Gemeente Utrecht

UTRECHT BEREIKT MET ARMOEDEBELEID 80% VAN DOELGROEP

De gemeente Utrecht bereikt met haar regelingen voor financiële steun aan huishoudens met een minimuminkomen vier op de vijf huishoudens die daar recht op hebben. In Utrecht heeft 14% van de huishoudens een laag inkomen. Dit is minder dan in de andere grote steden, maar meer dan in Nederland. Meer dan de helft van de eenoudergezinnen heeft een laag inkomen. Deze cijfers komen uit de eerste 'Armoedemonitor' van de gemeente Utrecht. Deze monitor verschijnt tegelijkertijd met een koopkrachtonderzoek onder minima van het NIBUD.

Armoedebeleid is een speerpunt in het beleid van het college van burgemeester en wethouders. 'Er komt meer geld beschikbaar voor de bestrijding van armoede' luidt één van de tien beloften van het college van b en w. De Armoedemonitor is bedoeld om de ontwikkeling en de effecten van het armoedebeleid te volgen, de monitor wordt voortaan periodiek gehouden.

Bereik verschillende regelingen

Utrecht bereikt met de financiële ondersteuning van minima vier op de vijf huishoudens, die daar recht op hebben. Met name het bereik onder mensen met een bijstandsuitkering is groot, zij ontvangen meestal automatisch de financiële steun. Bij huishoudens die geen bijstand ontvangen is nog een verbetering van het bereik mogelijk.

Meer dan 13.400 huishoudens maken gebruik van kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen. Deze regeling heeft de laagste inkomensgrens. Deze ligt op het sociaal minimum, zodat ook zelfstandig wonende studenten ervoor in aanmerking kunnen komen.

Eén op de drie hurende huishoudens in Utrecht maakt gebruik van huursubsidieregeling, in totaal bijna 20.000 huishoudens (inkomensgrens 140% sociaal minimum).

De Utrechtse regelingen richten zich op specifieke doelgroepen. De inkomensgrenzen verschillen per regeling zodat niet ineens alle financiële steun wegvalt als het inkomen toeneemt.

14% huishoudens heeft laag inkomen.

De stad Utrecht telde vorig jaar 15.900 huishoudens met een laag inkomen (14% van alle huishoudens). Dit aandeel is lager dan in de andere grote steden, maar hoger dan gemiddeld in Nederland. Naar schatting leven 11.500 huishoudens op of rond het minimum. Ongeveer 8.000 van deze huishoudens leven al meer dan drie jaar op of rond dit sociaal minimum. (Studenten worden in deze statistieken niet meegeteld.)

Van de eenoudergezinnen in Utrecht heeft meer dan de helft een laag inkomen, dit sluit aan bij het landelijke beeld. Van de Utrechtse huishoudens ontvangt 7% bijstand. Ook in de bijstand zijn er meer eenoudergezinnen, van de Utrechtse kinderen leeft 13% in een huishouden dat bijstand ontvangt.

Utrecht kent grote verschillen tussen de wijken. Vooral in Noordwest, Overvecht en Zuidwest heeft een groot aandeel van de huishoudens een laag inkomen en ontvangen veel van de huishoudens bijstand.

Koopkrachtonderzoek NIBUD

Ook het NIBUD onderzoekt jaarlijks de effecten van het Utrechtse armoedebeleid. Het NIBUD meet de effecten van de regelingen op de koopkracht in de vorm van een zogeheten minima-effectrapportage (MER). Het nieuwe NIBUD-onderzoek komt tegelijkertijd met de Utrechtse Armoedemonitor uit.

Het NIBUD verdeelt de uitgaven per huishouden in 4 categorieën De regelingen van het Utrechtse armoedebeleid sluiten aan bij de categorieën 'vaste lasten' (woonlastenfonds, kwijtschelding belastingen, verzekeringspakket), reserveringsuitgaven (categoriale bijzondere bijstand duurzame gebruiksgoederen) en het restpakket (U-pas, participatietoeslag voor gezinnen met kinderen). Buiten deze categorieën wordt maatwerk geboden in de vorm van de bijzondere bijstand en schuldhulpverlening.

Volgens de gemeente Utrecht doet deze opzet het meest recht aan het uitgangspunt dat het rijk primair verantwoordelijk is voor de inkomens. Afhankelijk van de persoonlijke situatie kunnen echter bijdragen nodig zijn als de vaste lasten oplopen of als de ruimte in het budget voor reservering steeds verder terugloopt. Ook vindt Utrecht dat huishoudens met een laag inkomen wel de mogelijkheid moeten hebben om te participeren en te recreëren.

De drie belangrijkste aanbevelingen van het NIBUD luiden:


1. Verbeter koopkracht van gezinnen met kinderen.


2. Hanteer binnen één regeling voor alle huishoudentypen een gelijk percentage boven het bijstandsniveau.


3. Hanteer voor de eenpersoonshuishoudens in het woonlastenfonds geen vast bedrag maar een percentage van het rekeninkomen (is belastbaar inkomen).

Utrecht, 27 juni 2002.