Rijksuniversiteit Groningen
20 jun 2002
Nummer 93 20 juni 2002
Geen verschil tussen major en minor depressie
Hoog medicijngebruik bij ouderen kan aanwijzing zijn voor depressie
Toename minor depressies
Zelfde risicofactoren
Depressiviteit als bijwerking
Verslavend
Vragenlijst
Curriculum vitae
Noot voor de pers
Depressieve klachten komen vrij veel voor bij ouderen, maar worden
lang niet altijd door artsen herkend, zo stelt promovendus Marjan
van den Berg. Een belangrijke oorzaak daarvan is dat patiënten
meestal alleen hun fysieke klachten aan de arts melden. Volgens
haar moet een hoog medicijngebruik, met name van slaap- en
angstmiddelen, bij huisartsen een bel laten rinkelen. Een
eenvoudige vragenlijst kan helpen om mogelijke depressieve klachten
boven tafel te krijgen. Van den Berg promoveert op 3 juli 2002 aan
de Rijksuniversiteit Groningen.
Totnogtoe krijgen patiënten met een werkelijke depressieve stoornis
veel meer aandacht dan diegenen met 'slechts' depressieve klachten.
Dit onderscheid tussen major en minor depressie is onterecht. Van
den Berg ontdekte dat het bij depressieve klachten om dezelfde
soort stoornis gaat maar dan in mildere mate.
Toename minor depressies
Is een minor depressie een vorm van stress en een major depressie
een werkelijke stoornis, of is er geen verschil? Binnen de
psychiatrie heerst hierover discussie. Van den Berg: "Uit mijn
onderzoek blijkt dit laatste, maar voor de praktijk is het
onderscheid sowieso onterecht; beide groepen mensen ervaren
evenveel beperkingen in hun (sociale) leven. Evenveel aandacht is
dan ook nodig. Vooral bij ouderen komen depressieve klachten voor;
veel meer dan echte depressieve stoornissen. Minor depressies
zullen daarom als gevolg van de vergrijzing en (wellicht) een
snellere signalering alleen maar toenemen."
Zelfde risicofactoren
De promovendus ontdekte bij haar onderzoek onder een grote groep
55-plussers dat de risicofactoren voor major en minor depressie
dezelfde zijn. "Iemand heeft op beide vormen een verhoogde kans
wanneer depressie meer in de familie voorkomt," stelt zij vast.
"Daarnaast is bepalend of iemand eerder een depressie heeft gehad
en kunnen bepaalde persoonlijkheidskenmerken -zoals neuroticisme-
depressieve klachten veroorzaken. Verder blijkt zowel voor major
als voor minor depressie te gelden dat vrouwen er gevoeliger voor
zijn dan mannen. Een stressvolle gebeurtenis, zoals een sterfgeval
in de directe omgeving, zal bij de ene patiënt 'slechts' tot
depressieve klachten leiden, terwijl de ander een major depressie
kan ontwikkelen."
Depressiviteit als bijwerking
Een hoog en langdurig medicijngebruik kan voor de huisarts een
belangrijke aanwijzing zijn voor onuitgesproken depressieve
klachten. In Van den Bergs onderzoeksgroep bleken de ouderen met
onontdekte depressieve klachten veel meer medicijnen te gebruiken
dan degenen die daar niet aan leden. Sommigen gebruikten maar
liefst elf verschillende soorten, waaronder vooral pijnstillers,
slaapmiddelen en middelen tegen angst. Daarnaast blijkt een aantal
van de veelgebruikte medicijnen, bijvoorbeeld tegen hoge bloeddruk,
depressiviteit als bijwerking te hebben.
Verslavend
Vooral langdurig gebruik van slaap- en angstmiddelen moet voor de
huisarts een signaal zijn dat er meer aan de hand is dan alleen
fysieke klachten. Deze middelen worden bijvoorbeeld voorgeschreven
bij pijn en voor kort gebruik na een stressvolle gebeurtenis, maar
het is bekend dat ze op de lange termijn niet meer helpen en alleen
maar verslavend werken. Van den Berg: "Als de huisarts dergelijk
medicijngebruik signaleert, zou hij aandacht moeten schenken aan de
mogelijkheid van depressieve klachten."
Vragenlijst
"Het is niet vreemd dat huisartsen de klachten niet zo snel
herkennen," zegt de onderzoekster. "Mensen brengen psychische
klachten nu eenmaal minder makkelijk ter sprake dan fysieke
ongemakken. Maar wanneer de huisarts vermoedt dat er depressiviteit
aan de klachten ten grondslag ligt, bijvoorbeeld door een
gesignaleerd hoog medicijngebruik, dan kan de zogeheten Geriatric
Depression Scale een belangrijk hulpmiddel zijn. Deze vragenlijst
met vijftien ja/nee vragen blijkt nauwkeuriger, minder tijdrovend
en eenvoudiger dan een diagnostisch gesprek. Wanneer een patiënt op
meer dan zes vragen antwoorden geeft die op depressie duiden, dan
is het aanbevolen om eens door te verwijzen naar bijvoorbeeld een
geriater."
Curriculum vitae
Marjan van den Berg (New York, VS, 1966) studeerde geneeskunde in
Groningen. Ze verrichtte haar promotieonderzoek bij de afdeling
sociale psychiatrie van de RUG en binnen de onderzoekschool BCN
(Behavioural and Cognitive Neurosciences). Van den Berg promoveert
tot doctor in de medische wetenschappen bij prof.dr. J. Ormel. De
titel van het proefschrift luidt: Depression in the elderly, a
study from the perspective of diagnostic classification, etiology,
biological correlates and remission. Na haar promotie gaat Van den
Berg werken als onderzoeksarts bij EUROCAT, een instelling
verbonden aan de RUG, waar aangeboren afwijkingen worden
geregistreerd.
Noot voor de pers