Actueel
De Hoge Raad doet uitspraak in een zaak tegen een van omvangrijk
wapenbezit verdacht persoon
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum actualiteit: 2-07-2002
Samenvatting door de griffier van de Hoge Raad der Nederlanden (buiten
verantwoordelijkheid van de Hoge Raad)
De Hoge Raad doet uitspraak in een zaak tegen een van omvangrijk
wapenbezit verdacht persoon.
In zaak nr. 01439/01 heeft de Strafkamer op 2 juli 2002 uitspraak
gedaan.
Tegen verdachte is door het Openbaar Ministerie een vervolging
ingesteld wegens omvangrijk wapenbezit. In die vervolging is het
Openbaar Ministerie in hoger beroep door het Gerechtshof te Amsterdam
om een aantal redenen niet-ontvankelijk verklaard.
Het openbaar ministerie heeft cassatie bij de Hoge Raad ingesteld.
De Hoge Raad behandelt in het arrest de volgende vragen:
1. Heeft het Hof het uitgesproken arrest op de juiste wijze openbaar
gemaakt?
In deze zaak bevatte alleen het voor verdachte, zijn advocaat, en het
Openbaar Ministerie bestemde exemplaar van het arrest van het Hof de
complete tekst. Voor derden was slechts een gecensureerde versie
beschikbaar. Het Openbaar Ministerie was het niet eens met de wijze
waarop het Hof zijn arrest voor derden openbaar had gemaakt.
De Hoge Raad oordeelt dat in het onderhavige geval niet is voldaan aan de wettelijke verplichting van openbaarmaking van de uitspraak nu in het door het Hof openbaar gemaakte arrest tekstgedeelten zijn doorgehaald die tot nadere motivering van het arrest strekten.
2. Is er sprake geweest van een dusdanig onrechtmatig optreden van de
met opsporing belaste ambtenaren dat dit kon leiden tot
niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie?
De betreffende onrechtmatigheden werden door het Hof als volgt
weergegeven:
De Officier van Justitie zou zich niet gehouden hebben aan een
geheimhoudingsplicht over de rol van verdachte als informant van
justitie, aangezien gegevens daarover zouden zijn doorgegeven aan de
Tweede Kamercommissie Kalsbeek en de BVD. Verder zouden de gesprekken
van de Officier van Justitie met verdachte ten onrechte zijn
voortgezet hoewel de Minister had verzekerd dat die gesprekken zouden
zijn stopgezet.
De Hoge Raad oordeelt dat onrechtmatigheden, ook indien deze voor
rekening komen van het openbaar ministerie, doch die zich niet hebben
voorgedaan in het kader van het onderzoek naar het aan de verdachte
tenlastegelegde feit, niet kunnen leiden tot niet-ontvankelijkheid van
het openbaar ministerie in de vervolging van dat feit. De genoemde
onrechtmatigheden vonden niet plaats binnen dit kader, zodat de
beslissing van het Hof niet in stand kan blijven.
De omstandigheid dat was gebleken dat een zittingsmicrofoon had
opengestaan terwijl verdachte werd verhoord achter gesloten deuren
doet hier niet aan af, nu naar het oordeel van de Hoge Raad het Hof
niet onbegrijpelijk heeft vastgesteld dat de microfoons per ongeluk
hebben opengestaan.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en verwijst de zaak
naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande
hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De volledige tekst van het arrest in deze zaak (HR 2 juli 2002, nr.
01439/01) is gepubliceerd op deze website.
Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AE4767
(Zie het originele bericht)