Ministerie van Buitenlandse Zaken


---

Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal Binnenhof4 Den Haag Directie Sub-Sahara Afrika Afdeling Midden- en Oost-Afrika Bezuidenhoutseweg 67 Postbus 20061 2500 EB Den Haag

Datum 2 juli 2002 Behandeld Katja Lasseur

Kenmerk DAF- 465 Telefoon 070 3485777

Blad /1 Fax 070 3486607

Bijlage(n) E-Mail katja.lasseur@minbuza.nl

Betreft Beantwoording vragen van het lid Karimi over gewelddadigheden Kisangani
Zeer geachte Voorzitter,

Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Karimi over gewelddadigheden Kisangani. Deze vragen werden ingezonden op 12 juni 2002 met kenmerk 2010211350.

De Minister van Buitenlandse Zaken

Antwoord van de heer van Aartsen, Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens mevrouw Herfkens, Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van het lid Karimi.

Vraag 1

Wat is volgens de Nederlandse regering de toedracht van de gewelddadigheden in Kisangani? (1) Hoe geloofwaardig vindt u de lezing dat er sprake was van een muiterij? Denkt u dat er sprake is van een provocatie van de zijde van Rwanda dan wel van de Congolese Rally for Democracy-Goma (RCD-Goma)?

Vraag 5.

Hoe denkt de Nederlandse regering over het voorstel van Human Rights Watch (HRW) om via de VN- Veiligheidsraad een onderzoek in te stellen naar de toedracht van de geweld-dadigheden in Kisangani?

Antwoord 1 en 5

Volgens een verklaring van MONUC, uitgegeven op 29 mei, heeft in de morgen van 14 mei een groep militairen de lokale radio (RTNC) overgenomen en de bevolking opgeroepen tot etnisch geweld, vermoedelijk gericht tegen Rwandezen. Vervolgens zijn represailles uitgevoerd door de 'de facto' autoriteit van Kisangani, de RCD-Goma.

De exacte toedracht van de gewelddadigheden die hebben plaatsgevonden is niet gemakkelijk te duiden. Dat de toedracht een opstand (of muiterij) zou kunnen zijn geweest van de lokale bevolking tegen een bezettende macht is geloofwaardig. De bevolking van Kisangani leeft al jarenlang onder erbarmelijke omstandigheden, terwijl de lang beloofde demilitarisatie van de stad nog steeds op zich laat wachten. Denkbaar is eveneens dat de gebeurtenissen zouden zijn geïnstigeerd door de RCD-Goma en/of Rwanda. De RCD/Goma bevindt zich, sinds het medio april gesloten akkoord tussen Kabila en Bemba, in een zwakkere positie en heeft op deze wijze mogelijk haar macht willen herbevestigen. Dit alles is echter zeer moeilijk te verifiëren.

Asma Jahangir, speciale VN rapporteur voor buitengerechtelijke en willekeurige executies, is op 16 juni een onderzoek gestart naar de gebeurtenissen die in mei in Kisangani hebben plaatsgevonden. Op basis van dit onafhankelijke onderzoek komt mogelijk meerduidelijkheid over de toedracht en het verloop van de gebeurtenissen. De Nederlandse Regering vindt het van groot belang dat dit onderzoek plaatsvindt.

Vraag 2

Wat heeft Nederland, al dan niet in internationaal verband, ondernomen om er bij de Rwandese autoriteit op aan te dringen op beëindiging van de gewelddadigheden en om opheldering te vragen over de rol van RCD-Goma?

Antwoord 2

De mensenrechtenambassadeur heeft tijdens haar bezoek aan de regio van 13 tot en met 24 mei jongstleden diverse gesprekspartners om opheldering gevraagd over de gebeurtenissen (zie ook het antwoord op vraag 11).

In een verklaring van de EU zijn de gebeurtenissen in Kisangani scherp veroordeeld en zijn alle betrokkenen bij het conflict opgeroepen het geweld te staken, zich te houden aan het Lusaka-akkoord en aan verplichtingen voortvloeiend uit Veiligheidsraadresoluties over de demilitarisatie van Kisangani. De Veiligheidsraad heeft zich in soortgelijke bewoordingen uitgelaten. Tevens heeft speciaal gezant voor de Europese Unie Ajello, tijdens zijn bezoek aan de Grote Merenregio eind mei, alle betrokken partijen (de RCD-Goma en de overheden van de DRC en Rwanda) om opheldering gevraagd over de gebeurtenissen. Sterk afwijkende lezingen kwamen hierbij naar voren. De Speciaal Gezant heeft instemming kunnen verkrijgen van alle partijen voor een onafhankelijk onderzoek.

Vraag 3.

Hoe schat de Nederlandse regering de rol van de RCD-Goma in, in relatie tot de Rwandese regering? Stuurt Rwanda de facto de RCD-Goma aan? Wat betekent deze analyse voor het oordeel van de Nederlandse regering over het feit dat de RCD-Goma het akkoord van Sun City niet heeft medeondertekend?

Antwoord 3

Het is bekend dat Rwanda een grote invloed uitoefent op de RCD-Goma en belang heeft bij een voor hen voordelige uitkomst van de Inter Congolese Dialoog. In EU verband is er dan ook na Sun City bij Rwanda op aangedrongen al haar invloed aan te wenden de RCD-Goma te bewegen zich aan te sluiten bij het bereikte akkoord. Nederland steunt het initiatief tot bemiddeling door twee hoge diplomaten van de VN en de OAU tussen alle betrokken partijen om alsnog te komen tot een inclusief akkoord.

Vraag 6.

In hoeverre vindt, conform de VN-resoluties, in het gebied rondom Kisangani demilitarisatie van Rwandese en Ugandese troepen plaats?

Antwoord 6

Voor zover bekend hebben Ugandese en Rwandese troepen zich al enige tijd geleden teruggetrokken uit gebied rond Kisangani; wel is er een sterke presentie van de RCD-Goma. Sinds de ongeregeldheden van enkele weken geleden zijn militairen gesignaleerd in de stad die Kinyarwanda spreken, waarvan aangenomen kan worden dat zij tot het Rwandese leger behoren. Ugandese troepen hebben zich, aldus Uganda, voor een groot deel teruggetrokken uit de DRC en zijn slechts met ongeveer 3000 militairen aanwezig aan de Ugandese grens. Of deze terugtrekking daadwerkelijk heeft plaatsgevonden dient evenwel nog geverifieerd te worden.

Vraag 7.

Hoe schat de Nederlandse Regering de huidige mensenrechtensituatie in Rwanda zelf in, gezien de reeks van (tijdelijke) arrestaties in Rwanda, waaronder arrestaties van mensen die actief zijn in de partij van Bizimungu en medewerkers van de mensenrechtenorganisatie Liprodhor?

Antwoord 7

Het is duidelijk dat, in de aanloop naar het einde van de transitieperiode, de controle van de staat op het openbare leven in Rwanda toe neemt. Politieke en burgerlijke vrijheden worden beknot en de vrijheid van meningsuiting wordt ernstig ingeperkt. Voorbeeld van bovengenoemde inperking van politieke vrijheden is de recente arrestatie van voormalig president Bizimungu en mensen actief in zijn partij.

De Nederlandse Regering is van mening dat de snel toenemende beperking van vrijheid van meningsuiting, pers en organisatie in Rwanda leidt tot toenemende spanningen in het land en afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het streven van de Rwandese regering om te komen tot democratisering en een nieuwe democratische grondwet. In EU verband zijn de Rwandese autoriteiten aangesproken op de recente arrestaties van onder meer voormalig president Bizimungu. Ook is, opverzoek van Nederland, tijdens dit gesprek navraag gedaan naar de reden voor de arrestatie van medewerkers van de mensenrechtenorganisatie Liprodhor.

Vraag 8.

Is het waar dat Rwandezen met een kritisch geluid ten aanzien van de Rwandese regering in toenemende mate tegengewerkt worden en al dan niet 'verdwijnen' of zonder vorm van aanklacht gedetineerd worden?

Antwoord

Hoewel inderdaad sprake is van intimidaties en politiek gemotiveerde arrestaties (zoals ook verwoord in het antwoord op vraag 7) is niet bekend dat er sprake zou zijn van 'verdwijningen'.

Vraag 9.

Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de Nederlandse bilaterale inzet die werkt met een Memorandum of Understanding (MoU) waarin onder andere de Rwandese inzet in het vredesproces in de DRC als belangrijk ijkpunt wordt beschouwd?

Vraag 10.

Hoe wordt het proces van monitoring van de MoU met Rwanda vormgegeven wat is daarbij de rol van de civil society in het Grote Merengebied zelf en daarbuiten? Is er sprake van samenwerking met andere donoren in dit verband?

Antwoord 9 en 10

In het najaar van 2002 zal het MoU door onafhankelijke consultants worden gemonitord. Bij dit proces zullen zowel de Rwandese overheid, civil society, donoren en buitenlandseNGO's betrokken worden. Aan de hand van dit onafhankelijke rapport zal Nederland verder invulling geven aan beleidsdialoog met Rwanda.

Monitoring van het MoU zal zo mogelijk plaatsvinden met het Britse DfID. Daartoe zijn thans gesprekken met DfID gaande.

Vraag 4.

In hoeverre spreken de donoren Rwanda nog serieus aan om zich alsnog constructief op te stellen in het vredesproces in de Democratische Republiek Congo (DRC)?

Vraag 11.

In hoeverre heeft de speciale ambassadeur voor de mensenrechten tijdens haar bezoek aan Rwanda bovengenoemde zaken aan de orde gesteld?

Antwoord 4 en 11

Rwandese betrokkenheid bij het vredesproces in de DRC is voortdurend een punt van discussie tussen donorgemeenschap en Rwandese regering.

Tijdens haar bezoek aan Rwanda heeft de Mensenrechtenambassadeur gesproken met zowel de publieke als private media, lokale en internationale mensenrechtenorganisaties en organisaties van overlevenden van de genocide (Ibuka en Avega). Aan overheidszijde is gesproken met speciaal gezant voor de Grote Meren Patrick Mazimhaka, openbare aanklager Gerald Gahima en Secretaris Generaal van het ministerie van Buitenlandse Zaken Joseph Mutaboba. Daarnaast heeft zij gesproken met leden van de nationale mensenrechtencommissie en de nationale constitutionele commissie en is een bezoek gebracht aan de centrale gevangenis in Kigali. Tijdens alle gesprekken zijn bovengenoemde onderwerpen (zowel de betrokkenheid van Rwanda in de DRC als de interne mensenrechtensituatie) uitvoerig aan de orde geweest.


1) HRW. Congo: Kisangani Residents Again Under Fire Rwanda's Congolese Proxy Force Killing Civilians, Closing Civil Society Groups (New York, May 24, 2002)


Kenmerk

Blad /1

===