CBS
Werkdruk terug op niveau 1996
In 2001 werkte 30 procent van de werkenden onder hoge tijdsdruk. Dat is evenveel als in 1996. Verder gaf 41 procent van de werkenden in 2001 aan regelmatig in een hoog tempo te moeten werken. De stijging van de werkdruk na 1996 is hiermee ongedaan gemaakt. Werkenden hebben in 2001 meer zeggenschap en verantwoordelijkheden in hun werk gekregen dan in het jaar daarvoor. De lichamelijke werkbelasting is licht gestegen. Dit blijkt uit nieuwe CBS-gegevens over arbeidsomstandigheden.
Werkdruk eerst gestegen en vervolgens gedaald
In 2001 werkte 30 procent van de werkenden regelmatig onder hoge tijdsdruk. In de periode 1996 -1998 is dit percentage gestegen van 30 naar 33. Na 1999 trad echter een daling op, waardoor het aandeel werkenden onder hoge tijdsdruk in 2001 weer op het niveau van 1996 ligt.
In 2001 gaf verder 41 procent van de werkenden aan regelmatig in een hoog tempo te moeten werken. Ook dit percentage is even hoog als in 1996. In de tussenliggende jaren varieerde het percentage licht.
De werkdruk wordt bepaald door het werktempo en de tijdsdruk. Per saldo was de werkdruk in 2001 even hoog als in het jaar daarvoor. De werkdruk is het hoogst in de horeca en in de sector vervoer en communicatie: 36 procent van de mensen werkte er onder hoge tijdsdruk tegenover 30 procent gemiddeld.
Meer zeggenschap en verantwoordelijkheden
Werkenden hebben in 2001 meer autonomie in hun werk gekregen. De stijging in de laatste jaren werd daarmee voortgezet. In 2001 kon 72 procent van de werkenden zelf beslissen over de uitvoering van het werk. Vijf jaar eerder lag dit percentage nog op 68.
Ook kunnen werkenden vaker zelf de volgorde bepalen waarin ze hun werk verrichten. In 1996 ging het om 71 procent van de werkenden, terwijl vorig jaar 74 procent de volgorde van het te verrichten werk zelf kon bepalen. Een laatste voorbeeld van grotere zeggenschap blijkt uit het opnemen van verlof. Vijf jaar geleden gaf 68 procent van de werkenden aan vrij te zijn in het opnemen van verlof, vorig jaar was dit gestegen tot 73 procent.
Lichamelijke werkbelasting licht gestegen
De meest voorkomende vormen van lichamelijke werkbelasting zijn langdurig met het bovenlichaam in dezelfde houding werken, repeterende bewegingen en beeldschermwerk. In 2001 heeft zo'n 45 procent van de werkenden hier regelmatig mee te maken gehad. Dat is twee à drie procentpunten hoger dan in 2000.
In 2001 werkte 45 procent van de werkenden regelmatig achter een beeldscherm, in 1996 was dit nog 38 procent. Vooral in de sectoren financiële en zakelijke dienstverlening en handel is het percentage mensen dat met een computer werkt meer dan gemiddeld gestegen. In 1996 was de sector financiële en zakelijke dienstverlening al koploper wat beeldschermwerk betreft: 68 procent van de werkenden werkte er regelmatig met een computer. In 2001 is het verschil met andere sectoren nog groter: maar liefst 78 procent van de werkenden in de financiële en zakelijke dienstverlening deed regelmatig beeldschermwerk.
Technische toelichting
De cijfers over arbeidsomstandigheden hebben betrekking op de werkzame beroepsbevolking. Hiertoe behoren alle mensen die twaalf uur of meer per week werken. Hoge werkdruk en lage autonomie kunnen tot psychische klachten zoals burn-out leiden en daarmee tot arbeidsuitval. Uit lichamelijke belasting kunnen lichamelijke klachten voortkomen waardoor eveneens arbeidsuitval kan ontstaan. De gegevens zijn afkomstig uit het Permanent Onderzoek Leefsituatie en de Enquête Beroepsbevolking van het Centraal Bureau voor de Statistiek, en zijn op verzoek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verzameld.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de persdienst van het CBS. Tel. (070) 337 58 16 Fax (070) 337 59 71 E-mail: persdienst@cbs.nl
PB02-136
2 juli 2002
9.30 uur
Centraal Bureau voor de Statistiek
Het CBS
is een dienst van
het Ministerie van
Economische Zaken