European Commission
IP/02/966
Brussel, 1 July 2002
Commissie ziet mededingingsbezwaren in samenwerkingsovereenkomst Air
France en Alitalia
De Europese Commissie heeft Air France en Alitalia meegedeeld dat zij
ernstige twijfel heeft dat hun samenwerkingsovereenkomst in zijn
huidige vorm goedgekeurd kan worden. Algemeen genomen draagt de
alliantie, die eind vorig jaar werd aangemeld met het oog op
goedkeuring, bij tot technische en economische vooruitgang, gezien de
verbeterde aansluitmogelijkheden, de kostenbesparingen en
synergie-effecten die de partijen behalen. Toch zal de overeenkomst de
concurrentie op belangrijke routes tussen Frankrijk en Italië sterk
verminderen, onder meer op de routes tussen Parijs en Rome of Milaan;
een dergelijke ontwikkeling zou niet in het belang zijn van de
passagiers op deze routes. De Commissie vraagt Alitalia en Air France
na te denken hoe deze problemen het best aangepakt kunnen worden zodat
er een oplossing komt waardoor deze alliantie kan doorgaan en
terzelfder tijd de consumenten beschermd worden en de EU-regelgeving
nageleefd wordt.
Bilaterale samenwerkingsovereenkomsten in de luchtvaartsector, en met
name tussen nationale luchtvaartmaatschappijen, schakelt vaak de
concurrentie op de betrokken routes uit, omdat de maatschappijen
afspraken over nagenoeg alles - van capaciteit en vluchtschema's tot
prijzen. De ervaring van de Commissie op dit gebied heeft geleerd dat
dergelijke beperkende overeenkomsten alleen goedgekeurd kunnen worden
wanneer voorwaarden gecreëerd worden om voor de consumenten
keuzemogelijkheden en concurrerende prijzen in stand de houden.
In november 2001 meldden Air France en Alitalia bij de Commissie een aantal samenwerkingsovereenkomsten aan, met het verzoek om een ontheffing op grond van de mededingingsregels, meer bepaald Verordening 3975/87. In deze verordening is nader uitgewerkt hoe de EU-concurrentieregels in de luchtvaartsector van toepassing zijn.
Deze overeenkomsten hebben een dubbel doel. Ten eerste willen ze
Alitalia integreren in de wereldwijde SkyTeam-alliantie die opgericht
werd door Air France en Delta Air Lines, de op twee na grootste
luchtvaartmaatschappij in de VS. Daarnaast willen ze een verregaande,
langlopende strategische bilaterale alliantie uitbouwen, die gebaseerd
is op nauwe samenwerking tussen de partijen. De overeenkomsten zouden
ook interconnectie opleveren tussen de respectieve hubs van de beide
maatschappijen, Paris-Charles de Gaulle, Roma Fiumicino en Milano
Malpensa.
In zijn huidige samenwerkingsovereenkomst dreigt de concurrentie
tussen Air France en Alitalia aanzienlijk te verstoren omdat beide
maatschappijen afspraken zullen maken over passagierscapaciteit, de
frequentie van de vluchten en de prijzen voor vluchten tussen
Frankrijk en Italië. Evenals bij andere bilaterale overeenkomsten in
de luchtvaartsector hebben de afspraken tussen Air France en Alitalia
verder nog betrekking op code-sharing, het delen van inkomsten en het
poolen van frequent flyer-programma's.
Samen zullen Air France en Alitalia controle hebben over nagenoeg het
volledige verkeer op een aantal routes tussen de beide landen, onder
meer op de routes Parijs-Rome, Parijs-Milaan en Parijs-Venetië waar
het marktaandeel van de beide maatschappijen bijzonder groot is. Het
bundelen van de krachten van de beide nationale maatschappijen zal het
voor derde partijen ook moeilijk maken om in de toekomst op de
betrokken routes te gaan vliegen.
Op 8 mei van dit jaar publiceerde de Commissie een samenvatting van de
samenwerkingovereenkomsten in het EG-Publicatieblad, waarbij zij
derden in de gelegenheid stelde hun opmerkingen kenbaar te maken.
Volgens Verordening 3975/87 begint met de publicatie van de
samenvatting een periode van 90 dagen te lopen, waarbinnen de
Commissie moet besluiten of zij al dan niet twijfel kenbaar maakt.
Maakt zij geen ernstige twijfel kenbaar, dan is de overeenkomst
automatisch vrijgesteld voor een periode van zes jaar, te beginnen
vanaf de datum van publicatie.
In een mededeling van punten van bezwaar heeft de Commissie de
partijen geïnformeerd dat zij mededingingsbezwaren had en dat zij, in
deze fase van de procedure, geen ontheffing kon verlenen op de
concurrentieregels. Een en ander laat de uitkomst van de procedure
onverlet, noch wordt afbreuk gedaan aan het recht van de ondernemingen
zich te verdedigen.
De heer Mario Monti, Commissaris voor concurrentiezaken, verklaarde in
dit verband: "De uiteindelijke afloop van deze zaak zal afhangen van
het antwoord van Air France en Alitalia, en vooral van hun vermogen om
voorwaarden te scheppen die het voor nieuwe concurrenten mogelijk
maken op de getroffen routes te gaan vliegen. Anders zouden passagiers
weinig of geen keuzemogelijkheden meer hebben en krijgen ze te maken
met potentieel hogere prijzen. Ik roep de beide
luchtvaartmaatschappijen dan ook op zo snel mogelijk besprekingen met
de Commissie aan te vatten om naar mogelijke oplossingen te zoeken."
Achtergrond
De Commissie heeft al diverse bilaterale allianties tussen nationale
luchtvaartmaatschappijen in Europa onderzocht en steeds werd er een
oplossing gevonden die garandeert dat consumenten beschikken over
voldoende keuzemogelijkheden en concurrerende prijzen. Het recentste
voorbeeld was de partnerschapsovereenkomst tussen Lufthansa en
Austrian Airlines. Daar stemden de beide luchtvaartmaatschappijen er
onder meer mee in om op hun respectieve hubs slots vrij te geven in
een voldoende aantal en op voldoende attractieve tijdstippen om andere
maatschappijen aan te moedigen vluchten te exploiteren tussen
Oostenrijk en Duitsland, waar er anders een monopolie gecreëerd was.
Een eindbeschikking in de zaak-Lufthansa/AuA wordt voor binnenkort
verwacht.