Sociaal en Cultureel Planbureau
Sociaal en Cultureel Planbureau
tel: 070-3407000, fax: 070-3407044
postbus 16164, 2500 BD, Den Haag
Gemeentelijk Ramingsmodel Kinderopvang
Het SCP heeft samen met Deloitte & Touche en op verzoek van het
Netwerkbureau uitbreiding kinderopvang een programma ontwikkeld voor
de berekening van de optimale omvang van de kinderopvang per gemeente.
Het programma rekent op basis van de gegeven gemeentelijke invoer uit
wat de maximaal benodigde kinderopvang per 100 kinderen in de
relevante leeftijdsgroep is, wanneer uitgegaan wordt van de 'best
bestaande praktijk' in 2002.
Er zijn drie modellen waaruit u kunt kiezen:
* Kinderopvang voor 0-3 jarigen, model 1 (voor grotere gemeenten *)
* Kinderopvang voor 0-3 jarigen, model 2 (voor alle gemeenten)
* Kinderopvang voor 4-11 jarigen, model 3 (voor alle gemeenten)
Daaronder staat enige toelichting op de modellen en de kenmerken.
Meer informatie over gemeentelijke kenmerken is te vinden op Statline
van het CBS;
Kies: Thema's, Nederland regionaal, Statistisch bestand gemeenten.
*) gemeenten met meer dan 10.000 inwoners
---
Kinderopvang voor 0-3 jarigen, model 1
(voor grotere gemeenten > 10.000)
gemeentekenmerk Waarde
percentage gezinnen met kinderen ______ % in 1999
bevolkingsdichtheid (inwoners per km2) ______ per km2 in 2001
gemiddeld gestandaardiseerd huishoudensinkomen __________ EUR in 1999
percentage huishoudens met een laag inkomen: __________ % in 1999
percentage voltijd werkende vrouwen 15-64 jaar ______ % in 1999
percentage tweeverdieners 15-64 jaar (personen) ______ % in 1999
bestaande kinderopvang per 100 kinderen ______ NIET VERPLICHT
bereken optimale kinderopvang
---
Kinderopvang voor 0-3 jarigen, model 2
(voor alle gemeenten)
gemeentekenmerk Waarde
percentage gezinnen met kinderen ______ % in 1999
bevolkingsdichtheid (inwoners per km2) ______ per km2 in 2001
gemiddeld gestandaardiseerd huishoudensinkomen __________ EUR in 1999
percentage huishoudens met een laag inkomen: __________ % in 1999
percentage tweeverdieners 15-64 jaar (personen) ______ % in 1999
bestaande kinderopvang per 100 kinderen ______ NIET VERPLICHT
bereken optimale kinderopvang
---
Kinderopvang voor 4-11 jarigen, model 3
(voor alle gemeenten)
gemeentekenmerk Waarde
percentage gezinnen met kinderen ______ % in 1999
percentage hoog opgeleide 15-64 jarigen ______ % in 1998
bevolkingsdichtheid (inwoners per km2) ______ per km2 in 2001
percentage tweeverdieners 15-64 jaar (personen) ______ % in 1999
bestaande kinderopvang per 100 kinderen ______ NIET VERPLICHT
bereken optimale kinderopvang
NB: De uitkomsten van dit model voor 4-11 jarigen moeten met enige
voorzichtigheid worden gehanteerd omdat de gemeentelijke variatie
nogal groot is.
---
Toelichting model kinderopvang
Het SCP model
In het SCP rapport Gemeentelijk ramingsmodel kinderopvang is op basis
van een optimalisatie model berekend hoeveel kinderopvang in
dagverblijven een gemeente moet realiseren, wil het de 'beste
praktijk' benaderen. Deze 'beste praktijk' is afhankelijk van
kenmerken van de gemeente, die relevant zijn voor de vraag naar
kinderopvang. De verschillende gemeenten die gezien hun kenmerken de
'beste praktijk' vertegenwoordigen worden 'frontier' gemeenten
genoemd.
Het is voor gemeenten echter belangrijk om ook zelf enige berekeningen
te kunnen uitvoeren. Dat geldt zeker voor gemeenten, waarvoor in het
genoemde rapport geen adequate gegevens beschikbaar waren over de
bestaande capaciteit aan kinderopvang. Maar ook gemeenten die op basis
van andere informatie of op basis van verwachte toekomstige
ontwikkelingen de benodigde kinderopvang willen uitrekenen kunnen dit
- met de nodige armslagen - doen op basis van het door het SCP
ontwikkelde model. Daarbij zijn drie varianten ontwikkeld, 2
modelvarianten voor de 0-3 jarigen en 1 modelvariant voor de 4-12
jarigen.
Bij de 0-3 jarigen worden 2 modellen gehanteeerd. Het verschil tussen
model 1 en model 2 is gelegen in het feit dat bij model 1 ook rekening
is gehouden met het percentage voltijd werkende vrouwen. Dit kenmerk
ontbrak bij gemeenten met minder dan 10.000 inwoners. Daarom was een
extra model nodig (model 2), dat voor alle gemeenten geldig is maar
wel minder verklaringskracht heeft.
Door het ontbreken van een groot aantal gemeenten in de analyse, kan
het echter gebeuren dat een niet in de analyse opgenomen gemeente op
basis van de combinatie van kenmerken zo 'uniek' is, dat geen
vergelijkbare gemeente op de 'frontier' kan worden gevonden. In een
dergelijke situatie wordt aangenomen dat zo'n gemeente bij verstek op
de 'frontier' ligt. Dit is echter niet noodzakelijk omdat er een
andere niet in de analyse betrokken gemeente is die deze positie
toekomt. Aanbevolen wordt om de waarde van de determinanten voor het
aangegeven jaar in te vullen, omdat anders de vergelijkbaarheid met
andere gemeenten minder wordt.
---
Toelichting formulier kinderopvang
Gezinnen met kinderen.
Dit betreft echtparen met kinderen,samenwoners met gemeenschappelijke
kinderen en éénoudergezinnen. Thuiswonende kinderen van 18 jaar en
ouder worden ook tot het (ouderlijk) huishouden gerekend, mits ze zelf
niet gehuwd zijn (geweest) en zelf geen inwonende kinderen hebben. Dit
aantal huishoudens wordt gerelateerd aan het totaal aantal huishoudens
in Nederland.
Bevolkingsdichtheid.
Aantal inwoners per km2 land
Voltijd werkende vrouwen.
Dit betreft vrouwen behorend tot de werkzame beroepsbevolking met een
arbeidsduur van 35 uur of meer per week. Dit aantal wordt gerelateerd
aan de potentiele beroepsbevolking, zijnde alle personen van 15 t/m 64
jaar.
Hoger opgeleide personen.
Dit betreft het aantal personen van 15 t/m 64 jaar met hoger
beroepsonderwijs (hbo) of universitair onderwijs (wo) als hoogste
onderwijsniveau. Dit aantal wordt gerelateerd aan de totale bevolking
van 15-64 jaar.
Tweeverdieners.
Dit betreft partners (personen) in huishouden waarin een (echt)paar
voorkomt en waarin beide partners persoonlijk inkomen hebben.
Huishoudens met een hoofdkostwinner van 65 jaar of ouder zijn buiten
beschouwing gelaten. Dit aantal wordt gerelateerd aan de totale
bevolking van 15-64 jaar.
Gemiddeld gestandaardiseerd besteedbaar inkomen per huishouden.
Het gestandaardiseerd inkomen is het huishoudeninkomen gedeeld door
een equivalentiefactor. Deze factor corrigeert voor verschillen in
grootte en samenstelling van het huishouden en geeft aan welk inkomen
een huishouden nodig heeft om een gelijk welvaartsniveau te bereiken
als dat van alleenstaanden. Voorbeeld: voor een echtpaar met een kind
jonger dan zes jaar is de equivalentiefactor 1,6. Dit betekent dat dit
huishouden een inkomen van 7 260 euro nodig heeft om eenzelfde
welvaartsniveau te hebben dan een eenpersoonshuishouden met een
inkomen van 4 538 euro. De equivalentiefactor is bij benadering gelijk
aan de wortel uit (V+0,7K), waarbij V het aantal volwassenen en K het
aantal kinderen is.
Huishouden met een laag inkomen.
Een inkomen is laag wanneer het omgerekend naar een inkomen van een
alleenstaande, een lagere koopkracht vertegenwoordigt dan een bedrag
van 7 260 euro in prijzen van 1990. Om te bepalen of een huishouden
een laag inkomen heeft, wordt het inkomen van een huishouden
gecorrigeerd voor verschillen in huishoudenssamenstelling. Deze
correctie vindt plaats met behulp van equivalentiefactoren. In de
equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het
gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Met
behulp van de equivalentiefactoren worden alle inkomens herleid tot
het inkomen van een eenpersoonshuishouden. Op deze wijze zijn de
welvaartsniveaus van huishoudens onderling vergelijkbaar gemaakt.
Vervolgens wordt dit gestandaardiseerde inkomen (met het
prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie) herleid naar het prijspeil
in 1990. Het resulterende gestandaardiseerde en gedefleerde inkomen is
laag wanneer het minder is dan 7 260 euro.
Laatst gewijzigd: - opmerkingen en reacties gaarne naar de
webmaster@scp.nl