Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
TRCJZ/2002/6988
datum
02-07-2002

onderwerp
Rechterlijke uitspraak herprioritering bestrijdingsmiddelen

bijlagen

Geachte Voorzitter,

Met deze brief informeer ik u - mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer - omtrent de uitspraak die het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) op 2 juli jl. heeft gedaan in de rechtszaak die door de milieubeweging is aangespannen tegen de procedurele verlengingen die het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen (CTB) vorig jaar heeft afgegeven in het kader van de prioritering van de herbeoordeling van bestrijdingsmiddelen. Die prioriteringsoperatie is noodzakelijk gebleken omdat de capaciteit van het CTB ontoereikend is om alle bestrijdingsmiddelen vooruitlopend op de beoordeling van de betrokken werkzame stoffen in Europees verband te herbeoordelen. Het CTB heeft derhalve de toelatingen van die bestrijdingsmiddelen waarvan de werkzame stoffen een gunstig risicoprofiel hebben, procedureel verlengd tot het tijdstip waarop de betrokken werkzame stoffen in Europees verband worden herbeoordeeld. Uw kamer is van deze operatie op de hoogte gehouden.

datum
02-07-2002

kenmerk
TRCJZ/2002/6988

bijlage

Het CBb heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het CTB opgedragen om opnieuw op de bezwaarschriften, waartegen het beroep was ingesteld, te besluiten. Thans is uitsluitend dit dictum beschikbaar, zodat de motivering van de rechter voor deze uitspraak onbekend is. Ik kan daar dan nu ook geen uitspraken over doen.

Het spreekt voor zich dat de overheid deze rechterlijke uitspraak zal respecteren en handhavend zal optreden tegen verhandeling en gebruik van de betrokken bestrijdingsmiddelen. Het reguliere handhavings- en vervolgingsbeleid zal hierop van toepassing zijn, waarbij het accent vooral zal komen te liggen op het verstrekken van waarschuwingen aan de betrokkenen dat de geconstateerde handelingen niet zijn toegestaan. In bijzondere situaties bestaat de mogelijkheid dat een proces-verbaal wordt opgelegd. Tot deze handhavingsaanpak is besloten na overleg met het Openbaar Ministerie.

In dit verband wijs ik er op dat bij de totstandkoming van het wetsvoorstel tot wijziging van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 ter implementatie van de biociden richtlijn een voorziening is getroffen ter versterking van de wettelijke grondslag van de prioriterings-operatie. Tijdens de parlementaire behandeling van genoemd wetsvoorstel heeft uw kamer een amendement van de leden Feenstra en Udo aangenomen (het nieuwe artikel 25d Bmw) dat ertoe strekt bestrijdingsmiddelen waarvan de werkzame stoffen in het kader van de prioriteringsoperatie door het CTB worden aangewezen, van rechtswege toe te laten. Deze toelatingen van rechtswege zullen met terugwerkende kracht in de plaats komen van de door het CTB vastgestelde procedurele verlengingen. Dit wetsvoorstel is op 18 juni jl. door de Eerste Kamer aangenomen en zal, mede vanwege de procedures die ingevolge de Tijdelijke referendumwet moeten worden gevoerd, over enkele maanden in werking treden.

Of eventuele processen-verbaal tot een verdere vervolging zullen leiden is afhankelijk van de beoordeling van het Openbaar Ministerie en de strafrechter van de strafwaardigheid van de geconstateerde overtredingen. Naar verwachting zal de op handen zijnde wettelijke voorziening van artikel 25d Bmw hierop van invloed zijn.

Teneinde over deze wettelijke voorziening en over het te voeren handhavingsbeleid in afwachting van de inwerkingtreding van die voorziening duidelijkheid te laten bestaan, is in het kader van de in artikel 25d Bmw voorgeschreven voorhangprocedure bij afzonderlijk brief van 21 juni jl. aan beide kamers der Staten-Generaal bekendheid gegeven aan de lijst van werkzame stoffen die het CTB hiervoor heeft aangewezen.

De staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

G.H. Faber


---