstafconcurrentie rekening wordt gehouden en in
hoeverre deze afwijken van die van een systeem van
maatstafvergelijking. De leden van de ChristenUnie-fractie willen
specifiek weten of bij maatstafconcurrentie ook rekening wordt
gehouden met niet-financiële aspecten zoals kwaliteit,
leveringszekerheid, klantenattitude en natuur en milieu.
Tevens vragen deze leden of bij een systeem van maatstafconcurrentie
het onderlinge leer-proces dat bij maatstafvergelijking een rol speelt
tussen drinkwaterbedrijven niet wordt gefrustreerd.
Opzet wetsvoorstel
Het wetsvoorstel voorziet in een verbod op productie en levering van
drinkwater met uitzon-dering van de in de wet genoemde categorieën. De
leden van de ChristenUnie-fractie kunnen zich vinden in deze opzet,
maar hebben nog een paar vragen. Volgens artikel 3j mag een eige-naar
van een collectief leidingnet wel drinkwater leveren maar niet zelf
produceren. Kent de minister gevallen waarin dit toch het geval is, en
welke aanleiding ziet hij om dit voortaan onmogelijk te maken? Op
welke bezwaren stuit het produceren van drinkwater door eigenaars van
een collectief leidingnet?
De leden van de ChristenUnie-fractie ondersteunen het expliciet
opnemen van de zorgplicht van de overheid voor de openbare
drinkwatervoorziening in onderdeel B. Zij vragen zich ech-ter af
waarom voor de toevoeging openbare is gekozen, en of de reikwijdte van
de zorg-plicht hierdoor wordt ingeperkt.
In het verlengde hiervan vragen deze leden of het wenselijk is om in
het wetsvoorstel een aansluit- en leveringsplicht vast te leggen,
alsmede de condities waaronder aansluiting en levering kan worden
geweigerd?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering zijn
opvatting dat het in overheidshanden houden van de
drinkwatervoorziening in overeenstemming is met het Europese recht ook
aan de de Commissie ter beoordeling heeft voorgelegd. Zij doelen met
name op de kwalificatie van waterleidingbedrijven als ondernemingen in
de zin van artikel 86 EG en het beperkt van toepassing zijn van de
mededingingsregels in verband met het uitoefenen van hun wettelijke
taak (p.7 en 8 van de memorie van toelichting).
Artikelsgewijs
Artikel 3k
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of dit artikel dat de
overdracht van leveringsbe-voegdheid in een distributiegebied mogelijk
maakt niet exclusief moet worden geformuleerd, zodat deze mogelijkheid
uitsluitend de bedoelde categorie betreft.
Artikel 3l
De memorie van toelichting vermeldt op p.10 dat de aan de in artikel
3l genoemde handelin-gen voorafgaande besluiten en rechtshandelingen
niet onder de meldingsplicht vallen. In plaats daarvan wordt ervan
uitgegaan dat eigenaren van waterleidingbedrijven relevante
rechtshandeling zullen melden. Waarop is deze vooronderstelling
gebaseerd, en zou deze ver-wachting niet moeten worden geëxpliciteerd
via een verplichting, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.
Artikel 3o
De memorie van toelichting rept over de nadelen van een bepaling van
nietigheid van de gevolgen van overdracht van zeggenschap die strijdig
is met de wet. Wil de minister ingaan op mogelijke nadelen van de
keuze voor een aanwijzing als sanctie, bijvoorbeeld dat er tijd
verstrijkt tussen de onwettige overdracht en de aanwijzing?
---